Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven (Kamerstuk 29398-1019)
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 1022 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 oktober 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 5 september
2022 over het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband
met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven (Kamerstuk 29 398, nr. 1019).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 september 2022 aan de Minister van Justitie en
Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 12 oktober 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
4
II
Antwoord / Reactie van de Minister
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit van
de Minister en willen haar nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen in het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage
bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv)
dat het indexeerpercentage 8,6% bedraagt voor het kalenderjaar 2023. Dit percentage
is bepaald op basis van het huidige inflatiecijfer. Deze leden constateren dat het
kabinet in ruime mate ondersteuning biedt aan mensen omdat de hoge inflatie grote
negatieve gevolgen heeft voor het besteedbaar inkomen van Nederlanders. Deze leden
vragen de Minister nader toe te lichten op welke wijze de breed gevoelde noodzaak
om deze ondersteuning te bieden is meegewogen bij het onderhavige ontwerpbesluit.
Deze leden vragen dit ook tegen de achtergrond van het feit dat de overheid nog steeds
een (zeer) grote schuldeiser is. Hoe wordt voorkomen dat onderhavig ontwerpbesluit
die (schulden)situatie verergert? Kan de Minister daarnaast toelichten welke andere
tarieven, sancties en/of boetes maar ook vergoedingen Rijksbreed worden geïndexeerd
volgend jaar en welke maatstaf wordt gehanteerd voor de hoogte daarvan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben geen nadere vragen of opmerkingen omtrent het ontwerpbesluit
tot wijziging van de bijlage bij de Wahv en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening
in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
«De economie» draait overuren, maar lonen, uitkeringen en Algemene Ouderdomswet (AOW)-bedragen
blijven fors achter waardoor de koopkracht voor mensen achteruit holt. De SP-fractie
constateert dat we als samenleving in een koopkrachtcrisis zitten en dat het kabinet
weigert om de problemen die spelen structureel aan te pakken. Deze leden hebben in
dat licht dan ook met ontsteltenis kennisgenomen van het voornemen van de Minister
om, bij wijze van automatisme, de bedragen voor verkeersboetes te verhogen gelijk
aan het stijgende inflatiecijfer. Steeds meer mensen komen financieel in de knel.
Boodschappen worden duurder. De huren stijgen de pan uit. Tanken is een nachtmerrie
voor veel mensen en energie is verworden tot een luxegoed, alleen nog te betalen door
de financieel machtigen in ons land. En uitgerekend op dit moment denkt de Minister
dat het goed is om de verkeersboetes met de inflatie mee te laten stijgen. Is dit
nu hét moment om dat te doen? Klopt het dat de Minister niet verplicht is om de boetes
te verhogen, maar dit dus een bewuste keuze is, om dit wel te doen?
Volgens de Minister zou het afwijken van de jaarlijkse indexering tot gevolg hebben
dat een opgelegde Wahv-boete voor alle verkeersdeelnemers relatief minder zwaar wordt,
stellen de leden van de SP-fractie. Erkent de Minister dat zij er hierbij aan voorbijgaat
dat de koopkracht van mensen de afgelopen tijd al achteruit is gedenderd en dat deze
het komende jaar mogelijk nog verder achteruit gaat; en dat zelfs wanneer de boete
even hoog zou blijven als in het afgelopen jaar, dit mensen dan alsnog zwaarder treft?
Erkent de Minister dat, door de methodiek die zij nu gebruikt, boetes niet alleen
in absolute zin hoger worden, maar ook relatief, omdat het koopkrachtcijfer ver achterblijft
bij het cijfer van de consumentenprijsindex? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat het veel zuiverder zou
zijn om de boetes te indexeren op basis van het koopkrachtcijfer van het voorafgaande
jaar in plaats van een indexatie op basis van de inflatie? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, is de Minister bereid nu en in het vervolg bij mogelijke indexaties van boetes
te kijken naar de daadwerkelijke koopkrachtcijfers van voorafgaande jaren, in plaats
van de boetebedragen te indexeren op basis van een inflatiecijfer en daartoe zo spoedig
mogelijk een voorstel aan de Kamer te sturen?
Ook de leden van de SP-fractie vinden dat iedereen zich aan de regels moet houden,
maar het kan iedereen gebeuren dat hij of zij een paar kilometer per uur te hard rijdt.
Het leven is al onbetaalbaar geworden voor heel veel mensen, dan is het toch juist
niet logisch om de verkeersboetes ook nog eens zo fors te verhogen?
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan verduidelijken met hoeveel procent
de boetes met de door haar voorgestelde indexering gemiddeld zouden stijgen ten opzichte
van vorig jaar. Betreft dit een record? Met andere woorden: zijn ooit eerder de boetes
al met een dergelijk percentage gestegen? Zo nee, is de Minister trots op dit record
dat zij hiermee dan vestigt?
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of de Minister kan verduidelijken uit
welk onderzoek blijkt dat het verhogen van de verkeersboetes de verkeersveiligheid
ten goede komt.
Kan de Minister voor de leden van de SP-fractie uiteenzetten waarom het wel noodzakelijk
is om elk jaar de verkeersboetes te indexeren, maar als het aankomt op de tarieven
die tolken en vertalers betaald krijgen er al sinds 1981 en 1963, respectievelijk,
niet geïndexeerd is door de overheid?
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie hoe het staat met het onderzoek naar inkomensafhankelijke
boetes. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)-onderzoek concludeerde
al dat er op dit moment sprake is van willekeur en er een risico bestaat op rechtsongelijkheid.
Is de Minister het met deze leden eens dat we dan ook zo snel als mogelijk moeten
toewerken naar een systeem van eerlijkere geldboetes? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de Kamer een motie (Kamerstuk 29 279, nr. 665) heeft aangenomen die de regering oproept om te onderzoeken welke objectiveerbare
gegevens nodig zijn om een betere weging van de draagkracht bij de boeteoplegging
mogelijk te maken, welke consequenties dit zou hebben voor de uitvoering, wat de knelpunten
zijn en hoe die kunnen worden weggenomen. Hoe ver is de Minister met de uitvoering
van deze motie? En wat is de stand van zaken van het onderzoek dat de Raad voor de
rechtspraak zou doen naar het draagkrachtbeginsel bij geldboetes?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorgenomen
besluit om de boetetarieven van de Wahv voor 2023 met 8,6% te verhogen. Begrijpen
deze leden het goed dat er uit wet- of regelgeving geen dwingende verplichting bestaat
om deze boetetarieven jaarlijks te indexeren daar het om een «kan-bepaling» gaat?
Zo nee, wat begrijpen deze leden dan niet goed?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat verkeersboetes ertoe moeten leiden
dat mensen minder verkeersovertredingen maken en de verkeersveiligheid verbeterd wordt.
Deze leden zijn ook van mening dat, in tijden dat de koopkracht van mensen toch al
onder druk staat en er sprake is van in het algemeen hogere prijzen, een verhoging
van de tarieven van verkeersboetes niet nodig is. Zij menen dat de bestaande tarieven,
mede gezien de dalende koopkracht en stijgende prijzen, al preventief genoeg werken.
Deelt de Minister deze mening? Zo ja, gaat de Minister dan afzien van de voorgenomen
verhoging van de boetetarieven? Zo nee, waarom deelt de Minister die mening niet?
II Antwoord / Reactie van de Minister
De leden van de D66- fractie hebben gevraagd op welke wijze de breed gevoelde noodzaak
om ondersteuning te bieden aan mensen met het oog op de gevolgen van de hoge inflatie,
is meegewogen bij het besluit om de Wahv-boetes met 8,6% te indexeren. Uiteraard heb
ik hierbij uitvoerig stil gestaan. Ik ben mij ervan bewust dat de inflatie momenteel
uitzonderlijk hoog is en dat de gevolgen daarvan voor veel Nederlanders erg groot
zijn. Het kabinet wil dit graag breed aanpakken, de details hierover zijn op Prinsjesdag
bekend gemaakt. Ik vind het niet voor de hand liggen om in aanvulling hierop de reguliere
indexering van verkeersboetes aan te grijpen om de gevolgen van de inflatie te dempen.
Niet of met een lager percentage indexeren zou daarbij tot gevolg hebben dat een opgelegde
Wahv-boete voor alle verkeersdeelnemers relatief minder zwaar wordt. Daarmee wordt
onveilig rijgedrag minder hard ontmoedigd. Daarnaast zou dit een betrekkelijk ongerichte
maatregel zijn, omdat een Wahv-boete ook voor de hoogste inkomens relatief minder
zwaar zou worden. Het gaat bij Wahv-boetes bovendien om vermijdbare kosten – je hoeft
niet te hard of door een rood licht te rijden. Verkeersdeelnemers die zich aan de
regels houden hoeven deze kosten niet te betalen.
