Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Podt en Van der Laan over het bericht 'Rechter: gemeente mag student niet uitsluiten van € 800 energietoeslag'
Vragen van de leden Podt en Van der Laan (beiden D66) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het bericht «Rechter: gemeente mag student niet uitsluiten van € 800 energietoeslag» (ingezonden 23 augustus 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
5 oktober 2022).
Vraag 1
Welke gevolgen heeft de uitspraak van de rechter in de casus van de Nijmeegse student
voor de toekenning van de energietoeslag aan studenten?1
Antwoord 1
Het kan gebeuren dat individuele studenten in de ernstige financiële problemen komen
als gevolg van de stijgende energieprijzen. En ook studenten moeten in deze gevallen
worden geholpen. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechter heb ik, in overleg
met de VNG en gemeenten, meer richting gegeven aan hoe gemeenten kunnen omgegaan met
deze individuele gevallen.
Er bestaat naar mijn oordeel een gerechtvaardigde en in principe ook juridisch houdbare
reden om studenten als groep uit te zonderen van de energietoeslag. De woonsituatie van studenten is namelijk
zeer divers, ook voor wat betreft de energiekosten. Ongeveer de helft van de studenten
woont nog thuis bij de ouders en heeft dus geen eigen energierekening. Voor een aanzienlijk
deel gaat het bij uitwonende studenten bijvoorbeeld om kamerbewoners, met een huurprijs
inclusief energiekosten of een gedeelde energierekening.
Een groot deel van de studenten wordt daarmee niet of niet in dezelfde mate geraakt
door de stijgende kosten. De generieke toeslag verstrekken zou eveneens betekenen
dat alle studenten (vanaf 21 jaar) die binnen de doelgroep vallen de toeslag (van
inmiddels 1.300 euro) ontvangen, dus ook thuiswonende studenten. Dit gaat aan het
doel van de regeling voorbij, namelijk het ondersteunen van de laagste inkomens bij
het betalen van de gestegen energierekening. Ik blijf daarom bij het advies aan gemeenten
zoals opgenomen in de landelijke richtlijnen.
Tegelijkertijd is duidelijk dat er ook studenten zijn met een eigen energiecontract
die in de knel (dreigen te) komen door hoge energieprijzen. Studenten kunnen in die
gevallen terecht bij de individuele bijzondere bijstand. Uit de uitspraak van de Rechtbank
Gelderland2 volgt dat de individuele bijzondere bijstand dan een redelijk alternatief moet bieden
voor de eenmalige energietoeslag. Aangezien de voorwaarden voor de energietoeslag
per gemeente kunnen verschillen, is niet in het algemeen te stellen wat een redelijk
alternatief is. Om richting te geven aan een redelijk alternatief, kan aansluiting
worden gezocht bij de criteria die een gemeente hanteert voor de categoriale bijzondere
bijstand voor de energietoeslag. Verschillen met deze criteria moeten onderbouwd kunnen
worden. Gezien de diversiteit in woonsituatie, is het hebben van een energiecontract
op naam een redelijke, aanvullende voorwaarde die gemeenten kunnen stellen. Hiermee
wordt voorkomen dat studenten een beroep doen op de toeslag, terwijl ze niet onder
de doelgroep vallen. Daarnaast gelden uiteraard de voorwaarden die inherent zijn aan
het gekozen instrument van de bijzondere bijstand, zoals een inkomenstoets.
Graag breng ik hier in herinnering dat bij de totstandkoming van de energietoeslag
een evenwicht moest worden gevonden tussen een regeling die enerzijds zo gericht mogelijk
is en anderzijds een zo eenvoudig mogelijke uitvoering, waarbij een zo groot mogelijk
deel van de doelgroep de toeslag zonder aanvraagprocedure kon ontvangen. Voor een
regeling die meer maatwerk biedt, was en is de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten
of een andere uitvoerder niet aanwezig. Een zekere mate van over- en ondercompensatie
is dus inherent aan deze regeling, zoals ik ook eerder heb aangegeven.
Vraag 2
Welke consequenties heeft deze uitspraak voor de landelijke richtlijnen die nu adviseren
studenten als groep uit te zonderen?
Antwoord 2
De landelijke richtlijnen zullen worden aangevuld met een uitgebreidere motivering
voor het niet categoriaal verstrekken van de eenmalige energietoeslag aan studenten.
Daarbij zal er ook aandacht voor zijn dat, voor studenten in dezelfde omstandigheden
als niet-studenten met aanspraak op een energietoeslag, de individuele bijzondere
bijstand een redelijk alternatief moet vormen.
Vraag 3
Bent u nog steeds van mening (zoals in de eerdere beantwoording op onze Kamervragen
van 15 juni 2022) dat «het gerechtvaardigd ook juridisch houdbaar [...] is om studenten
uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag»?
Antwoord 3
Ik blijf van mening dat de categoriale bijzondere bijstand voor de energietoeslag
niet bedoeld is voor studenten als categorie. Individuele studenten die in financiële
problemen komen, kunnen aanspraak maken op individuele bijzondere bijstand. Zie ook
het antwoord op vraag 1 en 2.
Vraag 4
Zien gemeenten al gevolgen van de uitspraak in de vorm van andere beroepszaken, meer
aanvragen door studenten, etc.?
Antwoord 4
Ik hoor in mijn gesprekken met sommige studentensteden dat zij te maken hebben met
relatief veel aanvragen van studenten. Ook geven zij aan dat er sprake is van bezwaar
en beroep.
Vraag 5
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met gemeenten over deze gevolgen
en hoe kijkt u naar de mogelijke extra kosten die gemeenten moeten maken als gevolg
van deze uitspraak?
Antwoord 5
Ik ben continu in gesprek met de VNG en verschillende gemeenten. Ik waardeer de constructieve
houding van gemeenten in deze gesprekken. Voor de studenten die in ernstige financiële
problemen komen als gevolg van de stijgende energieprijzen, heb ik extra middelen
beschikbaar gesteld (€ 35 miljoen in 2022) aan gemeenten. Over de wijze van toekenning
en de verdeling van de middelen is het kabinet in overleg met gemeenten.3 Uw Kamer wordt over de uitkomst hiervan geïnformeerd.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kathmann (PvdA),
ingezonden 18 augustus 2022 (vraagnummer 2022Z15603) en het lid Maatoug (GroenLinks), ingezonden 18 augustus 2022 (vraagnummer 2022Z15604).
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.