Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over het bericht 'Vrijheid voor leider Bende van Venlo lonkt na zeven moorden'
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Vrijheid voor leider Bende van Venlo lonkt na zeven moorden» (ingezonden 9 september 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 7 oktober 2022). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 122.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Vrijheid voor leider Bende van Venlo lonkt na zeven
moorden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de Frank P. in totaal ongeveer 250 geweldsdelicten heeft gepleegd, waaronder
ten minste zeven moorden?
Antwoord 2
De heer P. is op 26 april 1996 door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot
een levenslange gevangenisstraf voor meervoudige moord en meervoudige gekwalificeerde
doodslag op in totaal zeven personen. Over mogelijk gepleegde delicten die niet hebben
geleid tot deze veroordeling kan ik geen uitspraken doen.
Vraag 3
Sinds wanneer staat de tot levenslang veroordeelde Frank P. op de wachtlijst van de
Rooyse Wissel?
Antwoord 3
P. staat sinds 8 september 2022 op de wachtlijst van het forensisch psychiatrisch
centrum (FPC) De Rooyse Wissel.
Vraag 4
Zijn alle slachtoffers en nabestaanden betrokken bij het besluit om Frank P. op de
wachtlijst van de Rooyse Wissel te plaatsen? Zo ja, hoe zij zijn betrokken en zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Om te beginnen wil ik benadrukken dat P. mogelijk wordt overgeplaatst naar FPC De
Rooyse Wissel zodat hij daar een behandeltraject kan volgen, er is geen sprake van
re-integratieactiviteiten zoals verlof of andere vrijheden (zie ook de beantwoording
op vraag 6 en 7). Slachtoffers en nabestaanden worden geïnformeerd over een overplaatsing
als er sprake is van vrijheden. In dit geval is dat daarom niet gebeurd.
Vraag 5
Klopt het dat er in 2019 meerdere adviezen zijn geweest, waaronder die van het Adviescollege
Levenslanggestraften, op grond waarvan destijds is geoordeeld dat zelfs van een eerste
stap richting terugkeer in de samenleving niet aan de orde kon zijn?
Antwoord 5
Voordat ik in ga op de zaak P., schets ik eerst het beleidskader voor de tenuitvoerlegging
van de levenslange gevangenisstraf.2 Het beleidskader voorziet in een procedure voor herbeoordeling van de levenslange
gevangenisstraf en biedt mogelijkheden voor de levenslanggestrafte om zich daarop
voor te bereiden. Op grond van dit kader adviseert het Adviescollege Levenslanggestraften
(hierna: Adviescollege) 25 jaar na aanvang van de detentie of een levenslanggestrafte
kan worden toegelaten tot de re-integratiefase. Dit doet het Adviescollege bij iedere
levenslanggestrafte. Het Adviescollege hanteert hierbij de volgende vier criteria:
- het recidiverisico;
- de delictgevaarlijkheid;
- het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie,
en;
- de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding.
Voorafgaand aan de advisering door het Adviescollege vindt een uitgebreid onderzoek
plaats, waarbij de betrokkene onder meer ter observatie in het Pieter Baan Centrum
(PBC) wordt geplaatst voor ten minste zes weken. Het Adviescollege baseert zijn advies
mede op het rapport van het PBC. Naast het onderzoek door het PBC wordt advies ingewonnen
bij de reclassering en wordt een nabestaanden- en slachtofferonderzoek uitgevoerd.
Ook hoort het Adviescollege de slachtoffers en nabestaanden, indien zij dat wensen,
en tot slot de levenslanggestrafte zelf.3
Het Adviescollege brengt vervolgens advies uit aan mij zodat ik een beslissing kan
nemen over het al dan niet toelaten van een levenslanggestrafte tot de re-integratiefase.
In de zaak P. heeft het Adviescollege op 11 maart 2019 negatief geadviseerd omtrent
de toelating tot de re-integratiefase. Zoals omschreven in artikel 7, eerste lid,
van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften ben ik gehouden bij een negatief
advies van het Adviescollege dienovereenkomstig te beslissen. Bij besluit van 8 juli
2019 heb ik aan P. medegedeeld dat hij niet wordt toegelaten tot de re-integratiefase.
