Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 179 Wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken
Nr. 5 VERSLAG
            
Vastgesteld 7 oktober 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
                  van haar bevindingen.
               
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
                  door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
                  het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
                         
I
ALGEMEEN DEEL
2
                         
                         
                         
                         
1.
Aanleiding en doel van het wetsvoorstel
2
2.
Inhoud wetsvoorstel
4
3.
Het huidige Nederlandse recht inzake antidoping
6
4.
Internationale context van het Nederlandse antidopingbeleid
6
5.
Rechtvaardiging overheidsinterventie
6
6.
Rechtvaardiging oprichting nieuwe publiekrechtelijke zbo
7
7.
Inrichting Beoordelingscommissie dopingzaken
7
8.
Taak zbo
8
9.
Verhouding tot nationaal recht
8
10.
Gevolgen, inclusief financiële gevolgen
8
11.
Monitoring en evaluatie
9
12.
Advies en consultatie
9
                         
                         
                         
                         
II
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
9
I. ALGEMEEN DEEL
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter
                  instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken. Zij hebben hierbij nog enkele
                  vragen.
               
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het is
                  volgens deze leden van groot belang dat er sprake is van eerlijke topsport en dat
                  sporters zuiver behandeld worden in de handhaving. Zij ondersteunen daarom het principe
                  achter het onderhavige wetsvoorstel dat het beroep tegen een dopinggerelateerde beslissing
                  afgehandeld wordt door een organisatie die onafhankelijk is van de Dopingautoriteit,
                  welke de beslissing in eerste instantie heeft gemaakt. Over de uitvoering en achtergrond
                  van dit wetsvoorstel hebben genoemde leden nog enkele vragen.
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zien de noodzaak
                  om te voldoen aan de Wereld Anti-Doping Code (WAD-code), gezien de potentiële consequenties
                  voor de Nederlandse sportsector en Nederlandse (top)sporters als gevolg van non-conformiteit
                  aan de WAD-code. Zij begrijpen echter ook de bezwaren die de Afdeling advisering van
                  de Raad van State maakt bij het instellen van een apart zelfstandig bestuursorgaan
                  voor de Beoordelingscommissie dopingzaken en hebben mede daarom nog enkele vragen
                  bij het wetsvoorstel.
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter
                  instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken. Genoemde leden hebben hierbij
                  nog enkele vragen die zij aan de regering zouden willen voorleggen.
               
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en
                  heeft nog enkele vragen en opmerkingen.
               
1. AANLEIDING EN DOEL VAN HET WETSVOORSTEL
               
De leden van de D66-fractie wijzen de regering op het grote belang dat verduidelijkt gaat worden wat de grenzen
                     tussen tuchtrecht en strafrecht zijn en wie welke rol heeft, zoals verwoord in de
                     motie-Westerveld c.s.1. Deze leden vragen de regering naar de voortgang van de uitvoering van deze motie.
                     Is dit al voldoende duidelijk en vraagt het onderzoek naar aanleiding van deze motie
                     niet op meer plaatsen om aanpassingen in wet- en regelgeving, zodat de grenzen tussen
                     tuchtrecht en strafrecht duidelijker zijn? Leidt het apart behandelen van dit wetsvoorstel
                     niet tot vertraging in deze opgave? Waarom wordt de wet nu wel op dit specifieke punt
                     aangepast, maar wordt de motie-Westerveld c.s. niet uitgevoerd, zo vragen deze leden
                     de regering.
                  
De leden van de D66-fractie vinden het zorgelijk dat er met dit wetsvoorstel gekozen
                     lijkt te zijn voor een proces dat naar oordeel van de Raad van State niet passend
                     is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zeker omdat de Kamer al gevraagd
                     heeft dit hele stelsel te analyseren via de genoemde motie-Westerveld c.s. Waarom
                     is er bijvoorbeeld niet voor gekozen om conform de motie-Westerveld c.s. het tucht-
                     en strafrechtstelsel grondig te analyseren, zodat wellicht een groter wetstraject
                     de overeenstemming met de WAD-code had kunnen oplossen en tegelijkertijd de problemen
                     uit de motie-Westerveld c.s. en de bezwaren vanuit de Raad van State had kunnen aanpakken
                     op een wijze die wel passend is binnen de Awb?
                  