Daarnaast zijn de gevolgen van deze indexering bij de meeste Wahv-boetes in absolute
zin ook beperkt. De gemiddelde Wahv-boete bedroeg in 2021 bijvoorbeeld € 81,15. Deze
indexering heeft tot gevolg dat de gemiddelde boete met iets minder dan € 7,– stijgt.
De meeste mensen zullen ook niet regelmatig een Wahv-boete opgelegd krijgen. In antwoord
op de vraag van de leden van de SP-fractie dat het iedereen kan gebeuren dat hij of
zij een paar kilometer per uur te hard rijdt en het niet logisch is deze boetes nu
te verhogen nu het leven al onbetaalbaar is geworden voor veel mensen, kan ik u melden
dat het bij lichtere overtredingen zoals een zeer geringe snelheidsovertreding, het
effect van deze indexering kleiner is. Zo gaat de boete voor een overschrijding van
de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 5 km/u bijvoorbeeld met € 3,– omhoog
naar € 39,–.
De leden van de D66- fractie hebben ook gevraagd hoe voorkomen wordt dat deze indexering
de schuldensituatie verergert. Zoals hiervoor aangegeven gaat het om een gemiddelde
stijging van iets minder dan € 7,– per boete. Daarnaast zullen de meeste Nederlanders
niet regelmatig een verkeersboete opgelegd krijgen en gaat het bij verkeersboetes
om vermijdbare en niet om verplichte kosten. Ik verwacht daarom niet dat specifiek
deze indexering ertoe zal leiden dat meer mensen in de schulden komen.
Daarbij hecht ik eraan te benadrukken dat er op dit moment al veel aandacht is voor
burgers die wegens hun financiële omstandigheden moeite hebben om een (verkeers)boete
te kunnen betalen. Zij kunnen met het CJIB een betalingsregeling treffen, waarbij
er ruimte is voor maatwerk. Burgers die hun boete door schulden niet kunnen betalen,
kunnen vragen om een noodstopprocedure. De inning wordt dan vier maanden gepauzeerd
onder de voorwaarde dat schuldhulp wordt gevraagd bij de gemeente. Besluit de gemeente
een schuldhulptraject te starten dan wordt de pauzering met een extra acht maanden
verlengd. Als de schuldensituatie is gestabiliseerd kan met het CJIB een betalingsregeling
worden getroffen. Daarnaast is het nu zo dat wanneer er bij het CJIB geldelijke sancties
openstaan het CJIB kan meewerken aan een minnelijke schuldsanering. Dit beleid laat
zien dat er oog is voor positie van burgers die hun boete wel willen maar (tijdelijk)
niet of met moeite kunnen betalen, zonder uit het oog te verliezen dat boetes uiteindelijk
moeten worden betaald. In het WODC-rapport Het innen van verkeersboetes op basis van de Wahv, dat de Minister voor Rechtsbescherming op 13 mei 2020 aan uw Kamer heeft aangeboden,
is in dat kader geconcludeerd dat maatregelen om burgers met minder draagkracht of
schulden te helpen bij het voldoen van hun boetes, vruchten afwerpen.1 Uit het rapport blijkt dat de kans «gering» wordt geacht dat Wahv-boetes tegenwoordig
nog de oorzaak van schulden zijn.
De leden van de D66-fractie hebben gevraagd welke andere tarieven, sancties en/of
boetes maar ook vergoedingen Rijksbreed worden geïndexeerd volgend jaar en welke maatstaf
wordt gehanteerd voor de hoogte daarvan. Indexering speelt Rijksbreed op vele terreinen
met elk een eigen systematiek. Hier is geen centraal zicht op en ook geen eenduidige
lijn voor. Binnen het Ministerie van JenV speelt indexering in ieder geval op de volgende
terreinen, waarbij voor de verschillende onderwerpen nog besluitvorming zal plaatsvinden.
Onderwerpen
Indexeringssystematiek
Griffierechten
Consumentenprijsindex
Eigen bijdrage rechtsbijstand
Loonindex
Vergoedingen/ salarissen gerechtsdeurwaarders,bewindvoerders, curatoren en mentoren
Combinatie van de consumentenprijsindex, de CAO lonen en de volume-mutatie van de
toegevoegde waarde
Strafbeschikkingen voor feiten die zijn opgenomen in de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening
Indexering is een zelfstandige bevoegdheid van het OM.
