Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 13 en 14 oktober 2022 (Kamerstuk 32317-772)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 773
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 oktober 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over
de brief van 14 oktober over o.a. de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 13 en
14 oktober 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 772), over het verslag van de informele JBZ-Raad van 11–12 juli 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 771) over het voorstel over het aanmerken van overtredingen van EU-sanctiemaatregelen
als EU-misdrijf (Kamerstuk 22 112, nr. 3473), over het fiche: Richtlijn Ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen (Kamerstuk
22 112, nr. 3467) en de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli 2022 (Kamerstuk
32 317, nrs. 767 en 770).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 oktober 2022 aan de ministers van Justitie en
Veiligheid en voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 12 oktober 2022 zijn
de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de JBZ-raad van 13–14 oktober a.s. (Kamerstuk 32 317, nr. 772) Deze leden maken van de gelegenheid gebruik nog enkele vragen te stellen aan de
ministers.
Europees Openbaar Ministerie
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland eraan hecht dat, in lijn met de eerder
aangenomen motie van het lid Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2312), zoveel mogelijk lidstaten zich voegen bij het Europees Openbaar Ministerie (EOM)
met het oog op effectieve fraudebestrijding in de Europese Unie (EU). Hoeveel lidstaten
hebben zich op dit moment aangesloten bij het EOM en welke lidstaten overwegen de
komende jaren om alsnog toe te treden tot het EOM? Kan de Minister zichtbare en inzichtelijke
resultaten schetsen die het EOM heeft behaald sinds de start van het EOM? Voornoemde
leden lezen dat het EOM na één jaar reeds een aantal gerichte aanpassingen van de
EOM-verordening zal voorstellen. Kan de Minister bevestigen dat er geen sprake is
van besprekingen over uitbreiding van het mandaat van het EOM en dat de Minister zich
blijft inspannen dat het mandaat van het EOM niet wordt verruimd? Kan de Minister
bevestigen dat alle gesprekken in dit kader door Nederland niet zonder expliciet voorafgaand
overleg zullen worden gevoerd, in lijn met de eerder aangenomen motie van de leden
Van Dam en Van Toorenburg (Kamerstuk 35 429, nr. 8)?
Antwoord
Op dit moment nemen 22 lidstaten deel aan het EOM. Zweden heeft in 2019 te kennen
gegeven de politieke wens te hebben zich aan te sluiten, maar dat voornemen heeft
nog niet geleid tot daadwerkelijke deelname. Het is daarbij niet duidelijk wat het
effect van de recente verkiezingen in Zweden zal zijn op de voortgang van dit proces.
Van andere lidstaten is niet bekend dat zij zich in de komende jaren willen aansluiten
bij het EOM. Voor de resultaten die het EOM in 2021 heeft behaald verwijst het kabinet
uw Kamer graag naar het eerste jaarverslag, dat het EOM uw Kamer conform artikel 7,
eerste lid van de EOM-verordening heeft toegezonden.1 Kort samengevat, het EOM heeft in 2021 4006 meldingen van mogelijke EU-fraude ontvangen,
is 929 onderzoeken gestart, heeft 28 tenlasteleggingen uitgebracht, vier veroordelingen
gerealiseerd en beslag gelegd ter waarde van 259 miljoen EUR. Daarnaast is duidelijk
geworden dat grensoverschrijdende samenwerking op basis van artikel 31 van de EOM-verordening
aanzienlijk eenvoudiger verloopt dan op basis van bestaande EU-instrumenten voor rechtshulp
en wederzijdse erkenning het geval was.