De leden van de D66-fractie stellen vast dat de Raad van State zeer kritisch is op
                     de juridische constructie. Dat heeft geleid tot een negatief dictum. De regering neemt
                     een deel van de suggesties van de Raad van State over. Hoe staat de regering tegenover
                     het idee om de Raad van State nu, na de wijzigingen, opnieuw advies te laten uitbrengen
                     over het gewijzigde wetsvoorstel?
                  
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering constateert dat de WAD-code sterk
                     juridificeert. Is dit een ontwikkeling die de regering toejuicht of zorgen baart?
                     Welke acties onderneemt de regering als gevolg daarvan? Waarom is de huidige mogelijkheid
                     om na bezwaar bij de Dopingautoriteit naar de bestuursrechter te stappen onvoldoende
                     om te voldoen aan de WAD-code, terwijl daarmee ook een mogelijkheid bestaat tot onafhankelijk
                     beroep bij een dopinggerelateerd besluit?
                  
De leden van de D66-fractie willen de regering in de context van het onderhavige wetsvoorstel
                     graag wijzen op motie-Van der Laan c.s.2 over een sportwet. Wat is de voortgang van de uitvoering van deze motie? Hoe passen
                     de keuzes die in dit wetsvoorstel gemaakt worden bij de verdiepingsslag die gemaakt
                     wordt als gevolg van deze motie? Loopt dit wetsvoorstel vooruit op de stelseldiscussie
                     die onderdeel is van de uitvoering van deze motie?
                  
De Minister geeft aan dat een aantal van de besluiten die volgens de WAD-code appellabel
                     zijn bij de Dopingautoriteit zijn belegd. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering precies kan aangeven welke appellabele besluiten niet bij de
                     Dopingautoriteit zijn belegd en waar deze besluiten dan wel zijn belegd.
                  
Aangezien het Instituut Sportrechtspraak (ISR) en andere commissies van beroep binnen
                     de sportbonden en -organisaties dopingovertredingen beoordelen, heeft de huidige Bezwaarcommissie
                     Nationaal Dopingreglement (BND) alleen een aanvullende functie. De leden van de CDA-fractie
                     lezen in de brief van 27 augustus 20213 dat in de eerste tweeëneenhalf jaar van het bestaan van de BND daarom slechts twee
                     zaken door de BND zijn behandeld. Kan de regering aangeven wat voor soort zaken dit
                     waren? De leden van de CDA-fractie vragen tevens of de regering kan reflecteren op
                     de proportionaliteit van het oprichten van een aparte zelfstandig bestuursorgaan (zbo)
                     ten behoeve van zo weinig zaken. Is overwogen om – als er werkelijk geen alternatief
                     zou zijn voor het oprichten van een apart zbo – extra taken bij dit zbo te beleggen?
                  
Zowel de Raad van State als de regering zelf geven aan van mening te zijn dat met
                     de huidige mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter onafhankelijkheid van een
                     beroepsprocedure al gegarandeerd is. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering
                     nader kan toelichten met welke argumentatie het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA)
                     aangeeft dat deze mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter echter toch niet
                     voldoet aan de WAD-code.
                  
In de brief van 1 oktober 20214 schreef de toenmalig Staatssecretaris van VWS dat hij in overleg was met de Dopingautoriteit
                     over eventueel door hen te nemen juridische stappen tegen een mogelijke non-compliance
                     verklaring. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de uitkomsten van dit
                     overleg zijn. Heeft de regering daarnaast overwogen om de constatering van non-compliance
                     voor te leggen bij het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS). Zo nee, waarom niet?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting van de regering op het proces van
                     wijziging van de WAD-code. Heeft Nederland of een Nederlandse organisatie hierin een
                     rol gespeeld en/of mee mogen praten? Was bij het tot stand komen van de wijziging
                     van de WAD-code (nog) niet duidelijk dat deze wijziging zou kunnen leiden tot non-conformiteit
                     aan de WAD-code? Had Nederland hier naar oordeel van de regering eerder van op de
                     hoogte kunnen en moeten zijn?
                  
De leden van de CDA-fractie vagen de regering hoe realistisch het nog is dat dit wetsvoorstel
                     uiterlijk in het najaar van 2022 wordt geïmplementeerd. Wat zijn de consequenties
                     als de implementatie van het wetsvoorstel later dan dit najaar zal zijn?
                  