Bestuurlijke boetes voor feiten die zijn opgenomen in de bijlage bij het Besluit bestuurlijke
boete overlast in de openbare ruimte
Volgt op grond van de wetsgeschiedenis1 de indexering voor zover het openbaar ministerie die doorvoert voor strafrechtelijke
afdoening van dezelfde feiten.
Vergoedingen Pro Justitia rapporteurs
Loonindex
Leges Justis
Geen vaste systematiek
Alimentatie
Loonindex
Arbeidsloon gedetineerden
Consumentenprijsindex
Eigen bijdrage Raad voor de Rechtspraak (basistarief)
Geen vaste systematiek
Leges IND
Loonindex
X Noot
1
Kamerstuk 30 101, C, p. 9.
Op de meeste onderwerpen zal naar verwachting ook komend jaar de gangbare indexeringssystematiek
gehanteerd worden. Het Openbaar Ministerie heeft voor de strafbeschikkingen voor de
feiten die zijn opgenomen in de bijlagen bij het Besluit-OM afdoening besloten om
dit jaar wel af te wijken van de gangbare systematiek en deze bedragen komend jaar
met 3% te indexeren. Het OM heeft aangegeven dat er bij een indexering met 8,6% een
disbalans tussen de tarieven voor deze strafbeschikkingen in relatie tot de tariefstelling
in de Richtlijnen voor commune delicten zou ontstaan. Het OM voert ten aanzien van
de boetetarieven voor strafrechtelijke boetes een eigen beleid waarbij rekening wordt
gehouden met de rechterlijke straftoemetingspraktijk. Uitgangspunt bij het opleggen
van een strafbeschikking is een strafoplegging die voor de verdachte gunstiger is
dan de te verwachten strafeis op zitting.
De boete bedragen voor de bestuurlijke boetes overlast worden op dezelfde wijze geïndexeerd
als wat het OM jaarlijks besluit voor de strafbeschikkingen. Dit is van belang omdat
het om exact dezelfde feiten gaat. Dit in tegenstelling tot de Wahv-boetes, waarbij
het om andere overtredingen gaat dan waarvoor het OM strafbeschikkingen kan opleggen.
De koppeling is afgesproken om te voorkomen dat de bestuurlijke en strafrechtelijke
bedragen uiteen kunnen lopen en het «duurder» zou zijn om door een gemeentelijke handhaver
te worden beboet dan door het OM (of andersom) voor hetzelfde feit (gelijkheidsbeginsel).
Ik zal een verkenning laten uitvoeren waarin wordt bezien in hoeverre een disbalans
dreigt te ontstaan tussen sancties voor verkeersovertredingen op grond van de Wahv,
sancties voor feiten die worden genoemd in de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening
en de sancties in de door het OM genoemde Richtlijnen voor commune delicten en welke
bedragen er eventueel aangepast moeten worden.
De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of het gelet op het hoge inflatiecijfer
wenselijk is om de verkeersboetes in de Wahv te indexeren. In antwoord op vergelijkbare
vragen van de D66-fractie heb ik aangegeven waarom ik in de huidige inflatiecijfers
geen reden zie om van de reguliere indexering af te wijken. In antwoord op vragen
van de leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie kan ik bevestigen dat er geen wettelijke
verplichting is om de verkeersboetes op grond van de Wahv jaarlijks te indexeren.
Evenwel vindt de indexering van deze boetes op basis van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex
plaats sinds 1996. Tot 2013 vond de indexering met wisselende frequenties plaats,
sinds 2013 vindt de indexering jaarlijks plaats.
De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie hebben gevraagd of de Wahv-boetes gezien
de druk op de koopkracht niet al zwaar genoeg zijn. De leden van de SP-fractie hebben
gevraagd of de boetes nu niet juist zwaarder worden en of indexering op basis van
de koopkrachtcijfers niet zuiverder zou zijn en of ik daartoe zo spoedig mogelijk
een voorstel naar de Tweede Kamer wil sturen. Voor de indexering van de Wahv-boetes
is sinds 1996 gekozen voor een indexeringssystematiek waarmee de Wahv-boetes periodiek
(vanaf 2013 jaarlijks) worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex.
