Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17-18 oktober 2022 (Kamerstuk 21501-32-1462)
2022D40830 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
van 17/18 oktober (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1462) en de brief van 5 oktober 2022 over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie
op de Nitraatrichtlijn».
De voorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
10
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
11
II
Antwoord / Reactie van de Minister
12
III
Volledige agenda
12
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
aankomende Landbouw- en Visserijraad. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kennis heeft genomen van het meest
recente rapport van de European Food Safety Authority (EFSA) over de vogelgriep in
de Europese Unie (EU), met aanbevelingen over onder andere mitigatiestrategieën zoals
bioveiligheidsmaatregelen, surveillancestrategieën voor vroege detectie en preventiestrategieën?
In hoeverre kunnen deze aanbevelingen een aanvulling zijn op het huidige beleid in
Nederland? Wat is de huidige stand van zaken omtrent de vaccinatie tegen de vogelgriep?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de derogatiebeschikking onder
de Nitraatrichtlijn. In de impactanalyse van deze beschikking geeft de Minister aan
dat de snelheid waarmee de hoogte van deze derogatie wordt afgebouwd, en op het areaal
van Nederland dat te maken zal krijgen met de door de derogatiebeschikking voorgeschreven
verlaging van de algemene bemesting (zowel chemisch als organisch) met 20 procent
vanaf 2025, afhangt van de nog aan te wijzen verontreinigde gebieden. Deze leden zouden
graag van de Minister weten wat de precieze impact is van deze nog aan te wijzen gebieden
op de afbouwsnelheid van derogatie. Kan de Minister aangeven wat de verwachtingen
zijn omtrent de relatie tussen de aan te wijzen gebieden en de afbouwsnelheid? De
Minister heeft eerder een brief toegezegd wanneer het College van Commissarissen de
definitieve beschikking presenteert, met daarin de definitie van de verontreinigde
gebieden. Wanneer neemt het College het definitieve besluit en wanneer kan de Kamer
de daarop toegezegde brief verwachten?
De leden van de VVD-fractie vinden het een aderlating dat Nederland het recht op derogatie
heeft verloren. Het is een schrale troost dat onze agrariërs wel de tijd krijgen voor
een geleidelijke overgang met het afbouwpad tot 2026. Door het verlies van genoemde
derogatie zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat het inzetten op en het toestaan
van, kunstmestvervangers belangrijker is dan ooit. Kan de Minister beschrijven hoe
hij aankijkt tegen het gebruik van kunstmestvervangers als alternatief voor onze boeren,
nu ze te maken krijgen met het verlies van derogatie? Is de Minister het eens dat
het ronduit gek is dat Nederlandse boeren door het verlies van derogatie, kunstmest
moeten aankopen dat door de hoge gasprijzen veel extra kosten met zich meebrengt en
daarna door de aanwending van dit genoemde gas ook nog eens extra milieudruk met zich
meebrengt? Is dat volgens de Minister niet strijdig met de oorspronkelijke milieudoelen
van de Europese Commissie om het afnemen van derogatie? Daarom zijn deze leden benieuwd
naar de huidige stand van zaken omtrent de toelating van kunstmestvervangers uit dierlijke
mest. Waar staat op dit moment het proces van toelating van kunstmestvervangers en
hoe probeert de Minister dit proces in Brussel zo snel mogelijk te laten verlopen?
Is de Minister het eens dat de reeds opgestelde eisen voor kunstmestvervangers van
het Joint Research Centre (JRC), dat toelating van kunstmestvervangers uit dierlijke
mest voldoende moeten zijn, om bestaande middelen die reeds aan deze eisen voldoen
zo snel mogelijk toe te staan, zodat deze bij aanvang het aankomende mestseizoen ingezet
kunnen worden? Graag ontvangen deze leden een reactie.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van lidstaten om grotere
vangstmogelijkheden te realiseren voor sprot en Midden-Baltische haring. Deze leden
zien dat dergelijke grotere vangstmogelijkheden wel in lijn blijven met het International
Council for the Exploration of the Sea advies (ICES-advies). Deze leden vragen dan
ook wat de exacte positie is van Nederland inzake de grotere vangstmogelijkheden in
de Baltische zee. Daarnaast zijn deze leden benieuwd wat de exacte gevolgen zijn als
de vangstmogelijkheden van sprot en Midden-Baltische haring vergroot worden. Deze
leden hebben vernomen dat de genoemde grotere vangstmogelijkheden voor de Nederlandse
vissers geen effect hebben. Deze leden vragen of de vangstmogelijkheden voor deze
vissoorten in andere gebieden op dezelfde gronden aangepast zouden kunnen worden.