Het lid van de BBB-fractie onderschrijft de noodzaak van het aanpassen van de wet als gevolg van de aanwijzing
                  die de WADA aan Nederland heeft gegeven. In zijn algemeenheid kan het lid van de BBB-fractie
                  deze wetswijziging dan ook steunen. Voor het lid zijn een paar zaken van belang: transparantie,
                  de samenstelling van de Beoordelingscommissie en de mogelijkheid om controle uit te
                  oefenen op het functioneren van de commissie.
               
2. INHOUD WETSVOORSTEL
               
De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom de Beoordelingscommissie alleen beroepen zal beoordelen
                     die appellabel zijn op grond van de WAD-code. Om wat voor besluiten van de Dopingautoriteit
                     die niet appellabel zijn op grond van de WAD-code gaat het? En is het daarvoor niet
                     mogelijk en/of logisch om ook hierbij een beroep bij de Beoordelingscommissie mogelijk
                     te maken, zodat er een eenduidige procedure is?
                  
De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering niet nader is ingegaan op het
                     alternatief dat de Raad van State aandraagt om dopinggerelateerde besluiten op te
                     nemen op de negatieve lijst van de Awb. Op die manier is er immers nog steeds de mogelijkheid
                     om na bezwaar naar de burgelijke rechter te stappen, maar voldoet de gang van zaken
                     wel aan het stelsel binnen de Awb, zo stelt de Raad van State. Waarom zou de rechter
                     niet kunnen beschikken over de benodigde kennis en daarmee gelden als onafhankelijke
                     beroepsmogelijkheid? Hoe kan het dat de regering deze optie overbodig acht, terwijl
                     de Raad van State deze aandraagt als alternatief voor hun voornaamste bezwaar tegen
                     dit wetsvoorstel dat deze procedure niet passend is in het kader van de Awb? De regering
                     geeft aan het wetsvoorstel en de Memorie van toelichting hierop integraal te hebben
                     herzien. Welke wijzigingen zijn er doorgevoerd naar aanleiding van dit alternatief?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het wetsvoorstel is voorgelegd aan de WADA en of de regering
                     de garantie van de WADA heeft dat als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, Nederland
                     weer voldoet aan de WAD-code.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het bij alle besluiten die genomen
                     worden op grond van de taken uit artikel 5, eerste lid, onder a, b of c van de Wet
                     uitvoering antidopingbeleid (Wuab) zo is dat beroep alleen door de Beoordelingscommissie
                     dopingzaken behandeld kan worden.
                  