Deze systematiek is erop gericht de boetebedragen voor verkeersovertredingen in de
pas te laten lopen met de waarde die dat boetebedrag in het economisch verkeer vertegenwoordigt.
Indien de prijzen voor consumentengoederen en -diensten stijgen maar de hoogte van
verkeersboetes niet, heeft dit tot gevolg dat de verkeersboetes relatief minder zwaar
worden. Dit staat los van de druk die een verkeersboete legt op het besteedbaar inkomen
in een individueel geval. Ten aanzien van de suggestie om voor de periodieke indexering
niet de ontwikkeling van de consumentenprijsindex maar de ontwikkeling van de koopkrachtcijfers
leidend te laten zijn, merk ik het volgende op. In voorgaande jaren steeg de koopkracht
juist doordat de loonontwikkeling hoger was dan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex.
Dat is toen ook geen aanleiding geweest om de boetes in aanvulling op de reguliere
indexering extra te verhogen. Ik zie wat betreft de huidige negatieve koopkrachtontwikkeling
ook in deze systematiek -naast eerdergenoemde andere factoren- geen aanleiding om
af te wijken. Een reguliere indexering van boetebedragen achterwege laten, is mijns
inziens geen geschikt instrument voor koopkrachtreparatie.
Wel zal ik bij de eerder genoemde verkenning naar de balans tussen tarieven en boetes
ook bekijken of het wenselijk is om bij komende indexeringen de bestaande systematiek
aan te passen, bijvoorbeeld door (ook) de loonontwikkeling of koopkrachtontwikkeling
te betrekken bij het te hanteren indexeringscijfer. Daarbij wil ik wel vast opmerken
dat aan elke indexeringssystematiek voor- en nadelen kleven en dat elke systematiek
in specifieke situaties nadelig of voordelig uit kan pakken voor burgers.
De leden van de SP-fractie hebben gevraagd met hoeveel procent de boetes stijgen ten
opzichte van vorig jaar, of dit een record betreft en zo ja of ik trots ben op dit
record. De boetes worden geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex van
juni van dit jaar. Dit betekent dat ze met 8,6% zullen stijgen. De afgelopen jaren
werden de boetes steeds met gemiddeld zo'n 2% geïndexeerd. Sinds de jaarlijks indexering
vanaf 2013 is 8,6% het hoogste percentage. Daarvoor is het verschillende malen voorgekomen
dat de verkeersboetes met een hoger percentage stegen (10% in 1996, 1998 en 2004,
20% in 2008 en 15% in 2012). Dit komt onder meer doordat er toen nog niet jaarlijks
geïndexeerd werd en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex over meerdere jaren
op de boetebedragen werd toegepast.
Daarnaast ging de indexering in 2008 en 2012 gepaard met een beleidsmatige keuze om
een algehele verhoging van de verkeersboetes door te voeren. De suggestie dat de onderhavige
indexering een record zou betekenen waarop ik trots zou zijn, is onjuist. Zoals eerder
aangegeven in antwoord op vragen van de D66-fractie ben ik mij ervan bewust dat de
inflatie momenteel uitzonderlijk hoog is en dat de gevolgen daarvan voor veel Nederlanders
erg groot zijn. Het kabinet wil dit graag breed aanpakken, de details hierover zijn
op Prinsjesdag bekend gemaakt. Ik vind het echter zoals eerder aangegeven niet juist
om een reguliere indexering van verkeersboetes als instrument voor koopkrachtreparatie
in te zetten.
De leden van de SP-fractie vragen uit welk onderzoek blijkt dat het verhogen van de
verkeersboetes de verkeersveiligheid ten goede komt. Er zijn verschillende onderzoeken
gedaan naar het effect van de hoogte van boetes voor verkeersovertredingen. Uit sommige
onderzoeken blijkt dat het overtredingsgedrag hierdoor afneemt2, andere onderzoeken laten een minder duidelijke relatie zien3. Van de boete moet in ieder geval een voldoende afschrikwekkend effect uit gaan.
Daarom is het van belang dat deze als gevolg van de geldontwaarding niet steeds minder
zwaar wordt en is indexering van belang. Naast deze preventieve werking hebben boetes
ook een vergeldingsfunctie.
De leden van de SP-fractie vragen waarom het wel noodzakelijk is om elk jaar de verkeersboetes
te indexeren, maar als het aankomt op de tarieven die tolken en vertalers betaald
krijgen er al sinds 1981 en 1963, respectievelijk, niet geïndexeerd is door de overheid?