Er is op dit moment geen sprake van een concreet voorstel tot uitbreiding van het
mandaat van het EOM tot andere vormen van criminaliteit dan EU-fraude. Mogelijk zal
het EOM tijdens de JBZ-Raad aandringen op een beperkt aantal gerichte aanpassingen
van de EOM-verordening met betrekking tot de duur van het mandaat van de Europese
aanklagers, de situatie waarin het EOM en nationale autoriteiten beide bevoegd zijn
ten aanzien van sommige vormen van EU-fraude en de regeling voor grensoverschrijdende
samenwerking binnen het EOM. Conform de motie van het lid Leijten over terrorismebestrijding2 en de motie van de leden Van Dam en Van Toorenburg die de regering verzoekt te waken
voor een verdere uitbreiding van het EOM-mandaat en in ieder geval niet zonder expliciet
voorafgaand overleg met de Kamer hierin stappen te zetten3 zal het kabinet uw Kamer tijdig op de hoogte stellen van eventuele voorstellen tot
aanpassing van de EOM-verordening.
Mogelijke oorlogsmisdrijven in Oekraïne en de strijd tegen straffeloosheid
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de noodzaak voor onderzoek en bewijsvergaring
in Oekraïne en steunen de inzet van de Minister met betrekking tot de vervolging en
berechting van oorlogsmisdrijven in Oekraïne. In dat kader vragen deze leden of de
Minister bij de JBZ-Raad kan bevorderen dat ook EU-landen die zich nog niet hebben
gecommitteerd aan de Dialogue Group on Accountability for Ukraine zich alsnog hierbij
aansluiten. Ook vragen deze leden welke rol Eurojust en Europol naast het Internationaal
Strafhof spelen bij het onderzoek naar oorlogsmisdrijven in Oekraïne en hoe de Minister
zich inzet om doublures van werkzaamheden in dit kader tegen te gaan.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister zich inzet voor effectieve en respectvolle
bewijsvergaring richting slachtoffers van seksueel geweld. Kan de Minister concreter
aangeven welke maatregelen de Minister noodzakelijk acht in dit kader? Is de Minister
bereid deze maatregelen ook naar voren te brengen tijdens de JBZ-Raad?
Antwoord
Sinds de start van de oorlog op 24 februari jl. zijn verschillende initiatieven gestart
om straffeloosheid voor internationale misdrijven in Oekraïne te voorkomen. Binnen
de EU bestaat brede steun voor inspanningen om straffeloosheid tegen te gaan omtrent
de Russische agressie in Oekraïne. EU-lidstaten trekken waar mogelijk en nodig samen
op. Zo heeft de Aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag kort na
het uitbreken van de oorlog een onderzoek ingesteld naar oorlogsmisdrijven en misdrijven
tegen de menselijkheid. Het onderzoek is geopend na een zogenaamde state party referal van meer dan 40 landen waaronder alle EU-lidstaten. Verder hebben bijna alle EU-lidstaten
zich met een Politieke Verklaring gecommitteerd aan de Dialogue Group on Accountability for Ukraine tijdens de conferentie in Den Haag op 14 juli jl. De modaliteiten van de Dialogue Group worden nu nader uitgewerkt met partners als het ICC. Het kabinet zal het belang van
committering aan de Dialogue Group aanstippen tijdens de JBZ-Raad. De Dialogue Group dient als hoognodig platform om de coördinatie van acties van landen, internationale
en regionale organisaties en maatschappelijke organisaties naar een hoger niveau te
tillen. De Group staat ook open voor landen die zich niet hebben verbonden aan de
Politieke Verklaring indien zij zich in dit verband willen inzetten voor accountability
voor Oekraïne.
Onderzoek naar en berechting van oorlogsmisdrijven in Oekraïne naar aanleiding van
de Russische agressie loopt via drie belangrijke sporen: 1) nationale onderzoeken
waaronder van het openbaar ministerie in Oekraïne, 2) het ICC in Den Haag en 3) universele
jurisdictie, zoals in de vorm van de activiteiten in het kader van het JIT bestaande
uit een zestal lidstaten, waarbij ook Eurojust en het ICC betrokken zijn. Eurojust
heeft, naast zijn rol in relatie tot het genoemde JIT en het EU-genocidenetwerk, een
nieuwe taak gekregen op grond van Verordening 2022/38, die in werking is getreden
op 1 juni jl. Deze taak omvat het bewaren, analyseren en opslaan van bewijs. Eurojust
richt zich in dat verband ook op het verhogen van de algemeen geldende standaard van
bewijsverzameling en -opslag en het opstellen van richtlijnen voor maatschappelijke
organisaties die bewijs verzamelen en om bewijs operationeel te maken. Europol vervult
een rol bij het analyseren van gegevens over internationale misdrijven in het kader
van het zogeheten analysis project core international crimes. Het kabinet benoemt in vele gremia en onderhandelingen het belang van complementariteit
van Eurojust en Europol richting het ICC. In de gewijzigde Eurojustverordening is
de noodzaak van samenwerking op basis van complementariteit tussen Eurojust en Europol
met zoveel woorden vastgelegd. Ook de Dialogue Group kan hier een rol spelen om overlap te voorkomen en synergie te bevorderen.