Betekent dit tevens dat alleen besluiten die worden genomen op basis van de taken
                     die de dopingautoriteit heeft op basis van artikel 5, eerste lid, onderdelen d en
                     e van de Wuab onder de Awb blijven vallen? Wat voor besluiten kunnen dat zijn, aangezien
                     het hierbij slechts gaat om «het geven van voorlichting over doping» en «andere door
                     Onze regering opgedragen taken die verband houden met het bestrijden van toepassing
                     van doping in de sport».
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering voorstelt dat het zbo Beoordelingscommissie dopingzaken één
                     lid, de voorzitter, heeft. Daarnaast lezen de genoemde leden dat de regering van mening
                     is dat de Kaderwet zbo’s en het onderhavige wetsvoorstel voldoende waarborging bieden
                     om te verzekeren dat het lid van de Beoordelingscommissie onafhankelijk is en dat
                     de besluiten van de Beoordelingscommissie van een goede kwaliteit zijn. Zij vragen
                     de regering echter welke eisen concreet gesteld zullen worden aan de voorzitter om
                     diens onafhankelijkheid te garanderen. Daarnaast vragen zij de regering op basis van
                     welke concrete criteria de voorzitter geselecteerd zal worden. Verder stelt de regering
                     dat de kwaliteit van oordeelsvorming geborgd wordt door de controlebevoegdheid van
                     de Minister. Neemt de regering andere concrete maatregelen om de kwaliteit van de
                     besluiten van de Beoordelingscommissie te waarborgen? Zo ja, welke maatregelen? Zo
                     nee, hoezo kiest de regering niet voor verdere maatregelen?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat niet alle sporten verenigingsrechtelijk
                     georganiseerd zijn. Deze leden vragen de regering hoe de wetswijziging invloed zal
                     hebben op beoefenaars van deze sporten. Welke concrete maatregelen zal de regering
                     nemen om de Dopingautoriteit te ondersteunen bij het bestrijden van doping binnen
                     deze sporten? Zullen atleten die een dergelijke sport beoefenen, of sportaanbieders
                     die een dergelijke sport aanbieden, aanspraak kunnen maken op de Beoordelingscommissie?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering overwogen heeft om de oplossing
                     voor de problematiek welke het onderhavige wetsvoorstel beoogt op te lossen, te laten
                     liggen bij de sportorganisaties. Genoemde leden lezen dat de regering uiteindelijk
                     van mening was dat dit een minder geschikte mogelijkheid is ten opzichte van overheidsinterventie.
                     Heeft de regering andere alternatieven overwogen? Zo ja, welke en waarom hadden deze
                     de voorkeur niet?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering verwacht dat privacyrisico’s
                     met betrekking tot het onzorgvuldig omgaan met informatie minimaal zijn. Zij vragen
                     de regering waarop zij deze verwachting baseert? Hoe zal gegarandeerd worden dat de
                     betrokken procespartijen in regel professionele partijen zullen zijn die zich bewust
                     zijn van de gevoeligheid van de informatie en ook daarnaartoe handelen? Welke concrete
                     maatregelen zullen getroffen worden om te voorkomen dat meer gegevens zullen worden
                     gedeeld dan noodzakelijk? Daarnaast lezen genoemde leden dat de regering erkent dat
                     de mogelijkheid bestaat dat de Beoordelingscommissie de aanwezige gegevens verwerkt
                     voor andere doeleinden. Welke consequenties zullen verbonden worden aan het onrechtmatig
                     verwerken van gegevens? Ook lezen deze leden dat de Beoordelingscommissie gebonden
                     zal zijn aan een informatiebeveiligingsbeleid. Op welke wijze zal het risico en de
                     impact bepaald worden voor dit informatiebeveiligingsbeleid? Welke partijen zullen
                     betrokken worden bij het opstellen van het informatiebeveiligingsbeleid?
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook hoe de Dopingautoriteit
                     sporters van verschillend niveaus gaat behandelen. Genoemde leden zien eigenlijk drie
                     categorieën. De eerste is de amateursporter, de tweede de amateursporter op topniveau
                     en tot slot de professionele sporter. Zij vragen de regering of er onderscheid wordt
                     gemaakt tussen de verschillende sporters als het gaat om het gebruik van middelen
                     op de dopinglijst en welke straffen daarbij worden gegeven. Ook vragen zij de regering
                     hoe de verschillende categorieën sporters worden gestraft als zij worden betrapt op
                     het gebruik van genotsmiddelen op de dopinglijst die in Nederland niet zijn gecriminaliseerd.
                     Is hierbij verschil in de strafmaat bij gebruik van genotsmiddelen en prestatieverhogende
                     middelen?
                  
De leden van de GroenLinksfractie hebben ook nog een aantal zorgen over de positie
                     van met name amateursporters. Als zij worden betrapt op gebruik van een middel op
                     de dopinglijst hebben zij geen professionele organisatie die hun kan helpen bij de
                     verdediging. Genoemde leden vragen de regering hoe deze sporters worden geïnformeerd
                     over hun rechten en welke juridische ondersteuning aan hen wordt aangeboden?
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook hoe amateursporters
                     die wel gecontroleerd worden op doping, worden voorgelicht. Op welke wijze wordt aan
                     hen duidelijk gemaakt welke middelen verboden zijn voor sporters op dat niveau en
                     welke straf zij daarvoor kunnen krijgen? Is dat een verantwoordelijkheid van de (amateur)sporters
                     zelf of ziet de regering daar ook een rol weggelegd voor de Dopingautoriteit?
                  
3. HET HUIDIGE NEDERLANDSE RECHT INZAKE ANTIDOPING
               
De leden van de CDA-fractie begrijpen uit het advies van de Raad van State dat er in het aanvankelijke wetsvoorstel
                  ten onrechte vanuit werd gegaan dat de dopinggerelateerde beslissingen van de Dopingautoriteit
                  een privaatrechtelijk karakter zouden hebben en dat de Awb daarom niet van toepassing
                  zou zijn. De regering neemt die kritiek over en constateert in het verband van dit
                  wetsvoorstel dat de Awb wel degelijk van toepassing is. De leden van de CDA-fractie
                  vragen de regering of deze constatering nog verdere consequenties voor de Dopingautoriteit
                  met zich meebrengt, en zo ja, welke.
               