Graag ontvangen deze leden een reflectie.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de lidstaten een
nadere discussie wensen ten aanzien van recreatieve visserij op zalm. Deze leden vragen
wat het exacte standpunt van Nederland daarin is. Deze leden vragen tevens of er contact
is geweest met Sportvisserij Nederland over recreatieve visserij op zalm. Graag ontvangen
deze leden een reactie.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de mogelijke uitzondering voor
kleinschalige visserij voor de vangst van West-Baltische kabeljauw. Wat is de reden
dat deze uitzondering er mogelijk komt? Zijn er andere vissoorten waar kleinschalige
visserij momenteel een uitzonderingspositie heeft? Wat wordt er precies verstaan onder
kleinschalige visserij?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de vangstmogelijkheden voor pelagische
bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de bijbehorende
voorstellen van de Europese Commissie. Deze leden vragen waarom de totale toegestane
vangst (TAC) van de Atlanto-Scandische haring zo erg verschilt van de Midden-Baltische
haring. Graag ontvangen deze leden een reflectie. Deze leden vragen op welke exacte
gronden de voorgestelde TAC voor Blauwe wijting is gebaseerd.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het kabinet om niet in te stemmen met de
voorgestelde TAC voor vangsten in de Noordzee die niet in lijn zijn met ICES-adviezen.
Deze leden vragen hoe andere lidstaten omgaan met de voorgestelde TAC die niet in
lijn zijn met ICES-adviezen. Graag ontvangen deze leden een reflectie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
Landbouw- en Visserijraad en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
Vangstmogelijkheden 2023
De leden van de D66-fractie hebben met interesse gelezen over de vangstmogelijkheden
voor 2023. Net als het kabinet zijn deze leden van mening dat wetenschappelijke adviezen
leidend dienen te zijn bij het bepalen van de vangstmogelijkheden. Deze leden vinden
het daarom goed dat het kabinet de ICES-adviezen wil opvolgen. Daarbij vragen deze
leden of het eventueel verstandig zou zijn om iets onder de maatschappelijk richtlijnen
te zitten in het kader van illegale visserij. Zou hierdoor minder kans zijn op overbevissing?
Wat doet de Minister bovendien om illegale visserij tegen te gaan? Zijn de huidige
acties genoeg met oog op de wetenschappelijke adviezen? Uit recent onderzoek van de
Universiteit van Tilburg blijkt dat er vissers zijn die illegaal binnenkuilen. Hoe
gaat de Minister de controle hierop versterken?
De leden van de D66-fractie lezen dat er nog geen overeenstemming is over de verdeelsleutel
tussen de kuststaten. Deze leden vragen welke rol de Minister inneemt bij het vastleggen
van de verdeelsleutel tussen de kuststaten. Kan de Minister aangeven welk doel hij
wil bereiken met betrekking tot de verdeelsleutel?
Voedselzekerheid
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat Eurocommissaris Wojciechowski
onderstreept heeft dat voedselzekerheid en het tegengaan van klimaatverandering geen
tegenpolen zijn, maar juist complementair. Het is jammer dat het voorstel om een gezamenlijke
Raad met de Ministers van Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking te organiseren geen
steun kreeg. Deze leden zijn van mening dat Nederland een voortrekkersrol kan nemen
met betrekking tot export van kennis en capaciteitsopbouw aan derde landen. Deelt
de Minister deze mening? Wat gaat de Minister nog meer doen om ervoor te zorgen dat
meer landen kunnen bijdragen aan de mondiale voedselzekerheid?
Genomische technieken
De leden van de D66-fractie kijken net als het kabinet uit naar het Commissievoorstel
voor Nieuwe Genomische Technieken (NGT’s). Deze leden hopen op een vooruitstrevend
kader, zodat stappen gezet kunnen worden op het gebied van genomische technieken.
Om tot een goede regelgeving te komen is het belangrijk dat burgers goed worden voorgelicht.
Hoe zet de Minister stappen hiertoe?
Ecoregelingen
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid
– Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP) is goedgekeurd en dat hier nog een aantal wijzigingen
in zijn gemaakt. Deze leden zijn verheugd dat een overeenstemming hierover is bereikt.