In Oekraïne wordt seksueel geweld ingezet als een methode van oorlogvoering. Een humane
en effectieve omgang met slachtoffers van seksueel geweld vereist een traumagevoelige
aanpak. Een goede afstemming tussen Oekraïense autoriteiten, relevante staten en internationale
organisaties zoals ICC ondersteunt deze benadering. Het kabinet zet zich in voor het
belang van deze aspecten onder meer door steun te verlenen aan het Kantoor van Speciaal
Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN om in samenwerking met de Oekraïense
justitieketen conflict gerelateerd seksueel geweld te onderzoeken. Daarnaast onderstreept
het kabinet deze belangen waar opportuun.
Juridische opleiding en de invloed op toegang tot het recht in de context van de rechtsstaat
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat tijdens de JBZ-Raad gesproken zal worden
over verbeteringen van opleidingen en trainingen voor rechters en juridisch medewerkers
bij de rechterlijke macht als onderdeel van de bredere versterking van de rechtsstaat
in Europa. Is het de verwachting dat dit vooral zal gaan om het uitwisselen van best
practices en het bevorderen van grensoverschrijdende trainingen en workshops? Of acht
de Minister het denkbaar dat ook een discussie zal worden gevoerd over meer institutionele
vraagstukken?
Antwoord
Naar aanleiding van het bijbehorende discussiedocument voor dit agendapunt zal worden
gesproken over hoe in de verschillende lidstaten een hoog participatieniveau van rechters
aan justitiële trainingen kan worden gewaarborgd en welk verband er bestaat tussen
deelname aan deze trainingen en loopbaanontwikkeling van rechters.
Hierbij zal worden ingegaan op het delen van best practices. Het kabinet is van mening
dat de aanpak van Nederland, waarbij enerzijds wordt ingezet op het werven en opleiden
van nieuw jong talent en anderzijds op het borgen van permanente educatie en ontwikkeling
van de medewerkers van de rechtspraak, een inspiratiebron kan zijn voor andere lidstaten.
Daarnaast kan kennis worden uitgewisseld in het European Judicial Training Network
(EJTN) waar het Studiecentrum Rechtspleging (SSR) aan deelneemt. Het EJTN stimuleert
training en kennisuitwisseling van de medewerkers van de rechtspraak en het openbaar
ministerie in Europa en bevordert samenwerking tussen de Europese opleidingsinstituten
voor rechtsbeoefenaars. Hier kunnen best practices worden uitgewisseld en kan Nederland leren van de aanpak in andere lidstaten.
Het kabinet hoopt daarnaast ook tijdens deze bijeenkomst te horen welke inspirerende
praktijken andere lidstaten bieden bij het aantrekken van nieuwe juristen. Opleidingen
van de Rechtspraak blijven wel de eigenstandige verantwoordelijkheid van de Rechtspraak
zelf.
