Brief Algemene Rekenkamer : Aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2023 (begrotingshoofdstuk XV) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
36 200 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2023
Nr. 5
                   BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2022
De ontwerpbegroting geeft budgettaire kaders voor de ontvangsten, uitgaven en verplichtingen
                  voor het komende jaar weer. Een goede begroting legt de basis voor een goede verantwoording.
                  En die verantwoording is vervolgens weer de basis voor de begroting van het volgende
                  jaar.
               
Met deze brief ontvangt u enkele aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2023 (begrotingshoofdstuk
                  XV) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) die de Tweede Kamer
                  kan gebruiken bij de begrotingsbehandeling. De begroting omvat € 50,4 miljard aan
                  uitgaven, € 50,5 miljard aan verplichtingen en € 2,3 miljard aan ontvangsten.
               
Aan het begin van de kabinetsperiode maakt het kabinet afspraken over het maximum
                  aan collectieve uitgaven voor de sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Dit is vastgelegd
                  in het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Het doel hiervan is het versterken van de
                  budgettaire discipline en het bevorderen van de beheersing van uitgaven. De Minister
                  van SZW is behalve voor de besteding van het begrotingsgeld ook verantwoordelijk voor
                  de totale begrotings- en premiegefinancierde uitgaven onder het Uitgavenplafond Sociale
                  Zekerheid. Deze uitgaven zijn voor 2023 geraamd op € 99,9 miljard. De ontwerpbegroting
                  SZW omvat voor het grootste deel, € 48,7 miljard van de totale € 50,4 miljard, uitgaven
                  die behoren tot het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid. De premie- en begrotingsgelden
                  voor de financiering van de sociale zekerheid komen samen bij de SVB en UWV, die de
                  sociale fondsen beheren en de uitkeringen betalen. Figuur 1 illustreert dit.
               
Figuur 1
                     Geldstromen van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid in 20231
1 De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten en zijn in constante prijzen van 2022.
                        Vanwege uitvoeringskosten SVB en UWV en overige uitgaven aan kleine regelingen tellen
                        de bedragen niet op tot het totaal van de uitgaven van het uitgavenplafond Sociale
                        Zekerheid.
                     
De Minister van SZW is ook beleidsmatig verantwoordelijk voor 8 fiscale regelingen
                  die volgens de Miljoenennota 2023 tot een geraamde belastingderving leiden van in
                  totaal € 56,9 miljard. Fiscale regelingen vormen geen onderdeel van de begroting van
                  een ministerie zelf omdat het geen uitgaven zijn, maar leiden wel tot minder belastingontvangsten.
               
De geraamde niet-belastingontvangsten bedragen in totaal ongeveer € 2,3 miljard. Hiervan
                  betreft ongeveer € 1,5 miljard werkgeversbijdrage kinderopvang, ongeveer € 0,3 miljard
                  terugbetalingen van de kinderopvangtoeslag, ongeveer € 0,2 miljard terugbetalingen
                  van het kindgebonden budget, en ongeveer € 0,2 miljard terugbetalingen NOW-subsidie.
               
Wij gaan in op enkele aandachtspunten voortkomend uit onze onderzoeken, die relevant
                  kunnen zijn voor de begrotingsbehandeling dit najaar, te weten:
               
1. Arbeidsuitbuiting
2. Export van uitkeringen
3. Niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen
4. Afrekening Tozo
5. Achterstanden WIA-beoordelingen
6. Aanpak schijnzelfstandigheid
We sluiten deze brief af met een vermelding van nog te publiceren onderzoek van de
                  Algemene Rekenkamer op het terrein van de Minister van SZW.
               
1 Arbeidsuitbuiting
               
In ons rapport Daders vrijuit, slachtoffers niet geholpen van 11 september 2021 concludeerden we dat de aanpak om arbeidsuitbuiting en ernstige
                  benadeling te bestrijden niet effectief is. Dit komt door geldende wet- en regelgeving,
                  doordat slachtoffers nog teveel buiten beeld blijven bij de Nederlandse Arbeidsinspectie
                  en doordat een goede informatievoorziening bij de Arbeidsinspectie ontbreekt. We constateren
                  verschillende positieve ontwikkelingen om deze knelpunten op te lossen. Daarnaast
                  zien we ook enkele aandachtspunten.
               
