Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 200 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023
Nr. 6 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 oktober 2022
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit
voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van
vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 26 september 2022 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij
brief van 30 september 2022 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vraag 1
Wat is de budgettaire opbrengst als EU-burgers worden uitgesloten van de 30 procentregeling?
Antwoord op vraag 1
Het is niet bekend welke nationaliteit gebruikers van de 30 procentregeling hebben.
Bij de evaluatie van de 30 procentregeling in 2017 is door het onderzoeksbureau gebruik
gemaakt van gegevens van het CBS over de nationaliteit, afkomstig uit het GBA. Gezien
de wijzigingen in de 30 procentregeling sinds die evaluatie zijn die resultaten waarschijnlijk
niet meer representatief voor de huidige situatie. De vraag hoeveel de budgettaire
opbrengst bedraagt als EU-burgers worden uitgesloten van de 30 procentregeling kan
daarom niet worden beantwoord.
Vraag 2
Wat zijn de budgettaire gevolgen als voedselbanken (veelal stichtingen) een BPM-vrijstelling
krijgen, net als nu geldt voor BV’s en NV’s? Hoe zou dit het best geïmplementeerd
kunnen worden?
Antwoord op vraag 2
Het budgettaire beslag van een dergelijke regeling voor voertuigen van voedselbanken
bedraagt naar verwachting minder dan 0,5 miljoen per jaar.
Daarnaast maakt elke uitzondering op de hoofdregel het belastingstelsel complexer,
daar wil het kabinet juist mee aan de slag. Ook de voorgestelde bijzondere regeling
voor voertuigen van voedselbanken neemt de fiscale prikkel weg om bij aanschaf van
een nieuwe voertuigen een milieuvriendelijker alternatief te kiezen.
Het kabinet stelt in dit Belastingplanpakket (Kamerstukken 36 202 t/m 36 207) juist voor om de bpm-vrijstelling voor een bestelauto van de ondernemer (ondernemersvrijstelling)
met ingang van 1 januari 2025 te beëindigen. De maatregel zorgt ervoor dat ondernemers
net als de niet-ondernemers bpm gaan betalen en levert in 2030 een extra CO2-reductie op van 0,7 Mton.
Vraag 3
Welke risicoreserveringen zijn er op de Financiënbegroting of de Aanvullende Post
ten behoeve van de Financiënbegroting? Wat is de cijfermatige onderbouwing van deze
reserveringen? Is het de verwachting dat deze reserveringen volledig zullen worden
aangewend?
Antwoord op vraag 3
Op artikel 10 Nog onverdeeld van de begroting van Financiën staan middelen gereserveerd
die zijn geoormerkt voor «informatiehuishouding op orde», uitvoeringskosten fiscale
wet- en regelgeving en het ICT-project «digitale snelweg» van de Douane en middelen
om onvoorziene ontwikkelingen op te vangen.
Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor toeslagen/MSNP herstel1, middelen die zijn gereserveerd n.a.v. de Parlementaire Enquête Kinderopvangtoeslag
(POK)2, uitvoeringskosten rechtsherstel box-33, aanloopkosten voor de MRB+4, uitvoeringskosten fiscale wet- en regelgeving en voorziening laagdrempelige fiscale
rechtshulp. De laatste twee zijn middelen uit het coalitieakkoord5. De cijfermatige onderbouwing is opgenomen in de Kamerstukken waarin het beleid is
aangekondigd. Een deel van de reserveringen is inmiddels overgeheveld naar de beleidsartikelen.
De huidige verwachting is dat alle reserveringen geheel tot besteding zullen komen.
Via de reguliere begrotingsstukken wordt uw Kamer op de hoogte gehouden van deze reserveringen.
Vraag 4
In de paragraaf «Vergroening en verduurzaming van de economie» worden meerdere maatregelen
genoemd. In welke mate is bekend wat deze maatregelen betekenen voor de internationale
concurrentiepositie zowel binnen als buiten Europa en kan de Kamer hiervan de rapporten
ontvangen die hieraan ten grondslag liggen?
Antwoord op vraag 4
De vergroening van het belastingstelsel levert een belangrijke bijdrage aan vergroening.
In het Belastingplanpakket 2023 zijn daarom een aantal fiscale vergroeningsmaatregelen
opgenomen, zoals tariefaanpassingen in de energiebelasting, een aanscherping van de
CO2-heffing industrie, het verhogen van de vliegbelasting en het afschaffen van de bpm-vrijstelling
voor bestelauto ondernemers. In opdracht van het Ministerie van Financiën heeft onderzoeksbureau
Trinomics onderzoek gedaan naar het effect van de tariefaanpassingen in de energiebelasting
en de aanscherping van de CO2-heffing industrie. Een van de onderzochte effecten is de impact op het vestigingsklimaat.
Dit is onderzocht door naar de CO2-weglekeffecten van de twee maatregelen te kijken. Voor de tien onderzochte sectoren
concludeert het onderzoek dat de weglekrisico’s van deze twee maatregelen over het
algemeen beperkt zijn. De bevindingen over het weglekrisico dienen wel in perspectief
geplaatst worden, omdat het effect voor individuele subsectoren en bedrijven kan verschillen.
Daarnaast wordt het vestigingsklimaat door een breed scala aan factoren bepaald en
niet alleen door het belastingstelsel. Het onderzoeksrapport is op dinsdag 20 september
2022 aan uw Kamer aangeboden6.
Op het gebied van de financiële sector heeft het kabinet afgesproken dat Nederland
internationaal maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen (IMVO)-wetgeving bevordert,
waarbij rekening wordt gehouden met een gelijk speelveld. De Europese Commissie heeft
daarbij een voorstel gedaan voor IMVO-wetgeving. In het BNC-fiche7 in reactie hierop komt terug dat EU-regelgeving bijdraagt aan een gelijk speelveld
voor ondernemingen op de Europese interne markt. In het BNC-fiche is verder aangegeven
dat de effecten op de concurrentiekracht naar verwachting divers zijn. Het Europese
voorstel kan de concurrentiekracht van ondernemingen ten goede komen, omdat het uitvoeren
van gepaste zorgvuldigheid kan leiden tot een veerkrachtige waardeketen. Het voorstel
is ook van toepassing op niet-Europese ondernemingen die actief zijn op de Europese
markt. Anderzijds moeten bedrijven kosten maken voor het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid.
Maatregelen binnen de exportkredietverzekering (ekv) die bedoeld zijn om groene export
te stimuleren, worden opgesteld in overleg met stakeholders en afgestemd op behoeften
van Nederlandse exporteurs. Alle OESO-landen, en dus ook Nederland, werken op dit
gebied binnen het internationaal afgesproken kader. Het kabinet heeft verder in november
2021 de COP26-verklaring ondertekend voor het in lijn brengen van onder andere de
ekv met de groene energietransitie. Vóór COP27 zal het kabinet hierover een brief
naar uw Kamer sturen, waarin onder meer wordt ingegaan op de inzet voor een gelijkwaardige
speelveld.
De staatsdeelnemingen hebben de opdracht om bij te dragen aan vergroening vanuit hun
kennis en expertise. Gasunie investeert daartoe in infrastructuur die vraag en aanbod
van duurzame energie, zoals waterstof en groen gas, met elkaar verbindt. Invest-NL
heeft als doel tweederde van het beschikbare kapitaal van € 1,7 mld. te investeren
in de carbon-neutrale en circulaire economie. Dit draagt bij aan de internationale
concurrentiepositie van Nederland doordat het financieringslandschap verbetert voor
start-ups en scale-ups die zich richten op duurzaamheid.
Vraag 5
Met welke argumentatie heeft KLM de banken verzocht de Revolving Credit Facility (RCF)
te verlagen met 665 miljoen euro, waardoor de garantiepremie over een lager bedrag
wordt berekend? Betekent dat ook dat de Nederlandse Staat de afgegeven garantie inzake
de RCF met een totale omvang van 2,4 miljard euro ook met 665 miljoen euro heeft verlaagd?
Antwoord op vraag 5
In de voorwaarden van de directe lening van de Nederlandse staat is opgenomen dat
een bedrag niet opnieuw geleend mag worden als het eenmaal is getrokken en is terugbetaald.
Dit betekent dat de directe lening na aflossing van EUR 277 miljoen verlaagd is naar
EUR 723 miljoen.
Hierdoor verandert de verhouding tussen de RCF en de directe lening. In de afspraken
in 2020 is opgenomen dat onder de RCF en de directe lening naar verhouding moet worden
getrokken (1:2.4, waarbij de directe lening 1 is en de RCF 2.4). Dit heeft tot gevolg
dat KLM niet volledig zou kunnen trekken onder de RCF. Daarom heeft KLM de banken
verzocht om de RCF te verlagen met EUR 665 miljoen (het bedrag dat KLM heeft getrokken
onder de RCF en weer heeft terugbetaald), zodat de directe lening en de RCF weer in
balans zijn. KLM betaalt aan de staat een rente over de directe lening en een premie
over de garantie op de RCF. Door het verlagen van de RCF is ook de omvang van de garantie
verlaagd en wordt de garantie premie over een lager bedrag berekend.
Vraag 6
Welke rentetarieven, op basis waarvan de rentelasten op nieuw uit te geven schuld
worden geraamd welke gebaseerd zijn op de meest recente rentetarieven van het Centraal
Planbureau (CPB), waren dit en hoe verhouden die zich tot de huidige rentetarieven?
Antwoord op vraag 6
Voor de raming van de rentelasten wordt gebruik gemaakt van de door het CPB geraamde
rentetarieven voor de korte en lange rente. Deze ramingen van de rentetarieven worden
door het CPB gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan (CEP) en de Macro-Economische
Verkenningen (MEV:
De rente op de 10-jaars staatsobligatie was op 20 september 2022 2,23 procent. Ter
vergelijking, dit percentage was begin januari 2022 nog rond de 0 procent.
Vraag 7
Welke rentetarieven, op basis waarvan de rentelasten op nieuw uit te geven schuld
worden geraamd welke gebaseerd zijn op de meest recente rentetarieven van het CPB,
waren dit en hoe verhouden die zich tot de huidige verwachtingen voor 2023?
Antwoord op vraag 7
Voor de raming van de rentelasten wordt gebruik gemaakt van de door het CPB geraamde
rentetarieven voor de korte en lange rente. Deze ramingen van de rentetarieven worden
door het CPB gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan (CEP) en de Macro-Economische
Verkenningen (MEV).
Het CPB raamt bij MEV alleen de rentetarieven voor het lopende en volgende begrotingsjaar.
Voor de latere jaren worden de rentetarieven alleen bij CEP bijgesteld. Voor de rentelasten
is in de ontwerpbegroting 2023 met onderstaande rentetarieven gerekend. Voor 2022
en 2023 zijn dit MEV-cijfers, voor 2024 en verder CEP 2022 cijfers. De huidige verwachtingen
voor 2023 zijn gebaseerd op de rentetarieven die door het CPB zijn gepubliceerd.
Vraag 8
Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van de rentelasten in 2023 op basis van de huidige
verwachtingen voor 2023, gelet op het feit dat de rentelasten op nieuw uit te geven
schuld worden geraamd op basis van de meest recente rentetarieven van het CPB? Om
welk extra bedrag gaat dit bovenop de huidige begroting?
Antwoord op vraag 8
De rentelasten voor 2023 zijn geraamd op 4,5 miljard euro. Deze rentelasten zijn grotendeels
het gevolg van de bestaande schuldportefeuille. In de rentelasten wordt ook het effect
van toekomstige schulduitgiftes meegenomen die afhankelijk zijn van het verwachte
kassaldo van het Rijk en de verwachte rentepercentages van het CPB voor korte en lange
schuld. De huidige verwachtingen voor 2023 zijn gebaseerd op de rentetarieven die
door het CPB zijn gepubliceerd. Er worden geen extra bedragen verwacht bovenop de
huidige begroting.
Vraag 9
Wat is de reden dat de rentelasten tussen 2021 en 2027 dalen?
Antwoord op vraag 9
De totale rentelasten voor de financiering van de staatsschuld zullen naar verwachting
t/m 2027 stijgen, van 4,5 miljard euro in 2021 naar 4,7 miljard euro in 2027. Er is
geen sprake van een daling van de rentelasten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.