Workshop over grensoverschrijdende bescherming van kwetsbare volwassenen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van de Minister ten
aanzien van de grensoverschrijdende bescherming van kwetsbare volwassenen. Deze leden
lezen dat de implementatie van EU-wetgeving op dit punt voor de Minister een passend
moment is om de ratificatie van het Haags Verdrag opnieuw te bezien. Tot op heden
heeft de Minister geen enkele stap gezet tot het verkennen van de voor- en nadelen
van ratificatie van het verdrag, ondanks eerdere oproepen van onder andere het Frans
voorzitterschap. Kan de Minister de kosten in kaart brengen van de ratificatie van
het verdrag en aangeven waarom zij het wenselijk acht dat dit verdrag «anticiperend»
wordt toegepast zonder dat daar een goede wettelijke grondslag voor is? Waarom acht
de Minister het wenselijk dat de rechtszekerheid voor Nederlandse burgers die naar
het buitenland reizen onvoldoende is gewaarborgd en dat rechterlijke beslissingen
ten aanzien van curatele, bewindvoering en mentorschap niet worden erkend? Hoe beoordeelt
de Minister in het licht van het voorgaande dat buurlanden zoals Duitsland en België
inmiddels wel het verdrag hebben geratificeerd?
Antwoord
Het Haags Verdrag van 13 januari 2000 geeft regels voor de grensoverschrijdende bescherming
van volwassenen die onvoldoende in staat zijn hun belangen te behartigen. Het verdrag
schept duidelijkheid over de autoriteit die bevoegd is om beschermingsmaatregelen
op te leggen en over het toepasselijke recht. Daarnaast maakt het verdrag de erkenning
en tenuitvoerlegging van beschermingsmaatregelen in een andere verdragsstaat makkelijker.
Het verdrag is op 1 januari 2009 in werking getreden. Op dit moment zijn 11 van de
27 lidstaten van de EU partij bij het verdrag, waaronder Duitsland, dat partij is
vanaf het moment van inwerkingtreding van het verdrag, en sinds 1 januari 2021 ook
België. Nederland heeft het verdrag wel ondertekend, maar is nog niet tot het verdrag
toegetreden. Zoals eerder aan uw Kamer is meegedeeld is de reden hiervan van financiële
aard, waarbij van belang is dat de rechtspraktijk bij de bescherming van kwetsbare
volwassenen zijn weg al heeft gevonden doordat de Nederlandse rechter het verdrag
toepast zonder dat Nederland partij is. Hierdoor bestaat geen dringende noodzaak om
op korte termijn tot het verdrag toe te treden.
Voor de rechtszekerheid van Nederlandse burgers die naar het buitenland reizen is
het wenselijk dat de anticiperende werking die de rechtspraak toepast op enig moment
wordt gevolgd door de toetreding tot het verdrag. Zo maakt toetreding het makkelijker
voor wettelijk vertegenwoordigers van kwetsbare Nederlanders die in het buitenland
verblijven om voor hen financiële en andere persoonlijke beslissingen te nemen (bijvoorbeeld
het verkopen van goederen, het beheren van een bankrekening of een medische behandeling).
Zoals ook eerder aan uw Kamer vermeld zijn er momenteel echter geen middelen gereserveerd
voor de instelling van de door het verdrag verplichte Centrale autoriteit. De totstandkoming
van een EU-regeling voor de grensoverschrijdende bescherming van kwetsbare volwassenen,
waarvoor de Europese Commissie voorbereidingen treft, is een passend moment om de
toetreding tot het verdrag daadwerkelijk in gang te zetten. De verwachting is dat
lidstaten dan verplicht worden toe te treden. Dan zullen ook de exacte financiële
implicaties in kaart worden gebracht en zal de voor het kunnen toetreden vereiste
financiële dekking moeten worden gevonden voor de in te stellen Centrale autoriteit.
Verordening tegengaan online seksueel misbruik van kinderen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de kaders uit het kabinetsstandpunt leidend
zijn voor de Nederlandse inbreng ten aanzien van encryptie. Deze leden zijn het met
de Minister eens en zouden niet willen dat aan encryptie getornd wordt. Hoe ziet het
Europees krachtenveld eruit gelet op het behoud van encryptie?
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
op de agenda en hebben nog enkele vragen.