Eén van de aanleidingen om de Wuab in te voeren en daarmee van de Dopingautoriteit
                  een zbo te maken, was destijds dat de (toen nog privaatrechtelijke) Dopingautoriteit
                  geen informatie kon uitwisselen met bijvoorbeeld de douane. De leden van de CDA-fractie
                  vragen de regering of uit de ervaring van afgelopen jaren blijkt dat dit probleem
                  daadwerkelijk weggenomen is met de invoering van de Wuab.
               
4. INTERNATIONALE CONTEXT VAN HET NEDERLANDSE ANTIDOPINGBELEID
               
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de houding van de Nederlandse regering ten aanzien van
                  de WAD-code en de Overeenkomst ter bestrijding van doping, waarin bepaald is dat de
                  Beoordelingscommissie onafhankelijk van de Dopingautoriteit zou moeten opereren, terwijl
                  dat niet het geval is in Nederland. Was de Nederlandse situatie nog wel in overeenstemming
                  met de WAD-code voor de herziening op 1 januari 2021 inging? Was Nederland betrokken
                  bij het opstellen van de herziening van de WAD-code? Zo ja, op welke manier is de
                  Nederlandse situatie van beroep en bezwaar betrokken in dit proces en is de Dopingautoriteit
                  daar goed bij betrokken? Zo nee, waarom niet, gezien dit een dermate grote impact
                  heeft op het nationale topsportbeleid? Heeft binnen de context van de Overeenkomst
                  ter bestrijding van doping ook het punt van een onafhankelijke beoordelingscommissie
                  gespeeld en zo ja, wanneer? En wat was daarbij de positie van de Nederlandse regering?
                  Heeft de regering destijds de Dopingautoriteit goed betrokken bij het besluit om al
                  dan niet de overeenkomst te ondertekenen of om te pleiten voor aanpassing voor de
                  Nederlandse situatie?
               
5. RECHTVAARDIGING OVERHEIDSINTERVENTIE
               
De leden van de D66-fractie hechten er belang aan dat Nederlandse sporters onder eigen vlag kunnen deelnemen
                     aan toernooien en Nederland sportevenementen mag organiseren. Hoe realistisch is het
                     dat Nederland deze rechten ontnomen worden als deze wetswijziging niet (snel) wordt
                     geïmplementeerd? Indien dit risico aannemelijk is, waarom heeft de regering dan niet
                     direct na totstandkoming van de WAD-code ervoor gezorgd dat deze kwestie opgelost
                     werd? Waarom is gewacht tot inwerkingtreding en toetsing van de herziene versie van
                     de WAD-code tot aanpassing van de wet?
                  
De leden van de D66-fractie vragen de regering in hoeverre is overwogen om onafhankelijkheid
                     tussen het oorspronkelijke besluit van de Dopingautoriteit en het beroep bij de Beoordelingscommissie
                     zodanig te borgen dat voldaan kan worden aan de voorschriften uit de WAD-code, zonder
                     dat oprichting van een nieuw zbo nodig was.
                  
De leden van de D66-fractie merken op dat de Raad van State vraagtekens stelt in hoeverre
                     de werkwijze van deze nieuwe zbo past binnen de Awb. Is door de regering overwogen
                     om de Awb zodanig aan te passen dat deze wel met elkaar in overeenstemming zijn?
                  
Het Nederlandse systeem heeft zowel bestuursrechtelijke als verenigingsrechtelijke
                  dimensies. Dit is een combinatie die in ons omringende landen niet voorkomt. De regering
                  legt uit waarom het onverstandig is de oplossing van het probleem bij de sportorganisaties
                  te laten, maar legt niet uit waarom er niet voor wordt gekozen dopingregelgeving vast
                  te leggen bij wet zoals in België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk en Spanje
                  het geval is. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom hier niet voor gekozen is en daarmee dopinggebruik strafbaar
                  te stellen.
               
6. RECHTVAARDIGING OPRICHTING NIEUWE PUBLIEKRECHTERLIJKE ZBO
               
De regering geeft aan dat er geen ander bestaand bestuursorgaan bestaat waar deze
                     taak bij past en gemakkelijk kan worden ingericht. De leden van de CDA-fractie vragen de regering welke mogelijkheden bij andere bestuursorganen onderzocht zijn
                     en om welke redenen deze mogelijkheden niet passend zijn bevonden.
                  
