Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Bromet over het bericht 'lucratieve bijverdiensten voor fulltime topbestuurders'
Vragen van de leden Westerveld en Bromet (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Primair en Voortgezet Onderwijs en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Lucratieve bijverdiensten voor fulltime topbestuurders» (ingezonden 10 juni 2022).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet
Onderwijs (ontvangen 10 oktober 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 3375.
Vraag 1
Kent u het bericht «Lucratieve bijverdiensten voor fulltime topbestuurders»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat functionarissen in de (semi-) publieke sector, van wie
de salarissen betaald worden met publiek geld en derhalve onder het bereik van de
Wet normering topinkomens (Wnt) vallen, naast hun (fulltime) hoofdfunctie nog nevenfuncties
vervullen in de (semi-) publieke sector waarvoor zij een vergoeding ontvangen en hierdoor
in totaal meer geld verdienen dan volgens de Wnt is toegestaan? Deelt u de mening
dat dit, hoewel naar de letter van de wet strikt formeel niet verboden, niet naar
de geest van de Wnt is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
In de 1e evaluatiewet WNT die op 1 juli 2017 in werking is getreden, is hierover het volgende
opgenomen in de memorie van toelichting:
«De anticumulatiebepaling ziet alleen toe op functies als bestuurder (executieve topfunctionaris)
met een dienstbetrekking, en niet op functies als voorzitter of lid van een toezichthoudend
orgaan of topfunctionarissen zonder dienstbetrekking. De regering beperkt de anticumulatiebepaling
tot bestuursfuncties om gericht en uitsluitend de hiervoor geschetste, niet vaak voorkomende
situatie tegen te gaan. Het komt in de (semi)publieke sector wel veel voor dat topfunctionarissen
een hoofdfunctie als bestuurder combineren met één of meer nevenfuncties als toezichthouder.
Dat is in principe niet ongewenst: zo vergroten en delen topfunctionarissen hun kennis
en expertise, wat de kwaliteit van bestuur in de (semi)publieke sector ten goede komt.
Een anticumulatiebepaling die ook toezichthoudende functies omvat, zou een groot aantal
topfunctionarissen raken en het (willen) vervullen van bezoldigde nevenfuncties in
de (semi)publieke sector mogelijk kunnen ontmoedigen. De regering vindt dit ongewenst.»
Het beperken van de anticumulatiebepaling tot leidinggevende topfunctionarissen in
dienstbetrekking is toentertijd een bewuste keuze geweest van de wetgever en is dan
ook in lijn met zowel de letter als de geest van de Wnt.
Vraag 3
Deelt u de mening dat een inkomen van rond de Wnt-norm een goed inkomen is waarvan
iemand in Nederland prima rond kan komen?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het niet goed uit te leggen is dat een bestuurder in de (semi-)
publieke sector meer verdient dan leden van het kabinet? Zo nee, kunt u nauwkeurig
met concrete voorbeelden uitleggen waarom u van mening bent dat het wel logisch is
dat sommige bestuurders meer verdienen dan de Wnt-norm?
Antwoord 4
Nee, dat is in sommige gevallen goed uitlegbaar. Zoals gezegd is dit een bewuste keuze
van de wetgever geweest. Enkele concrete voorbeelden worden gegeven in het artikel
dat de aanleiding vormde voor deze vragen. Andere gevallen waarin een bestuurder in
de (semi-)publieke sector meer verdient dan leden van het kabinet zijn bijvoorbeeld
toegestane uitzonderingen, waarvoor instemming moet worden gevraagd aan het kabinet,
of gevallen van overgangsrecht. Als het gaat om een niet-toegestane overtreding van
het bezoldigingsmaximum, dient het onverschuldigde bedrag te worden terugbetaald aan
de betreffende Wnt-instelling. Zie ook het antwoord op vraag 3 van uw eerdere set
vragen d.d. 12 mei 2022, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3381.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het feit dat een bestuurder die werkzaam is in de (semi-) publieke
sector, voor een of meerdere nevenfunctie(s) in de (semi-) publieke sector met een
tijdsbesteding van enkele uren per week een vergoeding ontvangt die vergelijkbaar
of zelfs hoger is dan het wettelijk minimumloon?
Antwoord 5
De hoogte van een vergoeding is doorgaans gebaseerd op de zwaarte van de functie,
en de benodigde kennis, opleiding en werkervaring. Dit kan betekenen dat in sommige
gevallen een vergoeding dient te worden betaald die vergelijkbaar of hoger is dan
het wettelijk minimumloon.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het moeilijk uit te leggen is dat voor een nevenfunctie bij
een organisatie in de (semi-) publieke sector – die (deels) met belastinggeld wordt
gefinancierd – de bezoldiging net zo hoog of zelfs hoger is dan het bedrag waar een
gezin met een minimumloon of met een bijstandsuitkering maandelijks van moet rondkomen?
Zo nee, kunt u uitleggen waarom dit wel logisch is?
Antwoord 6
De hoogte van een vergoeding is doorgaans gebaseerd op de zwaarte van de functie,
en de benodigde kennis, opleiding en werkervaring. Dit kan betekenen dat in sommige
gevallen een vergoeding dient te worden betaald die vergelijkbaar of hoger is dan
het wettelijk minimumloon of een bijstandsuitkering.
Vraag 7
Zijn u (zonder namen te noemen) voorbeelden bekend van bestuurders in de (semi-) publieke
sector die moeilijk rond kunnen komen van een inkomen op of net onder de Wnt-norm?
Antwoord 7
Mij zijn zulke voorbeelden niet bekend.
Vraag 8
Wat vindt u van het voorstel van de Algemene Onderwijsbond om schoolbestuurders hun
bijverdiensten bij andere (semi-) publieke organisaties aan de eigen onderwijsinstelling
over te laten maken wanneer ze daarmee boven de Wnt-norm uitkomen? Is dit een voorstel
dat breder in de (semi-) publieke sector zou kunnen passen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Voor zover de werkzaamheden als toezichthouder zouden worden verricht in de arbeidstijd
als bestuurder, kan bij arbeidsovereenkomst worden afgesproken dat de verdiensten
uit de werkzaamheden door de functionaris worden overgemaakt naar de instelling waar
hij/zij werkzaam is als bestuurder. Het is aan de instelling zelf om dit met de bestuurder
af te spreken. Dit is niet mogelijk als de werkzaamheden als toezichthouder worden
uitgevoerd naast of boven de bestuurdersfunctie, dus buiten de arbeidstijd als bestuurder.
Betrokkene verricht die nevenwerkzaamheden dan in de eigen tijd.
Vraag 9
Hoeveel bestuurders die onder het bereik van de Wnt vallen verdienen op dit moment
met hun hoofdfunctie meer dan de Wnt-norm? Kunt u hiervan een actueel overzicht geven?
Kan een inschatting gegeven worden hoeveel bestuurders precies op of net onder de
Wnt-norm verdienen en daarnaast nog betaalde nevenfuncties hebben en daarmee cumulatief
meer verdienen dan de Wnt-norm? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen als deze
gegevens niet bekend zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Wij kunnen geen inschatting geven t.a.v. de vraag hoeveel bestuurders precies op of
net onder de Wnt-norm verdienen en daarnaast nog betaalde (toezichthoudende) nevenfuncties
hebben en daarmee cumulatief meer verdienen dan de Wnt-norm. Het toezicht op de naleving
van de Wnt is primair ingericht op verantwoording door de verantwoordelijke Wnt-instellingen,
niet op de individuele topfunctionaris.
Omdat de wetgever met reden de mogelijkheid heeft opengehouden dat leidinggevende
topfunctionarissen daarnaast een of meer toezichthoudende nevenfuncties vervullen,
zien wij geen aanleiding tot het doen van nader onderzoek.
Wel ontvangt de Tweede Kamer elk jaar in december een rapportage van het aantal geconstateerde
overtredingen en getroffen handhavingsmaatregelen per toezichthoudende instantie/sector.
De Tweede Kamer ontvangt daarbij ook elk jaar een overzicht van de aantallen ingediende
en (niet-)gehonoreerde uitzonderingsverzoeken. Zie voor de laatste jaarrapportage
over 2020 TK 2021–2022, 30 111, nr.126.
Vraag 10
Bent u bereid om een landelijk openbaar toegankelijk (neven)functieregister in te
stellen waarin alle organisaties die onder het bereik van de Wnt vallen moeten opnemen
wie bestuurders en toezichthouders zijn, zodat deze informatie voor eenieder eenvoudig
nazoekbaar is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Informatie over de bezoldiging van topfunctionarissen (bestuurders en toezichthoudende
topfunctionarissen) is reeds grotendeels beschikbaar/terugvindbaar. Wnt-plichtige
instellingen dienen een Wnt-verantwoording m.b.t. de leidinggevende en toezichthoudende
topfunctionarissen te publiceren. Met ingang van 1 januari 2018 is het voor alle Wnt-instellingen
verplicht de Wnt-verantwoording jaarlijks uiterlijk 1 juli op algemeen toegankelijke
wijze op internet openbaar te maken voor een periode van tenminste zeven jaar. Een
landelijk openbaar toegankelijk (neven)functieregister waarin alle Wnt-instellingen
zouden moeten opnemen wie bestuurders en toezichthouders zijn, zou tot extra administratieve
lasten leiden voor Wnt-instellingen.
Vraag 11
Bent u bereid om met voorstellen te komen om de Wnt zo te wijzigen dat ook een cumulatie
aan vergoedingen voor hoofd- en nevenfuncties in de (semi-) publieke sector niet boven
de Wnt-norm uit mag komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
De anticumulatiebepaling ziet sinds de invoering ervan alleen toe op functies als
bestuurder (executieve topfunctionaris) met een dienstbetrekking, en niet op functies
als voorzitter of lid van een toezichthoudend orgaan of topfunctionarissen zonder
dienstbetrekking. Het komt in de (semi)publieke sector veel voor dat topfunctionarissen
een hoofdfunctie als bestuurder combineren met één of meer nevenfuncties als toezichthouder.
Dat is in principe niet ongewenst: zo vergroten en delen topfunctionarissen hun kennis
en expertise, wat de kwaliteit van bestuur in de (semi)publieke sector ten goede komt.
In het kader van de wetswijziging Wnt die ik namens het kabinet onlangs heb aangekondigd,
ben ik wel bereid om nader uit te laten zoeken wat de voor- en tegens zijn van het
verder aanscherpen van de anticumulatiebepaling.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat veel toezichthouders van organisaties
in de (semi-) publieke sector zelf ook ergens bestuurder in de (semi-) publieke sector
zijn en dat hierdoor een relatief kleine kring ontstaat van bestuurders en toezichthouders
die elkaar controleren en elkaars vergoedingen vaststellen? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat zijn uw voornemens om de kring van functionarissen groter te laten worden?
Antwoord 12
Dat is in principe niet onwenselijk. Ervaring in en kennis van bestuurlijke vraagstukken
in de ene sector kan zo benut worden in een andere publieke sector. Dat laat onverlet
dat de diversiteit in de top van de (semi)publieke sector momenteel een belangrijk
punt van aandacht is.
Zoals wij hebben aangegeven in antwoord op uw eerdere vragen over de beloning van
topinkomens (d.d. 12 mei 2022, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3381) neemt het kabinet verschillende maatregelen om meer diversiteit in de top te realiseren.
Kortheidshalve verwijzen wij naar het antwoord op vraag 15 van die eerdere vragen.
Vraag 13
Hoe beoordeelt u het feit dat bestuurders in bijvoorbeeld het onderwijs, de zorg of
in andere (semi-) publieke sectoren – sectoren waar mede door personeelstekorten een
hoge werkdruk is – naast hun fulltime functie ook nog nevenfuncties bekleden waar
zij een ruime beloning voor ontvangen? Deelt u de mening dat het verstandiger zou
zijn wanneer deze bestuurders al hun werkzame tijd zouden besteden aan hun hoofdfunctie?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Het is aan de werkgever van de betreffende topfunctionaris om hierover afspraken te
maken met de werknemer, en desnoods in voorkomende gevallen over te oordelen.
Vraag 14
Hoe beoordeelt u het dat bestuurders met hun hoofd- en nevenfuncties tezamen vaak
ruim boven de 40 uur uitkomen? Hoe verhoudt zich dit tot het wettelijke maximum qua
werkuren? Hoe beoordeelt u dit in het licht van de hoge werkdruk voor werknemers in
de (semi-) publieke sector?
Antwoord 14
Het is niet verboden om meer dan 40 uur per week te werken. Afspraken over het bewaken
van een gezonde werk-privé balans zijn aan werkgever en werknemer, rekening houdend
met de eisen van de Arbowetgeving en de Arbeidstijdenwet.
Vraag 15
Begrijpt u dat bijvoorbeeld leraren of verplegers – die vaak lange dagen maken en
regelmatig ook in hun vrije tijd nog werkactiviteiten verrichten waar zij geen extra
vergoedingen voor ontvangen – zich afvragen waar de bestuurders van hun organisaties
de tijd vandaan halen om naast hun drukke bestuurderswerk ook nog goed betaalde nevenfuncties
kunnen vervullen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Het kabinet heeft veel waardering voor leraren en verplegers die vaak lange dagen
maken en ook nog in hun vrije tijd werkactiviteiten verrichten. Het kabinet waardeert
eveneens de inspanningen van bestuurders en toezichthouders in de publieke sector.
Gezien de aard van de nevenfuncties staan hier soms bepaalde vergoedingen tegenover.
Vraag 16
Welk signaal gaat er naar de samenleving uit van het feit dat een kleine groep bestuurders
en toezichthouders forse beloningen krijgt die bij elkaar opgeteld boven de Wnt-norm
uitkomen? Begrijpt u dat juist in deze tijden waarin veel mensen met lage of gemiddelde
inkomens de eindjes aan elkaar moet knopen om financieel gezond het einde van de maand
te halen, het beeld van een kleine groep bestuurders en toezichthouders die hoge beloningen
ontvangt niet fraai is?
Antwoord 16
Het kabinet begrijpt dat mensen die moeite hebben om financieel de eindjes aan elkaar
te knopen, vragen zouden kunnen hebben over de hoogte van de bezoldiging van bestuurders
en toezichthouders. Tegelijkertijd vindt het kabinet het belangrijk dat topfunctionarissen
hun kennis en expertise ten dienste stellen van de samenleving. Dat hier in sommige
gevallen vergoedingen tegenover staan, kan nodig zijn gelet op de zwaarte van de functie
en de benodigde kennis, opleiding en werkervaring.
Vraag 17
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.