Kopgroepontbijt terrorisme
De leden van de D66-fractie lezen dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid (NCTV) deel zal nemen aan de ontbijtbijeenkomst van de kopgroep terrorisme,
waar België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk, Spanje,
Zweden en de EU-contraterrorismecoördinator (EU CTC) over diverse actuele terrorismeonderwerpen
zullen spreken. Verwacht de Minister dat de toename van rechts-extremisme in Europa
een onderwerp van gesprek zal zijn en is zij bereid de NCTV dit zelf in te laten brengen?
Zoekt Nederland actief de samenwerking met andere lidstaten om meer te leren over
hoe deze specifieke vorm van extremisme effectief bestreden kan worden, en in het
bijzonder hoe om te gaan met de dreiging van potentieel gewelddadige extremistische
eenlingen (PGEE)?
Antwoord
In het kopgroepontbijt terrorisme delen de deelnemende landen de belangrijkste ontwikkelingen
op het gebied van terrorisme en extremisme. De NCTV zal daar onder andere de zorgen
over rechts-extremisme, in het bijzonder het accelerationisme, delen en aandacht besteden
aan dreiging van terrorisme vanuit de jihadistische beweging.4 Daarnaast staat een discussie gepland over anti-overheidsextremisme.
Zowel in bilateraal verband als in Europees verband worden regelmatig op verschillende
niveaus ervaringen over nationaal contraterrorismebeleid uitgewisseld. rechts-extremisme
is in meerdere Europese landen een punt van zorg en in diverse Europese gremia wordt
de aanpak hiervan besproken. Hetzelfde geldt voor potentieel gewelddadige extremistische
eenlingen. Nederland richt zich hierbij zowel op eenlingen die worden geïnspireerd
door het rechts-extremistische gedachtegoed als op eenlingen die worden beïnvloed
door andere vormen van extremisme.
Verordening tegengaan online seksueel misbruik van kinderen
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche en
de technische briefing over de Verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming
en bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen. Deze leden onderschrijven
de noodzaak van een gezamenlijke aanpak om het verschrikkelijke fenomeen van online
seksueel kindermisbruik aan te pakken. Zij juichen toe dat er verplichtingen komen
voor aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten tot
risicobeoordeling en risico beperkende maatregelen. Ook zien zij de meerwaarde van
een EU-expertisecentrum. Zij hebben hierover nog wel enkele vragen.
Welke maatregelen worden nu al door aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke
communicatiediensten genomen om online kindermisbruik tegen te gaan? Worden met dit
voorstel (naast verplichtingen) ook beperkingen opgelegd aan bedrijven in methodes
die zij nu toepassen? Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Biedt het voorstel volgens
de Minister ook voldoende mogelijkheden voor webproviders om preventieve maatregelen
te nemen?
De leden van de D66-fractie delen de zorgen van de Minister dat een deel van de maatregelen
in het voorstel de veiligheid van het internetverkeer juist zou kunnen schaden. Zij
onderschrijven de inzet van de Minister om geen maatregelen te steunen die end-to-end-encryptie
onmogelijk maken. Kan de Minister toelichten hoe zij zich in de JBZ-Raad zal inspannen
om te waarborgen dat er niet aan end-to-end-encryptie gesleuteld wordt? Welke lidstaten
delen deze zorgen? Gaat Nederland samen met hen optrekken om oplossingsrichtingen
aan te dragen?
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
PNR-richtlijn
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het recente arrest van het Europees
Hof over de PNR-richtlijn, waarin de condities voor het gebruik van de PNR-richtlijn
op vluchten binnen de EU zijn aangescherpt. Kan de Minister toelichten welke implicaties
dit arrest heeft voor de implementatie van de PNR-richtlijn in Nederland?
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Richtlijn milieustrafrecht
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Commissie een voorstel heeft gepubliceerd
om de richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht
te herzien en te vervangen. Deze leden vragen wat dit in de praktijk voor Nederland
gaat betekenen op het gebied van drugsdumpingen en wat voor consequenties de richtlijn
zal hebben voor personen die drugsafval dumpen. Wanneer wordt verwacht dat deze herziening
plaats gaat vinden?