Zij hopen dat met dit GLB-NSP richting de benodigde vergroening in de landbouw wordt
gewerkt. Deze leden vragen in die lijn of binnen de eco-regeling ook het gewas «sorghum»
wordt gestimuleerd. Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet en zijn er andere manieren waarop
de groei van dit gewas kan worden gestimuleerd binnen Europese of nationale regelingen?
Vogelgriep
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat Europa snel tot overeenstemming moet
komen over het inzetten van vaccins tegen de vogelgriep. Kan de Minister hierover
een laatste stand van zaken geven? Welke landen zijn terughoudend?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor
de Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 oktober 2022. Deze leden hebben daar enkele
vragen over.
Handelsgerelateerde landbouwzaken
De leden van de PVV-fractie lezen dat de Europese Commissie ernaar streeft handelsakkoorden
te sluiten, onder meer met India, Australië en Nieuw Zeeland. Deze leden hebben hierbij
enkele vragen: he beschermt de Europese Commissie de concurrentiepositie van de Europese
boeren ten opzichte van de boeren in de landen waarmee handelsakkoorden worden gesloten?
Worden er veel landbouwproducten geïmporteerd door de EU die zijn geproduceerd op
een wijze die in de EU niet is toegestaan, zoals bijvoorbeeld «Roundup ready» tarwe
uit Canada? Is er onderzocht wat de gevolgen zijn van de import van landbouwproducten
die zijn geproduceerd op een wijze die in de EU niet is toegestaanvoor Nederlandse
boeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vangstmogelijkheden
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en maken zich zorgen
over de staat van de vispopulaties. Uit het advies van ICES, blijkt dat de vangst
van makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwe wijting in 2021 opnieuw de
wetenschappelijk geadviseerde grenzen fors heeft overschreden met respectievelijk
27 procent, 31 procent en 23 procent. De afgelopen jaren is in totaal meer dan 4,5 miljoen
ton vis (makreel, Atlantisch-Scandinavische haring en blauwer wijting) teveel gevist.
Als gevolg hiervan, is het haringbestand afgenomen met 32 procent. Doordat de quota
unilateraal door individuele naties worden vastgesteld is voortdurende overbevissing
het gevolg. Naast het feit dat lidstaten meer vissen dan wetenschappelijke geadviseerde
grenzen, is er ook sprake van grootschalige illegale visserij, door zowel Nederlandse
als Europese bedrijven. Recente onderzoeken van verschillende instanties, zoals de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)1, Universiteit van Tilburg2 en de Europese Rekenkamer3, tonen aan dat illegale visserij aan de orde van de dag is. Kan de Minister aangeven
wat zijn reactie is, uitgesplitst per onderzoek, op deze recente onderzoeken? Is de
Minister het eens met deze leden, dat het zeer zorgelijk is dat drie onafhankelijke
instellingen stellen dat illegale visserij door onder andere Nederlandse vissers aan
de orde van de dag is en dat toezichthouders geen grip op fraudeurs hebben? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, wat is de Minister van plan te doen om illegale visserij tegen
te gaan? Herkent de Minister het beeld? Zo nee, op welke wetenschappelijke bronnen
wordt dit gebaseerd? Is de Minister het daarnaast eens met deze leden, dat illegale
visserij, zoals het verkleinen van visnetmazen door zogenaamde binnenkuilen te gebruiken,
een gevaar is voor het zeeleven? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke
bronnen wordt dit gebaseerd? Is de Minister het ermee eens dat als gevolg van illegale
visserij, het zeer onduidelijk is hoe het gesteld is met het zeeleven, zoals de vispopulaties
en de populaties die als bijvangst worden gevangen en overboord worden gezet? Zo nee,
waarom niet? Is de Minister het ermee eens dat, vanwege de grote omvang van de illegale
visserij en de impact op de tellingen, de vastgestelde vangstquota niet langer accuraat
zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is de Minister van plan de illegale visserij
mee te nemen in de vangstquota? Kan de Minister ook aangeven hoeveel fte voor het
toezicht op de visserijsector momenteel beschikbaar zijn bij de NVWA? Welke toezichts-
en handhavingstaken voeren deze mensen uit? Hoeveel fte zijn er extra bijgekomen sinds
de toezegging van toenmalig Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
tijdens de begrotingbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
van 2021? Hoeveel fte zou volgens het rapport van Deloitte minimaal nodig zijn voor
toezicht en handhaving op de visserij?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat, ondanks de recente gegevens over overbevissing
en illegale visserij, Nederland niet wil instemmen met een reducering van de vangst
op Noordzeeharing. Ook stelt Nederland een verhoging van het quotum voor de Noordzee
wijting voor. Deze leden vinden dit onbegrijpelijk en keuren dit af. Waarom stelt
Nederland een verhoging van het quotum voor, terwijl het ICES-advies aangeeft dat
de afgelopen jaren de wetenschappelijk geadviseerde limieten voor haring en wijting
is overschreden? Kan de Minister aangeven wat de voorstellen zijn van respectievelijk
de Europese Commissie, ICES en Nederland voor wat betreft Atlantisch-Scandinavische
haring en Blauwe wijting? Kan de Minister aangeven waarom Nederland niet wil instemmen
met de reducering voor haring? Voor welke andere bestanden heeft Nederland een hoger
quotum voorgesteld? Kan de Minister, per soort, aangeven welk quotum Nederland heeft
voorgesteld en wat de Europese Commissie en ICES voorstellen? Deze leden keuren de
inzet van Nederland af en roepen de Minister op om af te zien van hogere vangstmogelijkheden.
Is de Minister bereid om zorg te dragen voor het voortbestaan van vispopulaties, door
in te zetten op de laagste vangstmogelijkheden? Zo nee, waarom niet?
Paling
De leden van de PvdD-fractie hebben begrepen dat er in de vorige Landbouw- en Visserijraad
gesproken is over mogelijk verdergaande maatregelen om de paling voor uitsterven te
behoeden. Nederland was niet aanwezig tijdens deze Raad en heeft niets ingebracht.
Kan de Minister aangeven welke landen voorstander zijn van een tijdelijk vangstverbod
op de paling?
De leden van de PvdD-fractie merken tevens op dat de Minister, in antwoord op eerdere
vragen (Kamerstuk 29 664, nr. 206), stelt dat Nederland een substantiële vermindering van met name de visserijsterfte
heeft gerealiseerd door haar eigen nationaal aalbeheerplan uit te voeren. Deze uitspraak
is niet correct. In de evaluatie van het nationaal aalbeheerplan door Wageningen University
(WUR), waar ook in bovengenoemd Kamerstuk naar wordt gerefereerd, staat namelijk dat
de sterfte vroeger (2009–2011) wel even afnam, maar dat deze tegenwoordig (2018–2020)
is toegenomen4. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de commerciële visserij
(inspanning en aanlandingen) in het IJsselmeer/Markermeer. Wageningen spreekt momenteel
juist van een verontrustende aalstand, met een te lage hoeveelheid uittrekkende schieraal5. Erkent de Minister dat de vermindering van vissterfte gestopt is en dat sterfte
weer aan het toenemen is? Zo nee, waarom niet? Onderschrijft de Minister dat commerciële
visserij hiervan de oorzaak is? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat het nationaal
aalbeheerplan niet adequaat werkt, zoals Wageningen stelt? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat is de Minister van plan te ondernemen om de paling te redden van uitsterven?
Is de Minister bereid om in Europa te pleiten voor een tijdelijke stop op de commerciële
visserij?