Een van onze aanbevelingen aan de Minister van SZW was om samen met de Minister van
                  Justitie en Veiligheid (JenV) te verkennen hoe de instrumenten om arbeidsuitbuiting
                  en ernstige benadeling aan te pakken verbeterd kunnen worden en hoe bestaande instrumenten
                  beter gebruikt kunnen worden. We constateerden dat met het huidige strafrechtsartikel
                  mensenhandel (Art. 273f) de bewijslast erg moeilijk is. De Minister van JenV is al
                  langer bezig om dit strafrechtsartikel aan te passen. De Staatssecretaris van JenV
                  en de Minister van SZW hebben uw Kamer in september 2022 geïnformeerd over de voortgang
                  hiervan.1 De verwachting is dat een conceptwetsvoorstel eind dit jaar in (internet)consultatie
                  wordt gebracht en het nieuwe wetsartikel in 2024 in werking treedt. In het coalitieakkoord
                  (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de bekostiging van dit wetsvoorstel en
                  de uitvoering bij de betreffende handhavingsorganisaties.
               
Uw Kamer heeft de motie van de leden Maatoug en Simons aangenomen waarin wordt voorgesteld
                  de Arbeidsinspectie de bevoegdheid te geven voor bestuursrechtelijke stillegging bij
                  het vermoeden van ernstige benadeling.2 Een bedrijf kan pas weer open als het kan aantonen dat het de werknemers niet meer
                  ernstig benadeelt. Dit zou de bestuursrechtelijke aanpak kunnen verbeteren aangezien
                  dit momenteel pas na meerdere waarschuwingen kan. Om de motie uit te voeren moet de
                  wet worden aangepast. In de begroting zegt de Minister zich in te zetten om uw Kamer
                  in oktober te informeren over de voortgang. Wij vragen uw aandacht echter ook voor
                  het belang dat de Arbeidsinspectie zoveel mogelijk de huidige instrumenten benut.
                  In ons onderzoek stelden we vast dat de Arbeidsinspectie in de periode 2017–2019 geen
                  enkele keer een bedrijf had stilgelegd. Ook verbaasde het ons dat het aantal meervoudige
                  boetes zeer beperkt was.
               
De Arbeidsinspectie heeft in juni 2022 voor het eerst de Monitor Arbeidsuitbuiting
                  en ernstige benadeling gepubliceerd en aan uw Kamer aangeboden. Volgens de monitor
                  heeft de Arbeidsinspectie de volgende initiatieven genomen: verbetering van de registratie
                  van slachtoffers; een nieuwe training over arbeidsuitbuiting voor rechercheurs en
                  de trainingen voor inspecteurs om arbeidsuitbuiting te herkennen zijn verbeterd; en
                  een applicatie die inspecteurs moet helpen bij het herkennen en melden van signalen
                  van arbeidsuitbuiting. Ook de monitor zelf is een stap vooruit en sluit aan bij onze
                  aanbeveling om de informatie over de aanpak van arbeidsuitbuiting te verbeteren. Een
                  aandachtspunt is het monitoren van de recidive cijfers: dit heeft geen plek in de
                  monitor. Wij vinden het inzicht in recidive cijfers belangrijk, juist ook om de effectiviteit
                  van verbeteringen in de aanpak aan te tonen. Dit sluit aan op onze constatering over
                  het zeer beperkte aantal meervoudige boetes.
               
Verder bevalen wij aan om de positie van slachtoffers in de bestuursrechtelijke aanpak
                  te verbeteren en meer mogelijkheden voor hulp en bescherming te bieden. Vanaf april
                  2022 loopt een pilot waarin bedden in de noodopvang ook te gebruiken zijn voor ernstig
                  benadeelden. Eerder waren deze alleen beschikbaar voor vermoedelijke slachtoffers
                  van mensenhandel. Ook dit lijkt ons een stap in de goede richting, hoewel ons niet
                  bekend is wat er na afloop van de pilot zal gebeuren.
               
2 Export van uitkeringen
               
Jaarlijks keert UWV ongeveer € 20 miljard aan uitkeringen uit bij werkloosheid, ziekte
                  en arbeidsongeschiktheid. Hoeveel hiervan aan personen die in het buitenland wonen
                  wordt uitgekeerd, staat niet in de begroting. In ons rapport Een Nederlandse uitkering in het buitenland (juni 2022) becijferden we dit op 2% (€ 423 miljoen gemiddeld in de periode 2018–2020),
                  met Duitsland, België en Turkije als top-3. Verreweg het grootste gedeelte van uitkeringenexport
                  gaat naar arbeidsongeschiktheidsuitkeringen: de WIA en de WAO. In 2020 was dit 88%
                  van het totaal aan geëxporteerde uitkeringen. Het bedrag aan geëxporteerde WIA-uitkeringen
                  steeg van 2018 tot 2020 in totaal met 25%, van € 155 miljoen naar € 194 miljoen. Ook
                  het bedrag aan ziektewetuitkeringen steeg met 24% tot € 28 miljoen in 2020.
               
Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van zorgen van uw Kamer in de jaren 2018
                  t/m 2020 over met name WW-uitkeringen aan Polen. De financiële omvang van WW-export
                  vormde met gemiddeld 2% een fractie van het totale bedrag aan uitkeringenexport. Dit
                  was gemiddeld € 12 miljoen per jaar. Bovendien daalden deze uitgaven in de periode
                  2018–2020 met 30%. Polen vormen met 86% de grootste groep buitenlandse WW-ontvangers.
                  Dat komt vooral door hun type arbeidscontract: deze zijn vaak gekoppeld aan huisvesting
                  en zorgverzekering, waardoor zij bij verlies van baan vaak naar Polen terugkeren.
                  Deze contracten zijn verder vaak kortlopend en laagbetaald. Hierdoor is de financiële
                  omvang van uitkeringenexport aan Polen lager dan de gemiddelde uitkeringenexport.
               
Sinds 2016 stelt de Europese Commissie voor om de duur van het recht op WW-export
                  te verlengen van 3 naar 6 maanden. Het Nederlandse kabinet heeft zich daar steeds
                  tegen verzet, met steun van uw Kamer, uit zorg voor gebrek aan handhaving.
               
In ons rapport becijferden wij dat bij verlenging van 3 naar 6 maanden slechts een
                  kleine groep hiervan gebruik kan maken. Het merendeel van degenen die gebruik maken
                  van een WW-uitkering heeft daar namelijk korte tijd recht op. In de periode 2018–2020
                  had 21% van degenen die een WW-uitkering in het buitenland ontvangen, gemiddeld 741
                  personen per jaar, dat 6 maanden kunnen doen.
               
Wij constateerden verder dat UWV de bevoegdheden op het gebied van handhaving en medische
                  beoordelingen in het buitenland volledig benut. Ondanks wettelijke en praktische beperkingen
                  levert UWV voortdurend inspanningen om dienstverlenende en handhavende taken aanvullend
                  aan zijn bevoegdheden uit te voeren in het buitenland; met name in Polen, Duitsland
                  en België. Elders kan UWV de re-integratiedienstverlening nog uitbreiden. Ook kan
                  het inzicht in de kwaliteit van dienstverlening en handhaving beter.
               
3 Niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen
               
Er zijn verschillende voorzieningen om mensen die financieel kwetsbaar zijn te ondersteunen
                  in hun inkomen. Niet iedereen die recht heeft op deze voorzieningen maakt hier ook
                  gebruik van. In ons onderzoek Ouderdomsregelingen ontleed (2019) constateerden we dat 48–56%van de huishoudens die recht hebben op de Aanvullende
                  Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) hiervan geen gebruik maakt.3 De AIO is een aanvulling op de AOW voor die mensen die anders onder het bestaansminimum
                  zakken. We bevalen de Minister aan om te onderzoeken hoe SVB het niet-gebruik doelmatig
                  en doeltreffend terug kan dringen. Ook uw Kamer heeft met de motie van de leden Peters
                  en Van Brenk gevraagd om dit niet-gebruik actief terug te dringen en te zorgen dat
                  gegevensuitwisseling hiervoor geen belemmering vormt.4
In lijn met onze aanbeveling bereiden SVB en het Ministerie van SZW een pilot voor
                  om met gebruikmaking van inkomensgegevens van UWV potentieel AIO-gerechtigden proactief
                  te benaderen. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft uw
                  Kamer hierover geïnformeerd.5 De pilot loopt naar verwachting tot in het voorjaar van 2023 waarna vervolgstappen
                  worden bepaald. We volgen deze pilot met belangstelling. Overigens leiden we uit de
                  toelichting op de AIO-uitgaven in de begroting af dat de Minister van SZW de komende
                  jaren geen rekening houdt met een afname van het niet-gebruik.
               
Het kunnen uitwisselen van gegevens om niet-gebruik tegen te gaan speelt ook bij gemeenten.
                  In ons verantwoordingsonderzoek over 2021 constateerden we dat de Minister terughoudend
                  gebruik maakt van de mogelijkheden die het Inlichtingenbureau heeft om met monitoringgegevens
                  het niet-gebruik van voorzieningen voor werk en inkomen terug te dringen, zoals de
                  algemene bijstand. De Minister heeft hierop aangegeven dit met betrokken partijen
                  verder te verkennen. Onderdeel hiervan is het in kaart brengen van noodzakelijke wetswijzigingen.
                  Uw Kamer zal als medewetgever hierbij een afweging moeten maken tussen privacybescherming
                  en armoedebestrijding.
               
4 Afrekening Tozo
               
Met onze webpublicatie Coronarekening brengen we in kaart welke maatregelen door het kabinet zijn getroffen, voor wie ze
                  zijn bedoeld, door wie ze worden uitgevoerd en wat bekend is over de resultaten ervan.
                  Via het bijbehorende dashboard vindt u gedetailleerde informatie over de getroffen
                  maatregelen.
               
Een van de maatregelen die het kabinet sinds maart 2020 heeft ingezet om de gevolgen
                     van de coronacrisis voor ondernemers te beperken is de Tijdelijke overbruggingsregeling
                     zelfstandige ondernemers (Tozo). Per 1 oktober 2021 is de Tozo gestopt. Het Ministerie
                     van SZW rekent dit jaar de verstrekte voorschotten over 2020 met gemeenten af. De
                     Tozo is ingericht als een specifieke uitkering aan gemeenten waarmee zij Tozo-uitkeringen
                     kunnen verstrekken. Anders dan bij uitgaven uit het Gemeentefonds behoren gemeenten
                     de besteding van specifieke uitkeringen achteraf te verantwoorden. Op basis van deze
                     verantwoording stelt de Minister van SZW de hoogte van de rijksvergoeding aan gemeenten
                     vast. Dat de vaststelling van de Tozo-uitgaven over 2020 pas doorwerkt in het jaarverslag
                     van 2022 komt doordat de verantwoordings- en controle-informatie van de gemeentelijke
                     accountants uiterlijk juli 2021 beschikbaar komt, waarna de ADR deze reviewt. De uitkomsten
                     van deze review zijn in maart 2022 beschikbaar gekomen en worden dit jaar betrokken
                     bij de vaststellingen door de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
                     In ons verantwoordingsonderzoek over 2020 hebben we gewezen op enkele kwesties met
                     mogelijke consequenties voor de rechtmatigheid van deze vaststellingen:
                  
• De eigen verklaringen van ondernemers over het urencriterium en het maandinkomen;
• Studenten tot 27 jaar die recht hebben op studiefinanciering.
Hieraan besteden wij aandacht in ons verantwoordingsonderzoek over 2022.
5 Achterstanden WIA-beoordelingen
               
Ten minste vanaf 2014 zijn er (grote) achterstanden in de sociaal-medische beoordelingen
                  voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), mede door onderschatting van
                  het aantal herbeoordelingen in het verleden.6 In de afgelopen jaren heeft de Minister van SZW uw Kamer meermaals over deze achterstanden
                  geïnformeerd. De achterstanden maken niet alleen de rechtmatigheid van uitkeringen
                  onzeker, het geeft voor aanvragers ook onzekerheid over het recht op een uitkering.
                  Bovendien werken de achterstanden negatief door in de sociaal-medische dienstverlening
                  in de Ziektewet en wordt UWV geconfronteerd met dwangsommen. Eind 2021 wachtten ongeveer
                  12.000 mensen langer op de uitkomst van hun WIA-aanvraag dan de wettelijke termijn
                  van 8 weken. Ook de voorraad herbeoordelingen is opgelopen tot 18.000 eind 2021.7
Naast maatregelen binnen de wettelijke kaders, zoals andere werkwijzen, werkt UWV
                  minimaal in één situatie naar eigen zeggen ook in afwijking van de wet. Om te voorkomen
                  dat WIA-aanvragers na een te late claimbeoordeling worden geconfronteerd met terugvorderingen,
                  heeft UWV in overleg met de Minister besloten om vanaf 2020 voorschotten niet terug
                  te vorderen. In onze brief bij de begroting van SZW voor 2022 hebben wij erop gewezen
                  dat, hoewel deze maatregel inkomenszekerheid geeft, het risico bestaat dat personen
                  hierdoor een hogere uitkering krijgen dan waar zij recht op hebben. Recent heeft de
                  Minister uw Kamer geïnformeerd dat de achterstanden ondanks de ingezette maatregelen
                  zullen blijven oplopen.8 Invoering van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
                  zal dit bovendien verergeren. Om «enige verlichting van de druk op sociaal-medische
                  beoordelingen» te geven en het aantal voorschotten te verminderen neemt de Minister
                  op korte termijn maatregelen, waaronder nog meer maatregelen die afwijken van de wet.
                  Omdat de effecten hiervan onzeker zijn, en ook met deze maatregelen de verwachte wachttijd
                  voor WIA-claimbeoordelingen te lang blijft en de voorraad herbeoordelingen zal blijven
                  oplopen, houdt de Minister er rekening mee dat wetswijzigingen nodig zijn. De Minister
                  heeft de gevolgen van de maatregelen op korte termijn voor de begroting in haar kamerbrief
                  uiteengezet. In ons verantwoordingsonderzoek over 2022 besteden we aandacht aan de
                  rol van de Minister bij het terugdringen van de achterstanden.
               
6 Aanpak schijnzelfstandigheid
               
Met de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) in 2016
                  werd beoogd om schijnzelfstandigheid beter tegen te kunnen gaan. Vanaf het begin geldt
                  er echter een handhavingsmoratorium: de Belastingdienst legt werkgevers / opdrachtgevers
                  geen naheffingen en boetes op als sprake is van schijnzelfstandigheid. In ons rapport
                  Focus op handhaving Belastingdienst op schijnzelfstandigheid (2022) wijzen we op de negatieve gevolgen hiervan. Het handhavingsmoratorium leidt
                  tot een afname van de vraag naar dienstverlening door de Belastingdienst door werkgevers
                  om duidelijkheid te krijgen over de arbeidsrelatie. Ook geeft de Belastingdienst weinig
                  aanwijzingen aan opdrachtgevers en corrigeert zij steeds minder belastingaangiften
                  van (schijn)zelfstandigen.
               
Op 5 juli 2022 heeft de Minister van SZW u geïnformeerd over de maatregelen om schijnzelfstandigheid
                  aan te pakken: verduidelijking van de regelgeving om beter te kunnen beoordelen of
                  sprake is van werknemerschap dan wel zelfstandigheid, en versterking van de handhavingscapaciteit
                  bij de Belastingdienst met opheffing van het moratorium per 2025. Deze maatregelen
                  sluiten aan bij de in ons rapport gesignaleerde knelpunten. Terugdringing van schijnzelfstandigheid
                  is niet zichtbaar in de begroting omdat het zich vertaalt in bijvoorbeeld meer afdracht
                  van premies werknemersverzekeringen en minder zelfstandigenaftrek. Wij vragen uw aandacht
                  voor de uitvoerbaarheid van deze maatregelen en het risico dat deze veel tijd vergen.
                  Ook is er uitstel van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ZZP’ers
                  omdat UWV meer tijd nodig heeft om voorbereidingen te treffen. Bovendien is er al
                  een tekort aan verzekeringsartsen bij UWV.
               
Onderzoek meerjarenramingen
In ons rapport Ruimte in de ramingen? Meerjarenramingen onderzocht van 22 juni 2021 concludeerden wij dat veronderstellingen en gegevens onder uitgavenramingen
                  in begrotingen soms onjuist en gedateerd zijn. Het parlement mist informatie om de
                  onderbouwing en de kwaliteit van meerjarenramingen in de begrotingen goed te kunnen
                  beoordelen. Het gevolg is dat het voor het parlement lastig is om met een Minister
                  het debat aan te gaan over de vraag of er voldoende geld wordt uitgetrokken voor bepaalde
                  publieke taken en beleidsambities. Daarom hebben wij een interactief hulpmiddel (https://www.rekenkamer.nl/actueel/nieuws/2021/09/29/eerste-hulp-bij-ram…) ontwikkeld dat uw Kamer kan helpen om de juiste vragen hierover aan de Minister
                  te stellen.
               
Overig te publiceren onderzoek van de Algemene Rekenkamer
Tot de publicatie van ons verantwoordingsonderzoek over 2022 op 17 mei 2023 verwachten
                  we op het terrein van de Minister van SZW nog de volgende onderzoeken te publiceren:
               
• Toegevoegde waarde van EU-subsidies in Nederland (publicatie verwacht in oktober 2022).
• Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties (publicatie verwacht in april 2023).
Wij vertrouwen erop dat deze begrotingsbrief behulpzaam is bij de begrotingsbehandeling
                  in uw Kamer.
               
Algemene Rekenkamer
A.P. (Arno) Visser president
C. (Cornelis) van der Werf secretaris
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer
