Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over het bericht 'ING te druk met witwasonderzoek, weert stichtingen en verenigingen'
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Financiën over het bericht «ING te druk met witwasonderzoek, weert stichtingen en verenigingen» (ingezonden 23 augustus 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 30 september 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 4024.
Vraag 1
Wat vindt u ervan dat stichtingen en verenigingen in ieder geval tot het einde van
het jaar geen bankrekeningen kunnen openen bij ING?1
Antwoord 1
Ten eerste vind ik het van belang dat iedereen in Nederland, inclusief verenigingen
en stichtingen, toegang heeft tot een betaalrekening. Dat betekent niet dat elke bank
alle klanten hoeft aan te nemen. Het betekent wel dat men in ieder geval bij een bank
terecht moet kunnen. Ik vind het daarbij ook belangrijk dat instellingen transparant
zijn over hoe zij omgaan met bepaalde klanten. ING geeft aan dat de bank op dit moment
vanwege personele uitdagingen bij de bank tijdelijk geen stichtingen en verenigingen
als klant aanneemt. Deze tijdelijke stop bij ING heeft implicaties voor de keuzevrijheid
voor stichtingen en verenigingen. Tegelijk is dit volgens ING een tijdelijke maatregel
en zijn er wel mogelijkheden om bij andere instellingen een rekening te openen.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat het kunnen openen van een bankrekening essentieel is voor
nieuwe stichtingen en verenigingen om hun activiteiten voor de samenleving uit te
gaan oefenen en dat zij er dus veel last van kunnen hebben als zij door banken worden
geweerd?
Antwoord 2
Het hebben van een bankrekening is – niet alleen voor stichtingen en verenigingen
– nodig om deel te kunnen nemen aan onze samenleving. Banken spelen hier een belangrijke
rol in. Ik vind het belangrijk dat zij deze rol ook pakken. Ik heb op dit bericht
na, geen signalen ontvangen dat het voor stichtingen en verenigingen momenteel onmogelijk
is een bankrekening te openen. Het is wel voorstelbaar dat het tijdelijk inlassen
van een klantenstop door een grootbank zoals ING impact heeft op de toegang tot het
betalingsverkeer voor stichtingen en verenigingen. Ik begrijp van ING dat zij maandelijks
ongeveer 300 aanvragen van verenigingen en stichtingen ontvangt, waarvan normaliter
90% wordt geaccepteerd. Tot in ieder geval het einde van het jaar neemt ING geen nieuwe
aanvragen in behandeling. ING heeft verder aangegeven de dienstverlening aan het maatschappelijk
middenveld belangrijk te vinden. Ik ga er daarom van uit dat ING zo snel mogelijk
deze dienstverlening zal hervatten.
Vraag 3
Waarom wordt volgens u juist de dienstverlening aan stichtingen en verenigingen opgeschort?
Antwoord 3
Ik begrijp van ING dat het behandelen van aanvragen en het vervolgens doorlopend monitoren
van stichtingen en verenigingen relatief veel tijd in beslag neemt ten opzichte van
andere rechtsvormen. Dit komt volgens ING onder meer door onduidelijkheid over de
activiteiten, bestuurswisselingen en het vaststellen van de uiteindelijke belanghebbenden
(ubo’s). ING geeft aan dat een tijdelijke stop op het openen van nieuwe rekeningen
aan deze groep voor ING het meest voor de hand ligt, vanwege de capaciteit die deze
groep vereist.
In zijn algemeenheid verplicht de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren
van terrorisme (Wwft) banken om individueel cliëntenonderzoek uit te voeren en bij
een verhoogd risico mitigerende maatregelen te nemen. Zoals ik eerder heb aangegeven
– en ook blijkt uit de Leidraad van DNB – volgt niet uit de Wwft dat een verhoogd
risico betekent dat de cliënten die dit risico opleveren (categoraal) geweigerd moet
worden.2 Weigering van hele groepen klanten door een bank kan juist duiden op een inefficiënt
witwas- en terrorismefinancieringsrisicomanagement.3 ING geeft aan dat de tijdelijke stop te maken heeft met het intensievere cliëntenonderzoek
dat ING uitvoert voor stichtingen en verenigingen en het gebrek aan capaciteit voor
dit cliëntenonderzoek. Door nu een tijdelijke stop in te voeren kunnen achterstanden
worden weggewerkt en kan daarna het accepteren van nieuwe stichtingen en verenigingen
weer binnen redelijke termijnen worden gerealiseerd, aldus ING.
Vraag 4, 5, 8 en 9
Wat vindt u ervan dat het uitvoeren van steeds intensievere controles van nieuwe en
bestaande klanten op mogelijke witwaspraktijken door banken ten koste gaat van de
financiële dienstverlening aan stichtingen en verenigingen?
Is het volgens u de bedoeling dat banken vanwege hun poortwachtersfunctie een deel
van hun essentiële financiële dienstverlening niet meer kunnen uitvoeren?
Hoe wilt u borgen dat banken naast hun controleverplichtingen ook hun klanten kunnen
blijven bedienen?
Bent u hierover met banken in gesprek of wilt u hierover met hen in gesprek gaan?
Antwoord 4, 5, 8 en 9
Zoals gezegd verplicht de Wwft banken om cliëntenonderzoek uit te voeren. Het cliëntenonderzoek
door banken dient een belangrijk doel: het voorkomen van misbruik van het financiële
stelsel door criminelen. DNB constateerde in 2021 dat de bancaire sector zich de afgelopen
jaren veel bewuster is geworden van haar poortwachtersfunctie en concreet werk maakt
van het op orde brengen en houden van deze verantwoordelijkheid. Tegelijk stelde DNB
vast dat de sector nog veel te doen heeft.4 De bancaire sector dient hierbij wel oog te houden voor toegang tot het betalingsverkeer
van klanten. Zo constateert het onderzoek van DNB van 9 september 2022 over de risicogebaseerde
aanpak van witwassen5 door banken dat banken hun poortwachtersfunctie in het voorkomen van witwassen en
terrorismefinanciering meer risicogebaseerd kunnen inrichten. Een consequente risicogebaseerde
aanpak kan tevens positief bijdragen aan de toegang tot het betalingsverkeer. Bij
de risicobeoordeling die banken maken dienen de banken zich te baseren op het totaalbeeld
van de klant. De juistheid van deze risico-inschatting door banken is van essentieel
belang. Een verkeerde inschatting kan twee kanten op werken. Enerzijds kan een te
lage inschatting van de risico’s ertoe leiden dat een bank te weinig risicobeheersende
maatregelen neemt. Anderzijds kan een te hoge inschatting van de risico’s ertoe leiden
dat een bank te veel en te intensieve maatregelen neemt. Dit kan ten onrechte de toegang
tot bancaire dienstverlening beperken en kan een aanwijzing zijn voor ineffectieve
naleving van de Wwft. Het is van doorslaggevend belang dat de verbeterprogramma’s
die bij verschillende banken lopen tot structurele verbeteringen leiden, waaronder
een verbetering in de risicogebaseerde aanpak.
Ik ben met de vertegenwoordigers van banken en DNB in gesprek over de risicogebaseerde
aanpak van de Wwft en de-risking.6 In de beleidsagenda aanpak witwassen7 heb ik verder aangegeven dat ik de kennisuitwisseling tussen banken en (hoogrisico)sectoren
wil bevorderen om zo deze risico-gebaseerde benadering te verbeteren. In eerste instantie
dienen hoogrisicosectoren en banken gezamenlijk het gesprek aan te gaan. DNB gaat
als opvolging van haar onderzoek ook gesprekken voeren met banken en onderzochte sectoren
als onderdeel van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer.8 Ik vind het belangrijk dat banken ook zelf de dialoog met klantengroepen aangaan.
Banken kunnen hun klanten helpen door alleen informatie uit te vragen die gegeven
het risico nodig is en uit te leggen waarom die informatie wordt gevraagd. Het is
begrijpelijk dat een bank in sommige gevallen om meer informatie vraagt dan voorheen,
maar dit kan beter aan de klant worden toegelicht. Klantengroepen en banken kunnen
samen kijken naar eventuele witwasrisico’s in een sector en hier mitigerende maatregelen
tegenover stellen of kijken of er een onderscheid kan worden gemaakt binnen een sector
wat betreft risico’s. Zo hoeft, in dit geval, niet elke stichting of vereniging een
intensief cliëntenonderzoek te doorlopen. Ik vind het ook belangrijk dat de bank,
indien deze bijvoorbeeld documenten aan het beoordelen is, dit communiceert richting
de klant en aangeeft hoe lang zij verwacht hiermee bezig te zijn en spoedig aangeeft
welke documenten eventueel ontbreken. Verder zal ik in gesprekken met banken en toezichthouders
breed kijken naar eventuele tekenen van uitsluiting van klantengroepen, zodat duidelijk
wordt of klantengroepen bij geen enkele bank terecht kunnen en welke oplossing hiervoor
nodig is.
Ik heb verder, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, aan de onderzoekers
die werken aan de herziening van de National Risk Assessments (NRA’s) gevraagd of het mogelijk is om factoren aan te wijzen of omstandigheden te noemen
die maken dat risico’s voor een bepaalde rechtsvorm of binnen en bepaalde rechtsvorm,
zoals stichtingen en verenigingen, hoger of lager zijn. Hiermee zouden financiële
instellingen hun risicobeoordelingen beter kunnen afstellen op de risico’s per klant.
In algemene zin sluit ik aan bij een eerder gemaakte notie dat bonafide vrijwilligersorganisaties,
niet tot de hoogste risico-categorie behoren.
Vraag 6 en 7
Is het u bekend of meer banken, zoals Rabobank of ABNAMRO, tegen dit probleem aanlopen?
Zijn er nog meer banken waar verenigingen en stichtingen of andere klanten op dit
moment geen bankrekening kunnen openen vanwege de controleverplichtingen?
Antwoord 6 en 7
In zijn algemeenheid constateerde DNB dat de sector nog veel te doen heeft.9 Verder begrijp ik dat in algemene zin stichtingen en verenigingen tegen langere doorlooptijden
aanlopen dan andere rechtsvormen bij het openen van een rekening. Ik begrijp van de
banken dat de aangeleverde stukken van verenigingen en stichtingen soms in kwaliteit
te wensen overlaten, waardoor banken hier meer tijd in moeten steken. Mij hebben geen
signalen bereikt dat een stichting of vereniging momenteel bij geen enkele bank terecht
kan. Wel zijn er eerder banken geweest die een (tijdelijke) stop voor klantengroepen
ingelast hebben.10
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.