Het Adviescollege heeft in zijn advies van 2019 opgenomen dat het na twee jaren een
vervolgadvies zou uitbrengen (zie antwoord op vraag 6 en 7).
Vraag 6 en 7
Waarom kan een eerste stap richting terugkeer in de samenleving nu wel aan de orde
zijn?
Heeft het Openbaar Ministerie positief geadviseerd tot deze stap? Zo nee, waarom heeft
u daar dan toch toe besloten?
Antwoord 6 en 7
In november 2021 heeft het Adviescollege vervolgadvies uitgebracht in de zaak P. Het
Adviescollege adviseerde op basis van zijn deskundig oordeel en alle uitgevoerde onderzoeken
opnieuw om P. niet toe te laten tot de re-integratiefase. Zoals aangegeven in de beantwoording
op vraag 5 ben ik gehouden bij een negatief advies van het Adviescollege dienovereenkomstig
te beslissen. Bij besluit van 21 december 2021 heb ik wederom aan P. medegedeeld dat
hij niet wordt toegelaten tot de re-integratiefase.
De plaatsing van P. op de wachtlijst van FPC De Rooyse Wissel is dan ook niet in het
kader van de re-integratiefase, maar in het kader van behandeling. Het PBC heeft door
middel van observatieonderzoek een stoornis bij P. geconcludeerd en hierover in juni
2021 gerapporteerd. P. heeft in september 2021 een verzoek ingediend tot overplaatsing
naar een FPC voor behandeling van die stoornis. In dit verband is het Murray-arrest
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van belang. Op grond van het
Murray-arrest is elke lidstaat verplicht zijn volledige medewerking te geven aan een
behandeling van een stoornis bij een gedetineerde wanneer er een reële kans is dat
door de behandeling zijn recidiverisico wordt verminderd. Het OM heeft negatief geadviseerd
over het opstarten van een behandeltraject van P. Het Adviescollege heeft in november
2021 overwogen dat betrokkene een behandelingstraject zal moeten ingaan gericht op
vermindering van het recidiverisico, teneinde in de toekomst eventueel in aanmerking
te kunnen komen voor toelating tot de re-integratiefase.
Alles overwegende heb ik bij besluit van 21 december 2021 aan P. gecommuniceerd dat
ik de besluitvorming omtrent zijn overplaatsingsverzoek naar een FPC aanhoud in afwachting
van de uitkomst van de indicatiestellingsprocedure (een indicatie is een verwijzing
die nodig is voor behandeling van een justitiabele in een instelling). Inmiddels is
voor P. een indicatie afgegeven voor plaatsing in een FPC voor behandeling. Zoals
aangegeven in de beantwoording van vraag 3 staat P. sinds 8 september 2022 op de wachtlijst
van FPC De Rooyse Wissel. Wanneer een opnamedatum bekend is, neemt de directeur van
de penitentiaire inrichting namens de Minister een besluit over het overplaatsingsverzoek.
Tijdens het behandeltraject zal geen sprake zijn van re-integratieactiviteiten zoals
verlof of andere vrijheden. Na afloop van de behandeling gaat P. weer terug naar de
penitentiaire inrichting. Het Adviescollege brengt in 2023 weer een vervolgadvies
uit in de zaak P. omtrent de re-integratiefase.
Vraag 8
Hoe is bij het besluit in 2019 en het besluit in 2022 de impact op de vele slachtoffers
en nabestaanden in Venlo en omstreken gewogen?
Antwoord 8
Het wegen van de belangen van slachtoffers en nabestaanden gebeurt door het Adviescollege
in het kader van zijn advisering aan de Minister voor Rechtsbescherming over de toelating
tot de re-integratiefase. Aan slachtoffers en nabestaanden wordt gevraagd of zij bereid
zijn mee te werken aan een slachtoffer- en nabestaandenonderzoek. Een dergelijk onderzoek
vindt plaats door tussenkomst van Slachtofferhulp Nederland.
Indien de slachtoffers en nabestaanden dat wensen, worden zij door het Adviescollege
gehoord in het kader van het eerste advies. Bovenstaande is ook van toepassing op
de zaak P.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.