Oceanen
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het Europees Parlement (EP) op 6 oktober
een resolutie heeft aangenomen, die de Europese Commissie en de EU-lidstaten verzoekt
om met urgentie de onderhandelingen over het Verdrag inzake de Volle Zee te hervatten
en zo snel mogelijk tot een ambitieus akkoord te komen en daarbij te pleiten voor
de doelstelling om ten minste 30 procent van de oceanen en zeeën wereldwijd te beschermen
tegen aantasting. Welke acties gaat Nederland ondernemen om onverwijld een akkoord
te sluiten over het Verdrag inzake bescherming van de Volle Zee? Is Nederland bereid
dit onderwerp aan te snijden tijdens de aankomende biodiversiteitstop van de Verenigde
Naties (VN COP 15) en de klimaattop (COP 27)?6 Zo nee, waarom niet? Steunt Nederland de Europese doelstelling om 30 procent van
de mariene gebieden in de EU te beschermen en 10 procent van de mariene gebieden strikt
te beschermen? Steunt Nederland de zienswijze van het EP dat in alle beschermde gebieden
een verbod moet gelden op alle industriële activiteiten, die het milieu schaden en
in strikt beschermde gebieden een verbod moet gelden op schadelijke visserijtechnieken,
zoals bodemberoerende visserij? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat Noorwegen dit jaar 580 walvissen heeft
gedood, Japan een quotum heeft afgegeven voor het doden van honderden walvissen en
IJsland 148 walvissen heeft gedood, in tegenspraak met het sinds 1986 geldende wereldwijde
moratorium op walvisjacht. Op 6 oktober heeft het EP een resolutie aangenomen waarin
het belang van de bescherming van walvissen wordt benadrukt, vanuit zowel het oogpunt
van biodiversiteit als klimaat. Deze leden constateren dat het EP in deze resolutie
een krachtige steun uitspreekt voor handhaving van het wereldwijde moratorium op de
walvisjacht en voor het internationale verbod op handel in walvisproducten en dat
het EP daarnaast rechtstreeks een oproep doet aan Noorwegen, IJsland en Japan om de
walvisjacht stop te zetten. Deelt Nederland het standpunt van het EP dat de bescherming
van walvissen grotere prioriteit moet krijgen in het internationale oceaanbeleid,
onder meer gezien de rol van walvissen in het opslaan van CO2 in oceanen? Is Nederland bereid om net als het EP een oproep te doen aan Noorwegen,
IJsland en Japan om de walvisjacht te stoppen?
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES)
– Conference of Parties (CoP 19)
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van Nederland voor
de aankomende CITES-top, waarin afspraken worden gemaakt over de handel en het (duurzaam)
gebruik van in het wild levende (bedreigde) dieren en planten, zoals tijgers en leeuwen.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Europese Commissie op 4 oktober, tijdens
het debat over CITES in het EP, heeft toegezegd een onderzoek in te stellen naar de
eventuele invoering van een Europese positieflijst voor huisdieren. Welke acties zal
Nederland ondernemen om de totstandkoming van een positieflijst voor huisdieren op
Europees niveau te bevorderen?
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het EP op 5 oktober een resolutie heeft
aangenomen met aanbevelingen aangaande de Europese inzet voor de CITES-top. Het EP
roept, namens de aanwezige onderhandelaars van de EU, onder meer op, om de Afrikaanse
olifant en het gewone nijlpaard op te nemen in bijlage I (hoogste beschermingsgraad)
van CITES. Deze leden constateren dat een aantal Afrikaanse landen voorstellen hebben
ingediend om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad op te nemen in
CITES bijlage I, wat onder meer leidt tot een strenger beschermingsregime en een verbod
op commerciële handel in deze bedreigde diersoorten. Deze leden constateren met grote
bezorgdheid dat de Europese Commissie geen harde toezegging wil doen over het steunen
van de voorstellen, namens Europa, om het gewone nijlpaard en de Afrikaanse olifant
te «uplisten» (van een lagere naar hogere beschermingsgraad). Steunt Nederland de
toepassing van het voorzorgsbeginsel inzake de bescherming van de Afrikaanse olifant
en het gewone nijlpaard? Steunt Nederland het «uplisten» van deze bedreigde soorten
en wat gaat Nederland doen om de Afrikaanse olifant en het gewone nijlpaard inderdaad
in Bijlage I op te laten nemen?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat een aanzienlijk deel van de legale en illegale
handel in wilde dieren ontstaat door de vraag vanuit een specifiek gedeelte van traditionele
medicijnen, gemaakt van wilde (bedreigde) dieren en/of planten. Door deze handel worden
vele diersoorten, zoals olifanten, neushoorns, pangolins en tijgers, bedreigd in hun
voortbestaan. Dat de link tussen vraag naar traditionele medicijnen en de bedreiging
van diersoorten wordt erkend, is te zien aan het aantal voorstellen voor het «uplisten»
van dieren, waaronder enkele haaiensoorten, de Holothuria (zeekomkommer) en Laotriton
laoensis (Laos wratsalamander). Deze voorstellen zijn onder andere (mede) ingediend
door de EU en gesteund door Nederland. Tegelijkertijd vormt de handel in wilde dieren
een belangrijke oorzaak voor de uitbraak van nieuwe infectieziekten onder mensen,
met COVID-19 als recent voorbeeld. In CITES working document 23.2
7 (One Health and CITES: Human and animal health risks from wildlife trade) wordt de
link tussen (illegale) handel in wilde dieren en risico’s op virusuitbraken uitvoerig
benoemd, waarbij de link met de World Health Organisation (WHO) wordt onderstreept.
Deze leden merken daarbij op dat de WHO traditionele medicijnen vaak als enige medicijn
voor een groot deel van de wereldbevolking ziet. Wat vindt de Minister daarvan? Erkent
de Minister dat (illegale) handel, gedreven door een specifiek gedeelte van traditionele
medicijnen, belangrijke bedreigingen voor deze dieren is8, 9, 10? Is de Minister het ermee eens dat het van belang is dat de WHO zich duidelijk uitspreekt
tegen het gebruik van wilde, bedreigde dieren en planten in traditionele medicijnen,
zoals zij eerder deed over wildlife markten? Ziet de Minister mogelijkheden om dit
punt te adresseren tijdens CITES CoP 19, bijvoorbeeld in het kader van bovengenoemd
working document 23.2? Zo nee, waarom niet? Ziet de Minister andere mogelijkheden
om dit punt te adresseren?
De leden van de PvdD-fractie merken verder op dat de WHO verzocht is door de EU-lidstaten
om een rapport op te stellen over de oorzaken en de preventie van zoönose uitbraken.
Dit onder andere naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Van Esch (Kamerstuk
25 295, nr. 88) over de handel in wilde dieren, als oorzaak van nieuwe infectieziektes als separaat
punt te agenderen tijdens de algemene vergadering van de WHO. Kan de Minister aangeven
wanneer dit rapport wordt verwacht?
De leden van de PvdD-fractie vernemen tot slot dat sommige landen met leeuwen binnen
hun landsgrenzen, stellen dat zij een gezonde en stabiele populatie leeuwen hebben,
terwijl vanuit het werkveld alarmerende signalen komen over sterk afnemende leeuwen
aantallen. Onderzoekers stellen dat er inmiddels minder dan 20.000 leeuwen zijn. Deze
leden ondersteunen het voornemen van Nederland om het CITES onderzoek «comparative
study of African lion population trends and conservation and management practices,
such as lion hunting, within and between countries, including the role, if any, of
international trade» te financieren (besluit 19.AA b) CoP19 Doc. 72). Daarbij merken
deze leden op dat, ondanks de afwezigheid van (recente/wetenschappelijke) data, er
nog steeds quota worden opgesteld voor de trofeejacht op onder andere leeuwen. Is
de Minister het ermee eens dat bij een gebrek aan (recente/wetenschappelijke) kennis
over de staat van dierenpopulaties, het (tijdelijk) niet mogelijk is om quota op te
stellen voor het duurzaam gebruik van die dierenpopulaties? Zo nee, waarom niet? Is
de Minister bereid dit aan te kaarten tijdens de CITES CoP? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad van 17 tot 18 oktober, het verslag van de informele Landbouw-
en Visserijraad van 14 tot 16 september en de reactie van de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit op de definitieve derogatiebeschikking op de Nitraatrichtlijn.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CU-fractie hebben recent, op 3 oktober 2022, schriftelijke vragen
aan de Minister gesteld over de grote onduidelijkheid voor akkerbouwers rondom het
7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e AP) en addendum met daarbij de aanvullende
voorwaarden uit de derogatiebeschikking, het nieuwe GLB en het Agrarisch Natuur- en
Landschapsbeheer (ANLb), samen met het lid Boswijk (CDA). Het antwoord op deze vragen
is van belang voor deze leden om te kunnen bepalen of zij nog een oproep tot verdere
actie van de Minister willen doen richting de Landbouw- en Visserijraad van 17 tot
18 oktober. Is de Minister bereid om de antwoorden op deze vragen te sturen alvorens
er een, eventueel, tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 17 tot 18 oktober, plaatsvindt?
De leden van de CU-fractie willen tot slot ten aanzien van de reactie van de Minister
op de definitieve derogatiebeschikking op de Nitraatrichtlijn, opmerken dat zij in
eerdere debatten hun grote zorgen hebben geuit over de gevolgen van het verlies van
de derogatie op het milieu en de agrarische sector. Deze leden zien die zorgen gedeeld
door de Minister en kijken uit naar de verdere beantwoording op hun eerder gestelde
schriftelijke vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie zijn heel bezorgd over de toekomst van visserijbedrijven.
Veel kotters liggen aan de kant. Perspectief ontbreekt. De Kamer heeft aangedrongen
op liquiditeitssteun en een overbruggingsregeling. Deze leden horen graag waar deze
steunregeling blijft.
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot
de saneringsregeling voor de kottervisserij. In hoeverre is in beeld of visserijbedrijven
afhaken, omdat het innemen van quota niet vergoed wordt, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie merken bij agrarische ondernemers veel onzekerheid en
onduidelijkheid over welke regels volgend jaar gelden naar aanleiding van het 7e AP,
het GLB-NSP en de derogatiebeschikking. Een deel daarvan moet nog uitgewerkt worden.
Ondernemers moeten nu echter al teeltkeuzes maken, of hebben dat al gedaan. Hoe gaat
de Minister voorkomen dat zij afgestraft worden op keuzes die later verkeerd uit blijken
te pakken? De Kamer heeft gevraagd om een reactie op het pleidooi van de sector voor
een overgangsregeling. Kan de Minister hier op korte termijn op reageren, zo vragen
deze leden.
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de ecoregeling in het kader
van het GLB. Deze leden constateren dat in de ecoregeling de vergoeding voor vezelgewassen
in regio 2 ruim één keer zo hoog is als in regio 1, terwijl vezelgewassen nu met name
in regio 1 geteeld worden. Deze leden ontvangen graag een nadere onderbouwing van
dit verschil. Het verschil zou terug te voeren moeten zijn op verschil in opbrengsten
of gederfde inkomsten, maar deze leden hebben begrepen dat dit door de sector niet
herkend wordt. Kan de Minister een nadere duiding geven en zo nodig hierover in overleg
met de sector treden, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat op de website van Rijksdienst voor Onderemend
Nederland (RVO) wordt aangegeven dat bij onderzaai van vanggewas, voor de ecoregeling
het vanggewas minimaal tot 1 december moet blijven staan. Deze leden krijgen signalen
vanuit de sector dat dit voor kleigronden te lang duurt, omdat grondbewerking na deze
datum voor structuurschade kan zorgen. Zij willen erop wijzen dat in het Nationaal
Strategisch Plan (NSP), zoals aan Brussel is voorgelegd, wordt aangegeven dat het
moet gaan om bedekking tot de winter. Deze leden willen er ook op wijzen dat elders
in het NSP verschil wordt gemaakt tussen lichte en zware kleigrond, waarbij grondbewerking
op zware kleigrond na 1 november niet meer verantwoord wordt geacht. Deze leden vragen
de Minister om, in overleg met de sector, de genoemde datum voor onderzaai van vanggewas
op kleigronden aan te passen naar, met voldoende flexibiliteit voor telers om structuurschade
te voorkomen, bijvoorbeeld 15 oktober in plaats van 1 december. Zonder aanpassing
zullen telers op kleigronden waarschijnlijk geen gebruikmaken van de optie van de
onderzaai van vanggewassen in de ecoregeling.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad van 1 tot18 oktober en heeft hierover nog enkele vragen.
Gedachtenwisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de gepubliceerde korte termijn-vooruitzichten
voor het najaar 2022. Hierin is weergeven dat de voedselinflatie in augustus 14 procent
bereikte. Dit is erg zorgelijk volgens dit lid. Door de hoge kosten van boeren zullen
consumentenprijzen ook stijgen. Dit lid is van mening dat de voedselprijzen betaalbaar
moeten blijven voor de consument, maar dat er ook een goed verdienmodel moet overblijven
voor de boeren. Dit lid vraagt daarom in hoeverre er vooruit wordt gekeken in de veranderende
situaties in de markt en in hoeverre er wordt gekeken naar hoelang boeren steun nodig
zullen moeten hebben om een goed verdienmodel te hebben en dat de voedselprijzen voor
de consument niet de pan uit rijzen. Kan de Minister een toelichting geven hoe er
op bovenstaande vragen op nationaal- en op Europees niveau naar gekeken wordt?
Het lid van de BBB-fractie maakt zich ook zorgen over de verwachte afnames van de
productie van bepaalde gewassen. Dit lid wil graag weten wat de verwachtingen zijn
van de productie van deze gewassen voor de aankomende jaren, met welke factoren hierbij
rekening is gehouden en of er is gekeken naar verschillende scenario’s. Ook wil dit
lid graag weten wat eraan gedaan gaat worden om ervoor te zorgen dat deze afname van
productie niet doorzet of gelijk blijft in de aankomende jaren en in welke mate deze
gevolgen van de afname van productie invloed hebben op de voedselzekerheid. Kan de
Minister antwoord geven op bovenstaande vragen? Zo nee, gaat hij deze vragen dan voorleggen
aan de Europese Commissie?
Kunstmestvervangers
Het lid van de BBB-fractie heeft in de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
vernomen dat Nederland de toelating van kunstmestvervangers gezamenlijk met gelijkgestemde
lidstaten opnieuw onder de aandacht van de Europese Commissie zou brengen en hierbij
wetenschappelijke informatie aan zou dragen, afkomstig van de pilots en onderzoeksprojecten
die in Nederland gelopen hebben, die aantonen dat kunstmestvervangers uit dierlijke
mest even veilig en effectief zijn als kunstmestproducten. Kan de Minister een toelichting
geven op de reactie van de Europese Commissie op dit onderwerp en wat de verwachtingen
zijn over de mogelijkheden van kunstmest vervangers zoals REcovered Nitrogen from
manURE (RENURE) en op welke termijn dit mogelijk gemaakt wordt?
Reactie op verzoek commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie
op de Nitraatrichtlijn»
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de reactie van het verzoek van
de Europese Commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie op de
Nitraatrichtlijn». De Minister geeft aan dat het afbouwen van de mogelijkheid tot
derogatie grote gevolgen zal hebben voor de Nederlandse mestmarkt. Hij geeft hierbij
aan dat het gebruik van kunstmest in de Nederlandse landbouw fors zal gaan toenemen.
Dit effect zal enigszins gedempt worden door de 20 procent afname in totale bemesting
die vanaf 2025 gerealiseerd moet zijn in door nutriënten verontreinigde gebieden,
welke tevens tot gevolg zal hebben dat de opbrengst en mogelijk ook de kwaliteit van
gewassen zal teruglopen. Hierdoor zullen ook akkerbouwers en melkveehouders mogelijk
negatieve financiële consequenties ervaren door deze maatregelen. Dit lid heeft bij
dit gevolg verschillende zorgen, doordat er mogelijk een afname is van de opbrengst
van gewassen en de kwaliteit hiervan, heeft dit grote invloed op de inkomens van boeren.
De afname van de opbrengst per hectare heeft ook lichte invloed op de voedselzekerheid.
Is de Minister het eens met deze punten en gaat de Minister deze punten voorleggen
aan de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat voorkomen wordt dat verlies van
derogatie hierop invloed gaat hebben? Is de Minister bereid om te kijken of er opnieuw
onderhandeld kan worden over de derogatievoorwaarden? Het uit productie nemen van
zoveel hectares landbouwgrond door bufferzones valt niet te verantwoorden. Bovendien
zet dit lid vraagtekens bij de wetenschappelijke onderbouwing ervan. Kan de Minister
deze discussie opnieuw aangaan met de Europese Commissie? Hoe ziet de Minister de
autonomie van Nederland zelf, nu er vanuit Europa op zulk detailniveau wordt ingegrepen?
Het lid van de BBB-fractie heeft ook zorgen over de gevolgen op de mestmarkt zoals
aangegeven is in de reactie. Er wordt hierbij gezegd dat de overige mest van melkveehouders
de mest uit de varkenshouderij weg zou kunnen concurreren op de mestmarkt, waardoor
de kosten voor varkenshouders zullen stijgen. De nationale plaatsingsruimte voor stikstof
uit dierlijke mest zal door het wegvallen van de derogatie afnemen. Hierdoor zal de
druk op de mestmarkt gaan toenemen, zo meent dit lid. Dit kan mogelijk ook voor pluimveehouders
enige nadelige financiële consequenties hebben. Dit lid is van mening dat deze financiële
consequenties niet ten koste moeten gaan van de Nederlandse boeren. Is de Minister
het hiermee eens en gaat de Minister kijken welke mogelijkheden er Europees zijn om
deze boeren te ondersteunen?
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 17–18 oktober 2022
Kamerstuk (2022Z18818) – Brief d.d. 6 oktober 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Verslag Informele Landbouw- en Visserijraad 14–16 september 2022
Kamerstuk (2022Z18314) – Brief d.d. 30 september 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Reactie op verzoek commissie over «Stand van zaken definitieve beschikking derogatie
op de Nitraatrichtlijn»
Kamerstuk 2022Z18639 – Brief d.d. 5 oktober 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P.
Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.