Eerder heb ik in antwoord op vragen van de D66-fractie aangegeven dat zowel binnen
mijn departement als Rijksbreed er verschillende (wettelijke) bedragen zijn bepaald
die periodiek worden geïndexeerd. Die indexeringen beogen verschillende doelen te
bereiken en verschillen daardoor onderling in systematiek, onder andere wat betreft
de gehanteerde indexeringsmaatstaf. Indexering van de Wahv-boetes is van belang om
ervoor te zorgen dat de boetes door de geldontwaarding niet steeds minder zwaar worden
waardoor onveilig rijgedrag minder ontmoedigd zou worden. Het indexeren van boetebedragen
voor verkeersovertredingen kan daarom niet op een lijn worden gesteld met het indexeren
van de vergoedingen die tolken en vertalers voor hun werkzaamheden ontvangen.
Met betrekking tot de tarieven van tolken is het niet juist dat de tarieven voor tolken
uit 1981 dateren. Het standaardtarief is in 2003 verhoogd en geïndexeerd met de invoering
van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Btis).4 Sinds 2020 zijn de tarieven voor tolken en vertalers gewijzigd in een minimumtarief
zodat zij kunnen onderhandelen met intermediairs over het daadwerkelijk te betalen
tarief. Ik heb aangekondigd de minimumtarieven van tolken vanaf 1 januari 2023 te
verhogen naar 55 euro (Kamerbrieven van 13 april en 22 juni 2022 (Kamerstuk 29 936, nrs. 63 en 65). Er is ook aangekondigd dat vanaf 2024 dit tarief jaarlijks zal worden geïndexeerd.
In navolging van de motie van het lidVan Nispen (Kamerstuk 29 936, nr. 67) vindt op dit moment onderzoek plaats naar de vergoedingen voor vertalers. Naar verwachting
zal de Kamer binnenkort geïnformeerd worden over de uitvoering van deze motie. Hierin
staat dat het onderzoek extern uitgezet gaat worden en dat het rapport gedeeld zal
worden met de Tweede Kamer wanneer dit ontvangen is.
De leden van de SP-fractie hebben gevraagd hoe het staat met het onderzoek naar inkomensafhankelijke
boetes en of ik het ermee eens ben dat we zo snel als mogelijk moeten toewerken naar
een systeem van eerlijkere geldboetes. Het rapport van de Raad voor de Rechtspraak
over de toepassing van het draagkrachtbeginsel is op 29 maart 2022 ontvangen. Daarin
wordt het OM expliciet om een reactie gevraagd. Het College van procureurs-generaal
zal dit najaar een reactie sturen op het advies van de Rechtspraak. Daarna zullen
de Tweede en Eerste Kamer verder over dit onderwerp worden geïnformeerd. Zoals in
het verleden al meermaals met uw Kamer gedeeld is, zijn er belangrijke juridische
en praktische bezwaren tegen het in Nederland invoeren van inkomensafhankelijke boetes
voor verkeersovertredingen. Een belangrijk bezwaar is dat de oplegging van boetes
op grond van de Wahv gebaseerd is op kentekenaansprakelijkheid. Dit werkt niet samen
met inkomensafhankelijke boetes. Het wordt dan immers van groter belang om vast te
stellen wie precies de overtreding begaan heeft, omdat dit grote gevolgen voor de
hoogte van het boetebedrag kan hebben. Als we het systeem van de Wahv-kentekenaansprakelijkheid
loslaten, zou dit in grote mate de efficiëntie en strafzekerheid in de afdoening van
verkeersovertredingen aantasten. Ook zouden systemen bij het CJIB, OM en eventueel
de rechtspraak ingrijpend gewijzigd moeten worden om deze wijziging in het boetestelsel
uit te kunnen voeren en zal er sprake zijn van hogere uitvoeringskosten omdat het
meer werk zal kosten om per geval de boetehoogte te bepalen. Een ander praktisch bezwaar
is de mogelijke fraudegevoeligheid van het systeem.
Met de huidige digitale handhavingsmiddelen die in Nederland worden ingezet zal niet
makkelijk te bepalen zijn wie precies de verkeersovertreding begaan heeft. Het zou
dan heel lonend voor de overtreder kunnen zijn om iemand anders als de daadwerkelijke
overtreder aan te wijzen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier