Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de uitspraak van het gerechtshof Den Haag over de sepotbeslissingen van het Openbaar Ministerie inzake de aangifte van knevelarij en beroepsmatige discriminatie en de aangifte van dwang door misbruik van gezag en lasterlijke aanklacht (Kamerstuk 31066-1095)
2022D41289 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 12 oktober 2022 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over zijn op 6 en 14 juli toegezonden
brieven inzake Uitspraak van het gerechtshof Den Haag over de sepotbeslissingen van
het Openbaar Ministerie inzake de aangifte van knevelarij en beroepsmatige discriminatie
en de aangifte van dwang door misbruik van gezag en lasterlijke aanklacht (Kamerstuk
31 066, nrs. 1095 en 1087).
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Van den Bos
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief en hebben verder geen
vragen.
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heet kennisgenomen van de brief van het kabinet en wil daarover een
aantal vragen stellen.
Waarom heeft het kabinet in eerste instantie aangifte gedaan van beroepsmatige discriminatie
en knevelarij, maar vervolgens verweer gevoerd in de art. 12 Sv. klachtprocedure?
Het Openbaar Ministerie heeft afgezien van vervolging, maar heeft er ook geen (opsporings)onderzoek
naar gepleegde strafbare feiten plaatsgevonden?
Indien een (opsporings)onderzoek heeft plaatsgevonden, door wie is dit onderzoek uitgevoerd
en kunt u de op dit onderzoek betrekking hebbende stukken, processen-verbaal en uitkomsten
ter beschikking stellen aan de Kamer?
Is het kabinet het met het lid Omtzigt eens dat het bij een aangifte van een dermate
ernstig delict als beroepsmatige discriminatie noodzakelijk is om op z’n minst een
opsporingsonderzoek te laten plaatsvinden, teneinde te laten vaststellen welke strafbare
feiten zijn gepleegd en door wie deze zijn gepleegd?
Kunt u de correspondentie en communicatie tussen Openbaar Ministerie en de Belastingdienst
en/of het kabinet alsmede correspondentie met en adviezen van de landsadvocaat – waaronder
mede begrepen documenten, verslagen en rapporten – over de vervolging van beroepsmatige
discriminatie en knevelarij ter beschikking stellen?
In het verleden – vóór de recente wijziging van het Wetboek van Strafrecht – zijn
politieambtenaren die bij de uitoefening van hun functie op onjuiste wijze geweld
gebruikten strafrechtelijk vervolgd en in ieder geval onderworpen aan een (opsporings)onderzoek.
Is er geen sprake van rechtsongelijkheid nu ambtenaren die zich schuldig hebben gemaakt
aan beroepsmatige discriminatie in tegenstelling tot politieambtenaren niet worden
vervolgd of immuniteit wordt verleend?
Wat is het standpunt van het kabinet ter zake van immuniteit tegen strafvervolging
van ambtenaren? Is hier geen sprake van rechtsongelijkheid ten opzichte van de «gewone»»
burger?
Uit de brief van 12 maart 20211 en het Verslag van een wetgevingsoverleg, vastgesteld op 11 oktober 20222, blijkt, dat minimaal 13 wetten door het kabinet zijn overtreden, waaronder de Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG) en daarnaast is geconstateerd dat sprake is
geweest van beroepsmatige discriminatie. Voor dit laatste is ook aangifte gedaan door
het kabinet. Voorts is geconstateerd dat de Archiefwet op diverse punten is overtreden.
Is het kabinet voornemens aangifte te doen van de overtreding door Ministers en Staatssecretarissen
van art. 3553 3° en 4° Sr. en/of art. 3564 Sr. en indien dit niet het geval is, waarom niet?
Deelt de Minister dat er jarenlang (minstens) dertien wetten overtreden zijn?
Kunt u per wet (van die dertien) aangeven wanneer de Staatssecretaris (van financiën)
en/of de Minister hiervan op de hoogte waren of hadden kunnen zijn?
Bent u ervan op de hoogte dat er een aangifteplicht geldt bij een vermoeden van een
ambtsmisdrijf?
Is er volgens u bij een van de 13 wetten of bij andere overtredingen een vermoeden
tot een ambtsmisdrijf zoals beschreven in artikel 355 van het Wetboek van Strafrecht?
In het artikel staat dat met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete
van de vierde categorie, worden gestraft de hoofden van ministeriële departementen
die ten eerste hun medeondertekening verlenen aan koninklijke besluiten of koninklijke
beschikkingen, wetende dat daardoor de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen
van inwendig bestuur van de staat worden geschonden. Ten tweede de hoofden van ministeriële
departementen die uitvoering geven aan koninklijke besluiten of koninklijke beschikkingen,
wetende dat deze niet van de vereiste medeondertekening van een der hoofden van de
ministeriële departementen zijn voorzien. Ten derde de hoofden van ministeriële departementen
die beschikkingen nemen of bevelen geven of bestaande beschikkingen of bevelen handhaven,
wetende dat daardoor de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van inwendig
bestuur van de staat worden geschonden. Ten vierde de hoofden van ministeriële departementen
die opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere
wetten of algemene maatregelen van inwendig bestuur van de staat, voor zover die uitvoering
wegens de aard van het onderwerp tot hun ministeriële departementen behoort of uitdrukkelijk
hun is opgedragen.
Is er volgens u bij een van de 13 wetten of bij andere overtredingen een vermoeden
tot een ambtsmisdrijf zoals beschreven in artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht?
In het artikel staat dat met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van
de derde categorie worden gestraft de hoofden van ministeriële departementen aan wier
grove schuld te wijten is dat de in artikel 355, onder 4°, omschreven uitvoering wordt
nagelaten.
Is ter zake advies aan de landsadvocaat gevraagd? Of is er ander juridisch advies
gevraagd?
Als er advies gevraagd is, kunt u dat dan zeggen wanneer advies is uitgebracht en
door wie, zowel schriftelijk als mondeling? Kunt u al die adviezen ter beschikking
stellen aan de Kamer?
Waarom staat op de website van de rijksoverheid de Bijlage 2 – Notitie handelsperspectief
ambtsmisdrijven (2 december 2019) niet meer online?5 Kunt u die opnieuw online zetten en naar de Kamer sturen?
Bent u bekend met het feit dat de inspectie overheidsinformatie en erfgoed op 3 oktober
heeft geconcludeerd dat de instructie bewaren chatberichten niet voldoet aan de Archiefwet?
Kunt u aangeven waarom art. 355 3° en 4° Sr. en/of art. 356 Sr hier wel of niet van
toepassing zijn en kunt u dat heel precies juridisch onderbouwen?
Vanaf welk moment wist de Minister-President of had hij kunnen weten dat hij niet
voldeed aan de Archiefwet met zijn wijze van archiveren? Kunt u hierop een heel precies
antwoord geven?
Ziet u aanleiding tot het doen van aangifte vanwege ambtsmisdrijven vanwege een vermoeden
van ambtsmisdrijven begaan door bewindspersonen en/of ambtenaren? Kunt u dit uitgebreid
onderbouwen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.L. van den Bos, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.