Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over stikstofreductie, stikstofminnende planten en insecten
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over stikstofreductie, stikstofminnende planten en insecten (ingezonden 18 augustus 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 4 oktober
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3829.
Vraag 1 en 2
Kunt u uitsluiten dat de voorgestelde stikstofreductie in 2030 en 2035 mogelijk een
negatief effect heeft op flora en fauna en daarbij specifiek op de insectenpopulatie?
Kunt u uitsluiten dat de voorgestelde stikstofreductie mogelijk een negatief effect
heeft op stikstofminnende habitats?
Antwoord 1 en 2
Het is uit te sluiten dat de voorgesteld stikstofreductie een negatief effect heeft
op flora en fauna, waaronder de insectenpopulatie. De stikstofdepositie is al meer
dan een eeuw hoger dan de natuurlijke hoeveelheid stikstofdepositie. Dat betekent
dat er al die tijd (in meerdere of mindere mate) ophoping van stikstof heeft plaatsgevonden.
Daardoor is er geen sprake meer van een normale stikstoftoestand: er zit meer stikstof
in onze ecosystemen dan van nature het geval zou zijn. Dat heeft echter op verschillende
typen natuur een verschillend effect. Om stikstofgevoelige natuur te ondersteunen
is een stikstofreductie noodzakelijk. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied is
gericht op het ondersteunen van alle kwetsbare soorten, stikstofgevoelig en niet-stikstofgevoelig.
De voorgestelde stikstofreductie komt ook specifiek ten goede van de diversiteit aan
insecten. Onderzoek wijst uit dat de huidige verhoogde beschikbaarheid van stikstof
insectenpopulaties via een scala aan mechanismen negatief beïnvloedt. Zo leidt door
stikstof veroorzaakte bodemverzuring bijvoorbeeld tot een afname van diversiteit aan
planten wat een directe relatie heeft met diversiteit aan insecten.
Vraag 3 en 4
Kunt u aangeven hoeveel stikstofminnende planten er zijn en welke insecten daarvan
afhankelijk zijn?
Kunt u aangeven hoeveel niet-stikstofminnende planten er zijn en welke insecten daarvan
afhankelijk zijn?
Antwoord 3 en 4
De beoogde stikstofreductie via stikstofmaatregelen is noodzakelijk voor het herstellen
van onze stikstofgevoelige natuur. Aantallen planten en/of insecten, maar ook de diversiteit
aan soorten speelt daarbij een rol. Op basis van data uit het informatiesysteem SynBioSys
is circa de helft van de hogere planten en mossen stikstofgevoelig, en de andere helft
niet-stikstofgevoelig te noemen. Het beeld van de afhankelijkheid van insecten van
verschillende plantensoorten kan nog completer worden dan het nu is. Verschillende
partijen werken al enige tijd aan het aanleggen van een database van voedselrelaties
tussen planten en insecten in Nederland, welke in de toekomst gerelateerde vragen
zou kunnen beantwoorden.
Vraag 5, 6 en 7
Kunt u aangeven hoeveel levend gewicht aan insecten er nu in Nederland voorkomt?
Kunt u aangeven wat het levend gewicht aan insecten is over de periode 1960 tot het
heden?
Kunt u aangeven hoeveel stikstof er nodig is om deze insectenpopulatie te vormen?
Antwoord 5, 6 en 7
Er wordt in Nederland geen dekkend onderzoek gedaan naar verandering in de biomassa
van insecten. De paar studies die biomassa hebben gemeten, hebben dit slechts in enkele
jaren gedaan. Op basis van beschikbare data is het daarom niet mogelijk om uitspraken
te doen over het levend gewicht aan insecten in Nederland. Projecten waarbij trends
van insecten worden gemonitord, kijken met name naar aantallen individuen, soortenrijkdom
of soortensamenstelling. Biomassa of levend gewicht wordt in deze onderzoeken niet
of beperkt meegenomen omdat dit een complexe opgave is: in sommige gevallen kunnen
ongunstige milieuomstandigheden tot een sterke toename in biomassa van slechts één
of enkele soorten leiden, waarmee een hoge biomassa in deze gevallen niet getuigt
van hogere natuurwaarden.
Omdat het levend gewicht aan insecten niet structureel wordt gemeten is het niet mogelijk
om inzicht te geven in (ontwikkelingen in) levend gewicht aan insecten over de periode
1960 tot heden. Om dezelfde reden is het niet mogelijk om inzicht te geven in de hoeveelheid
stikstof die benodigd is voor het vormen van deze insectenpopulatie.
Vraag 8
Kunt u aangeven welke vogels afhankelijk zijn van insecten voor hun voedsel?
Antwoord 8
Vogels kunnen in verschillende mate afhankelijk zijn van insecten als voedsel. De
afhankelijkheid kan ook variëren over de seizoenen. Data van Sovon Vogelonderzoek
Nederland laat zien dat ongeveer 50% van alle in Nederland broedende soorten insectivoor
is in de broedtijd. Voor de groep zangvogels ligt dit percentage op ongeveer 80%.
Onder vogels die in de winter in Nederland verblijven is het aandeel insecteneters
met circa 15% een stuk lager, dat is onder andere het gevolg van de veel lagere beschikbaarheid
van insecten in die tijd van het jaar en het feit dat we in de winter een behoorlijke
toename hebben van trekvogels uit noordelijke streken (zoals eenden en ganzen) die
vaak watergebonden zijn en niet insectivoor. De meeste insecteneters in Nederland
zijn trekvogels en in de winter niet in ons land aanwezig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.