Bij de Beoordelingscommissie dopingzaken gaat het slechts om gemiddeld één zaak per
                     jaar. Bovendien gaat het hierbij om zaken volgend uit internationale regelgeving.
                     Om die redenen vragen de leden van de CDA-fractie de regering of ook is overwogen
                     om voor de taken van de Beoordelingscommissie aan te sluiten bij een internationale
                     organisatie en/of samen met andere kleine landen een gezamenlijke beoordelingscommissie
                     in te richten.
                  
7. INRICHTING BEOORDELINGSCOMMISSIE DOPINGZAKEN
               
De leden van de D66-fractie lezen dat er op dit moment slechts een laag aantal beroepszaken voorkomt bij de Beoordelingscommissie.
                     Hoeveel zaken per jaar betrof het de afgelopen tien jaar? Wat is de verwachting voor
                     het aantal zaken in de komende jaren? Bestaat er een bepaalde ondergrens voor het
                     aantal casussen om een commissie apart van de Dopingautoriteit te laten opereren en
                     een zekere mate van kwaliteit te kunnen waarborgen? Staat de kwaliteit van de besluiten niet onder druk indien deze commissie maar
                     uit één lid bestaat?
                  
De leden van de D66-fractie merken op dat personen die de inhoudelijke behandeling
                     van de voorgelegde zaken doen, niet werkzaam mogen zijn bij de Dopingautoriteit. Hoeveel
                     mensen zijn er die op dat niveau dopingzaken kunnen behandelen, daar voldoende ervaring
                     mee hebben en niet werkzaam zijn bij de Dopingautoriteit, gelet op het zeer specialistische
                     werk van de Dopingautoriteit?
                  
De regering benoemt, schorst en ontslaat de experts die besluiten inhoudelijk beoordelen.
                  Voor iedere specifieke zaak worden personen uit deze groep genomineerd voor de behandeling.
                  De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe groot de groep van te benoemen experts (minimaal) moet zijn.
                  Wie bepaalt op welke wijze welke experts bij een specifieke zaak worden ingezet?
               
De Beoordelingscommissie zal bestaan uit een voorzitter en een secretaris. De leden
                  van het expertpanel worden per zaak gekozen. Het lid van de BBB-fractie begrijpt de achterliggende redenering om op deze wijze te handelen. Van belang daarbij
                  is volgens haar wel dat er duidelijkheid en transparantie is over de keuze voor deze
                  leden.
               
8. TAAK ZBO
               
De regering geeft aan dat ingevolge de artikelen 4.4.2 en 13.2.3.2 van de WAD-code
                  onder andere de Dopingautoriteit in beroep mag gaan tegen besluiten die conform de
                  WAD-code appellabel zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij dit in de context van de Beoordelingscommissie dopingzaken
                  moeten zien, aangezien het hierbij gaat om bezwaar maken tegen besluiten van de Dopingautoriteit
                  zelf. Bedoelt de regering hiermee aan te geven dat de Dopingautoriteit bij de (Nederlandse)
                  Beoordelingscommissie in beroep mag gaan tegen besluiten van antidopingautoriteiten
                  in het buitenland?
               
9. VERHOUDING TOT NATIONAAL RECHT
               
De leden van de D66-fractie delen de mening dat sprake is van een besluit in de zin van Awb en dat het niet gaat
                  om een privaatrechtelijke aangelegenheid. Deze leden vernemen graag van de regering
                  of dat gevolgen heeft voor de juridische verplichtingen die rusten op het bestuursorgaan.
                  Zij denken bijvoorbeeld aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die mogelijk
                  een meer prominente rol gaan spelen.
               
De regering schrijft dat het merendeel van de dopingovertredingen niet strafbaar gesteld
                  is. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering voorbeelden kan geven van overtredingen die wel strafrechtelijke
                  consequenties hebben. Hoe vaak worden zaken door de Dopingautoriteit voorgelegd voor
                  strafrechtelijke vervolging?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe mogelijke jarenlange uitsluiting van deelname aan sport zich
                     verhoudt tot het nationale recht, waarbij er geen straf staat op het gebruik van zulke
                     middelen. De leden van de fractie van GroenLinks vragen dit vooral met oog op amateursporters.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook hoeveel dopingzaken
                     er in Nederland plaatsvinden en in hoeverre deze betrekking hebben op professionele
                     sporters en amateursporters. Wat zijn de gevolgen voor amateursporters als zij worden
                     betrapt op gebruik van genotsmiddelen of prestatieverhogende middelen? Kan de regering
                     hier een overzicht van geven over de afgelopen tien jaar?
                  
10. GEVOLGEN, INCLUSIEF FINANCIELE GEVOLGEN
               
De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat de rechtspositie voor sporters op orde is. Indien
                  zij in beroep gaan bij de Beoordelingscommissie, kunnen zij daarna niet meer in bezwaar
                  gaan zoals dat nu het geval is. In hoeverre is dat een verandering van de huidige
                  rechtspositie, waarbij het bezwaar ook uitgevoerd wordt door de Beoordelingscommissie,
                  maar dan nog niet als aparte zbo? Zijn er bepaalde rechten in de procedure die als
                  gevolg van dit wetsvoorstel voor sporters worden toegevoegd of verdwijnen, omdat deze
                  anders zijn voor bezwaar bij de Beoordelingscommissie dan voor beroep bij de Beoordelingscommissie
                  als zbo? In hoeverre verandert dit wetsvoorstel iets aan de rechten en procedure van
                  de blijvende mogelijkheid om daarna in beroep te gaan bij de bestuursrechter?
               
11. MONITORING EN EVALUATIE
               
Conform artikel 13a van de huidige Wuab is er in het voorjaar van 2022 een eerste
                  evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het zbo Dopingautoriteit
                  uitgevoerd. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wanneer de Kamer over de resultaten hiervan wordt geïnformeerd.
               
12. ADVIES EN CONSULTATIE
               
De leden van de VVD-fractie vinden het zorgelijk te lezen dat de Afdeling advisering van de Raad van State ernstige
                     bezwaren heeft tegen het voorstel. De regering wenst te bevorderen dat voldaan wordt
                     aan de WAD-code en wil in dat verband de behandeling van bezwaren neerleggen bij een
                     instantie die onafhankelijk is van de Dopingautoriteit. De voorgestelde opzet komt
                     volgens de Raad van State feitelijk neer op een vorm van administratief beroep. Dit
                     is volgens de Raad van State echter niet verenigbaar met de hoofdsystematiek van de
                     Awb, die uitgaat van bezwaar bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen,
                     en daarna eventueel beroep bij de onafhankelijke bestuursrechter. Daarvan uitgaande
                     beschrijft de Raad van State drie alternatieven die kunnen worden verkend en die in
                     alle gevallen nopen tot fundamentele herziening van het wetsvoorstel. De regering
                     stelt dat de door de Raad van State aangedragen alternatieven geen sluitende oplossing
                     bieden waarbij zowel voldaan wordt aan de eisen die WAD-code stelt alsook een uitvoerbare
                     situatie wordt gecreëerd. De leden van de VVD-fractie hechten aan uitvoerbaarheid
                     en juridische houdbaarheid van de voorgestelde wet. Deze twee elementen lijken met
                     het advies van de Raad van State onder druk te staan. De leden van de VVD-fractie
                     horen graag van de regering wat de gevolgen zijn voor de uitvoering en de handhaving
                     indien de wet in huidige vorm wordt doorgezet. Is de regering voornemens om dit door
                     de Raad van State nader in kaart te laten brengen?
                  
Genoemde leden lezen in de beslisnota dat het miniserie van Justitie en Veiligheid
                     na het Raad van State-advies in het kader van de wetgevingstoets opnieuw naar het
                     wetsvoorstel heeft gekeken. Ambtelijk is akkoord ontvangen, maar de formele bevestiging
                     moet nog. Genoemde leden vragen de regering of de formele bevestiging inmiddels aan
                     de orde is, of dat dit nog moet gebeuren?
                  
De leden van de D66-fractie zouden graag meer toelichting willen bij de conclusie van de Dopingautoriteit dat
                  het zaak is om te komen tot een sluitende (wettelijke) constructie, separaat van het
                  wetsvoorstel. Op welke termijn kan de Kamer voortgang verwachten op de dialoog die
                  de regering hier aankondigt?
               
II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
               
Onderdeel F en G
Op basis van het nieuwe artikel 18 kan de Beoordelingscommissie dopingzaken een vergoeding
                  toekennen aan de personen die onderdeel zijn van het panel van experts. Bij ministeriële
                  regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de vergoeding.
                  De leden van de CDA-fractie vragen of de regering van plan is nadere regels te gaan stellen, en zo ja, welke
                  dat zijn.
               
De voorzitter van de vaste commissie, Smals
De adjunct-griffier van de vaste commissie, Heller
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.