Antwoord
In het voorstel worden drugsdumpingen niet als zodanig genoemd. Drugsdumpingen kunnen
in bepaalde gevallen wel een milieudelict in de zin van de richtlijn opleveren, bijvoorbeeld
door verontreiniging van grond- of oppervlaktewater of de bodem. In dat geval kan
na implementatie van de richtlijn het sanctiearsenaal van de richtlijn worden toegepast
op de personen die schuldig worden bevonden aan een milieudelict ontstaan door het
dumpen van drugs.
Europees Openbaar Ministerie
De leden van de CDA-fractie lezen dat het EOM in zal gaan op een aantal benodigde
aanpassingen van de EOM-verordening. Heeft de Minister zicht op de te verwachten aanpassingen
die worden aangekaart door het EOM?
Antwoord
Zoals ook in antwoord op vragen van de VVD-fractie is aangegeven zal het EOM tijdens
de JBZ-Raad mogelijk aandringen op een beperkt aantal gerichte aanpassingen van de
EOM-verordening met betrekking tot de duur van het mandaat van de Europese aanklagers,
de situatie waarin het EOM en nationale autoriteiten beide bevoegd zijn ten aanzien
van sommige vormen van EU-fraude en de regeling voor grensoverschrijdende samenwerking
binnen het EOM.
Juridische opleiding en de invloed op toegang tot het recht in de context van de rechtsstaat
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister het van groot belang vindt dat de
rechtspraak toegankelijk is. Trainen en opleiden van personen die werkzaam zijn in
de rechtspraak dragen hieraan bij. Naar verwachting zal tijdens de JBZ-Raad gesproken
worden over verdere verbeteringen van opleidingen en trainingen als onderdeel van
de bredere versterking van de rechtsstaat in Europa. Deze leden vragen wat andere
lidstaten hierbij van Nederland kunnen leren. Deze leden lezen ook dat de Rechtspraak
werkt aan diverse trajecten om nieuwe juristen aan te trekken. Kan Nederland hierbij
van de aanpak van andere lidstaten leren?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijst het kabinet uw Kamer naar het antwoord van
de VVD over dit onderwerp.
Fiche: Richtlijn Ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen (kamerstuk 22 112, nr. 3467)
De leden van de CDA-fractie zien het grote belang van het raken van criminelen daar
waar dit het meest pijn doet, namelijk door middel van het afpakken van crimineel
geld. De Minister zal bij de Europese Commissie (EC) aandacht vragen voor de uitvoering
hiervan en voor het opnemen van noodzakelijke waarborgen om tot tijdelijke spoedbevriezing
over te gaan. Deze leden vinden het positief dat de Minister de oproep van de EC verwelkomt
om geconfisqueerde vermogensbestanddelen aan te wenden voor slachtoffercompensatie.
Kan de Minister aangeven op welke manier de uitwerking van de motie van de leden Pieter
Heerma en Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 15) over het teruggeeffonds hierbij wordt betrokken? Deze leden vragen daarnaast wat
de inschatting van de Minister is wanneer de richtlijn wordt gepubliceerd. Zij vragen
ook welke voorbereidingen alvast getroffen kunnen worden door Nederland voor de implementatie
in de nationale wetgeving.
Antwoord
Artikel 18 van de voorgestelde confiscatierichtlijn ziet op de schadeloosstelling
van slachtoffers en gaat niet nader in op maatschappelijk herbestemmen. De motie over
het teruggeeffonds wordt nader uitgewerkt in het voorstel voor publiek herbestemmen
van afgepakte eigendommen, met name in wijken die de effecten van georganiseerde criminaliteit
het meest voelen. Het kabinet informeert uw Kamer hier verder over in de Najaarsbrief
over georganiseerde ondermijnende criminaliteit die binnenkort naar uw Kamer wordt
gestuurd.
Het huidige Tsjechische Voorzitterschap en het komende Zweedse Voorzitterschap hebben
de intentie uitgesproken om dit najaar te komen tot een algemene oriëntatie op het
richtlijnvoorstel. Daarna volgt de wetgevingsprocedure tussen de Europese Commissie,
de Raad van Ministers en het Europees parlement. De richtlijn wordt pas na afronding
van deze procedure gepubliceerd. Dit kan nog geruime tijd duren. Voor de implementatie
van de richtlijn is naar verwachting beperkte aanpassing van nationale wet- en regelgeving
nodig. Een belangrijk deel van de onderdelen van dit richtlijnvoorstel waren al opgenomen
in de richtlijn 2014/42/EU. Nieuwe elementen, zoals het voorstel tot non-conviction based confiscation, zijn op dit moment al onderdeel van een lopend wetstraject. Ook hierover wordt uw
Kamer spoedig geïnformeerd. In de Nederlandse wetgevingsprocedure zal daarnaast ook
een uitvoeringstoets plaatsvinden. Daarmee zal duidelijk worden wat de consequenties
zijn voor de betrokken organisaties.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik
De leden van de SP-fractie hebben bij het vorige schriftelijke overleg over de JBZ-Raad
uitgebreid stilgestaan bij de plannen voor de aanpak en het voorkomen van seksueel
kindermisbruik en online kinderlokken. Vorige week vond tevens een technische briefing
plaats over dit onderwerp. De leden van de SP-fractie hebben hier nog vragen over.
De leden van de SP-fractie willen vooraf benadrukken dat zij zich al jaren lang druk
maken over de online verspreiding van materiaal van seksueel kindermisbruik. Het Expertisebureau
Online Kindermisbruik (EOKM) speelt daarvoor in Nederland een belangrijke rol. Deze
leden hebben in het verleden daarom meerdere keren voorgesteld om het EOKM beter te
financieren en beter opvolging te geven aan verwijderingsverzoeken van het EOKM. Ook
hebben zij diverse keren aandacht gevraagd over de verantwoordelijkheid van online
aanbieders. Toch zijn er nog veel vragen over het voorliggende voorstel. Het EOKM
noemt deze plannen bijvoorbeeld niet proportioneel
Ook het BNC-fiche van de regering is vrij kritisch. Zo lazen de leden van de SP-fractie
dat de Minister zorgen heeft over aspecten die een grote inbreuk lijken te maken op
het recht op privéleven, het recht op gegevensbescherming en het communicatiegeheim
van burgers. Daarnaast geeft de Minister aan kritisch te zijn op het onderdeel van
het detectiebevel en het opheffen van anonimiteit op het internet. Uit het verslag
over de JBZ-bijeenkomst van juli jl.? blijken deze zorgen echter niet. Kan de Minister
nog eens toelichten wat Nederland nu precies heeft ingebracht? En met welke ambitie?
Is dat in gezamenlijkheid met andere landen? Deze leden willen dat de kritiek uit
Den Haag ook in Brussel goed over het voetlicht wordt gebracht.
De leden van de SP-fractie hebben nog diverse vragen over de inhoud. Zo werd tijdens
de technische briefing aangegeven door de politie dat er geen capaciteit is om alle
meldingen op te volgen. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Is deze verordening een dode
letter?
Daarnaast is er veel onduidelijk over het detectiebevel. Wanneer de nationale autoriteit
zorgen heeft over het aanbieden van materiaal kunnen diensten worden verplicht om
de inhoud te scannen. De EC schrijft echter geen technologie voor. Bestaat hiervoor
eigenlijk wel de juiste technologie? Welke foutmarge is daarbij acceptabel? Kan de
Minister toezeggen dat er altijd een check door een persoon verricht gaat worden wanneer
materiaal verwijderd wordt?
In voorbereiding op de vorige JBZ-Raad schreef de Minister dat diensten data gaan
verzamelen over de identiteit van gebruikers. Dit is risicovol. Kan de Minister dat
verder toelichten? Kan de Minister, wellicht aan de hand van een voorbeeld, uiteenzetten
wat precies de plannen zijn?
De leden van de SP-fractie willen ook graag stilstaan bij ontsleuteling. Wanneer kan
de Kamer de antwoorden op al haar vragen tegemoet zien? Wat wordt ermee bedoeld dat
Nederland de voorstellen op ontsleuteling niet steunt? Hoe gaat Nederland andere lidstaten
van het belang van end-to-end-encryptie overtuigen?
De ambitie om de verspreiding van materiaal van seksueel kindermisbruik tegen te gaan
wordt vanzelfsprekend gedeeld. Er is echter nog onvoldoende helder over de waarborgen
en de gevolgen van het voorstel. De leden van de SP-fractie spreken de hoop uit dat
dat de bovenstaande punten opgehelderd kunnen worden voordat een deal wordt bereikt
op dit voorstel.
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.
Richtlijn milieustrafrecht
De leden van de SP-fractie constateren dat criminaliteit zich makkelijk over de grenzen
verspreidt. Dat geldt echter ook voor milieuvervuilende bedrijven. Een bedrijf dat
in Nederland de milieuregels overtreedt kan zomaar de boel inpakken en naar een ander
EU-land verhuizen en daar dezelfde praktijk voortzetten. Het milieu in de EU en daarbuiten
is daar niet mee gediend.
Om die reden stelden de leden van de SP-fractie in 2019 bij de toenmalig Minister
al eens voor om in de EU een zwarte lijst aan te leggen van milieuvervuilende bedrijven.
Wanneer ze hier schade brengen aan het milieu, moet dat hier én in de rest van de
EU onmogelijk gemaakt worden.
De leden van de SP-fractie vernemen graag hoe deze Minister aankijkt tegen dit idee
en of de Minister bereid is om dit met de Europese collega’s te bespreken. Ziet deze
Minister wel de kans om dit tijdens de aanstaande JBZ-Raad ter tafel te brengen? Zo
niet, wanneer dan wel? Graag ontvangen deze leden hiervan een brief aan de Kamer op
een gepast moment.
Antwoord
Eind 2021 is het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe richtlijn voor
de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht gepubliceerd (en daarmee
is de Richtlijn 2008/99/EG van het Europees parlement en de Raad van 19 november 2008
inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht vervangen). Met
dit voorstel wil de Europese Commissie onder meer de strafrechtelijke samenwerking
tussen lidstaten vergemakkelijken. Het voorstel heeft tot doel dat alle lidstaten
dezelfde milieuovertredingen strafbaar stellen en mogelijk maken dat daarvoor forse
straffen worden opgelegd. Door minimumeisen te stellen aan de strafrechtelijke sanctiemogelijkheden
in alle lidstaten kunnen er binnen Europa geen «vrijhavens» ontstaan. Het voorstel
voor de nieuwe richtlijn bevat geen zwarte lijst, het ziet op strafrechtelijke harmonisatie.
Contacten met Europese partners hebben laten zien dat op dit moment beperkt draagvlak
bestaat voor het opstellen van een zwarte lijst.
E-evidenceverordening
De leden van de SP-fractie begrijpen dat er beweging zit in de triloog over de e-evidenceverordening.
Kan de Minister toelichten wat de huidige stand van zaken is en of de beweging in
de richting van het Nederlandse standpunt beweegt?
Antwoord
De triloogonderhandelingen verliepen lange tijd moeizaam. De posities tussen lidstaten
maar ook met het Europees parlement liepen uiteen. Momenteel lijkt een positieve ontwikkeling
gaande. De eerstvolgende politieke triloog vindt plaats op 19 oktober. Het Tsjechische
Voorzitterschap hoopt dan met het Europees parlement en de Europese Commissie een
definitief akkoord te bereiken. Nederland heeft zich steeds hard gemaakt voor sterkere
waarborgen in het instrument. Volgens de laatste informele teksten lijkt tussen het
Europees parlement en de Raad een akkoord binnen bereik over het notificatiemechanisme
op een wijze die tegemoetkomt aan de Nederlandse wensen. Het kabinet hoopt uw Kamer
hier op korte termijn nader over te kunnen informeren.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier