Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie Commissievoorstellen tot interventies in de elektriciteitssector
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 352
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 oktober 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 20 september
2022 over de Kabinetsappreciatie Commissievoorstellen tot interventies in de elektriciteitssector
(Kamerstukken 29 0236 en 22 112, nr. 346).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 september 2022 aan de Minister voor Klimaat en
Energie voorgelegd. Bij brief van 30 september 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
VVD
De leden van de VVD hebben kennis genomen van de Commissievoorstellen tot interventies
in de elektriciteitssector en de kabinetsappreciatie hiervan. De leden van de VVD
zijn blij dat de EU snel actie onderneemt om de problemen op de energiemarkt aan te
pakken. De leden van de VVD zijn het met de EU eens dat huishoudens moeten worden
geholpen met het betalen van de steeds hogere energierekeningen en dat overwinsten
een deel van de oplossing kunnen vormen. Daarnaast vinden de leden van de VVD dat
ook moet worden voorkomen dat gezonde bedrijven hierdoor omvallen. Wel hebben de leden
van de VVD nog enkele vragen over de voorstellen en de uitvoerbaarheid hiervan.
De leden van de VVD vinden het belangrijk dat alle lidstaten sterk inzetten op energiebesparing.
Vermindering van het elektriciteitsverbruik is hier een belangrijk onderdeel van.
Maar de leden van de VVD vinden het ongewenst dat er vanuit de Commissie een bindende
doelstelling opgelegd zou worden over het piekverbruik.
1.
Daarnaast blijft ook het invulling geven aan een dergelijke doelstelling een nationale
verantwoordelijkheid. Deelt de Minister deze opvatting?
Ja. De nationale energiemix verschilt in samenstelling per lidstaat en verschilt daarmee
ook in aanpak die het meest effectief is om energie te besparen. Het is daarom van
belang dat elke lidstaat zelf kan bepalen hoe invulling wordt gegeven aan besparingsdoelstellingen.
Voor dergelijke flexibiliteit zal ik tijdens de Energieraad op 30 september ook pleiten.
2.
Hoe apprecieert de Minister in het specifiek de tweede doelstelling dat er een resultaatsverplichting
is om per lidstaat het aantal piekuren met 5% te verminderen?
3.
Zou het niet beter zijn om in te zetten op maatregelen die leiden tot optimale besparing
in plaats van maatregelen waarvan de meerwaarde onzeker is?
Zoals ik schreef in de kabinetsappreciatie Commissievoorstellen tot interventies in
de elektriciteitssector1, steunt het kabinet de inzet op energiebesparing, omdat dit de hoge energieprijzen
bij de bron aanpakt, namelijk de schaarste op, met name, de gasmarkt. Elektriciteitsbesparing
kan bijdragen aan het verminderen van schaarste, door te voorkomen of te verminderen
dat gascentrales nodig zijn voor de opwek van elektriciteit. Hiervoor is het van belang
dat bespaarde elektriciteit op een deel van de dag niet leidt tot extra consumptie
van elektriciteit op een ander deel van de dag, als deze ook door gascentrales wordt
opgewekt. Bij de verplichte besparing tijdens piekuren, moet dus worden voorkomen
dat deze aanpak enkel leidt tot een verschuiving van consumptie waarvoor gascentrales
nodig zijn om aan de elektriciteitsvraag te voldoen naar andere uren.
Ook kan elektriciteitsbesparing bijdragen aan het verlagen van de prijs voor elektriciteit
door op specifieke momenten te voorkomen dat een dure technologie zoals aardgas moet
worden aangesproken om aan de elektriciteitsvraag te kunnen voldoen. Wanneer de kans
daarop het grootst is, is echter voor een belangrijk deel afhankelijk van het aanbod
van hernieuwbare elektriciteit in Nederland en de regio om ons heen. Dit is weersafhankelijk,
en hoeft niet overeen te komen met de uren dat de elektriciteitsconsumptie het grootst
is.
Daarom vind ik het van belang dat het voorstel voor elektriciteitsbesparing lidstaten
voldoende ruimte laat om een aanpak te kiezen die voor die lidstaat optimaal leidt
tot reductie in de gasconsumptie en een verlaging van de elektriciteitsprijzen. Om
dezelfde reden pleit ik ervoor om gasreductie bovenop de 15% die op EU niveau is afgesproken
mee te wegen bij het bepalen van het doel voor elektriciteitsreductie. Zo is het doel,
aanpakken van de schaarste op de gasmarkt, leidend.
De leden van de VVD snappen het voorstel om de overwinsten van technologieën die door
lagere marginale kosten relatief meer winst maken te beperken. Binnen de EU is er
sprake van een grote energiecrisis die veel financiële gevolgen heeft voor huishoudens.
Er wordt alles op alles gezet om te voorkomen dat huishoudens in de knel komen en
bedrijven omvallen. De leden van de VVD vinden het daarom redelijk om een bijdrage
te vragen aan bedrijven die per toeval heel erg veel geld verdienen aan de energiecrisis
zonder dat hier hogere productiekosten tegenover staan. Wel hebben de leden van de
VVD vragen over de uitvoering van de infra-marginale price cap.
4.
Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?
Het kabinet staat positief tegenover het voorstel van de Commissie om de infra-marginale
opbrengsten af te romen die ontstaan doordat de inkomsten van bepaalde elektriciteitsproducenten
sterk gestegen zijn door de hoge elektriciteitsprijzen, terwijl daar voor hen geen
hogere productiekosten tegenover staan. Het kabinet is zich daarbij ervan bewust dat
de Commissie er in haar voorstel voor heeft gekozen voor te stellen inframarginale
opbrengsten af te romen, wat minder ver gaat dan een volledige price cap op de groothandelsmarkt. De voorgestelde maatregel verstoort de EU interne elektriciteitsmarkt
veel minder dan een volledige price cap op de groothandelsmarkt en houdt tevens beperkte
risico’s in voor de leveringszekerheid. Een dergelijke price cap op de gehele EU energie groothandelsmarkt brengt mogelijke risico’s voor Nederland
mee. Zo komt mogelijk leveringszekerheid in gevaar, kan de investeringsprikkel in
duurzame energie wegvallen en kan het, door de noodzakelijke compensatie, later alsnog
tot hoge kosten voor burgers en bedrijven leiden. Sommige lidstaten steunen deze algehele
price cap wel
5.
Welke randvoorwaarden stelt de Minister aan het voorstel?
De wijze waarop nationale uitvoering aan de doelen van het voorstel vorm kan worden
gegeven, wordt met energiebedrijven en andere relevante actoren bestudeerd. Dit doet
het kabinet ook door te kijken naar alternatieve maatregelen die hetzelfde doel dienen.
Voor de uitvoerbaarheid zet het kabinet daarnaast in op een hogere ondergrens dan
de door de Europese Commissie voorgestelde 20 kW (circa 60 zonnepanelen) om het aantal
(kleine) producenten dat onder het opbrengstenplafond valt te verlagen. Op die manier
wordt bijvoorbeeld voorkomen dat opwek achter een kleinverbruikersaansluiting onder
de heffing valt. Daarnaast zet het Kabinet in op voldoende mogelijkheden om relevante
data te kunnen delen tussen partijen, om zo effectief mogelijk uitvoering te kunnen
geven aan het voorstel. Dit moet uiteindelijk het doel hebben consumenten, zowel huishoudens
als MKB, te kunnen ontlasten. Ook moeten lidstaten voldoende tijd krijgen om de heffing
te innen omdat goede inrichting van het systeem veel tijd kost (de consumenten maatregelen
die gefinancierd worden met de heffing moeten lidstaten dan kunnen voorfinancieren)
en er is nadere Europese en nationale informatie nodig hoe de heffing in de praktijk
vorm kan worden gegeven. Zoals aangegeven: het kabinet bestudeert de nationale uitvoering
van deze maatregel.
6.
Hoeveel zal dit voorstel aan extra opbrengsten opleveren?
Zoals ook in de brief van 20 september jl. is aangegeven2, dient goed onderzocht te worden of het opbrengstenplafond extra middelen oplevert
voor Nederland om consumenten te compenseren. Veel producenten zullen de stroom die
zij in de periode van 1 december 2022 tot en met 31 maart 2023 gaan produceren al
vooruit verkocht hebben tegen lagere prijzen dan het plafond voor marktinkomsten van
€ 180/MWh of andere verrichtingen ter afdekking van schommelingen op de groothandelsmarkt
voor elektriciteit hebben gedaan waardoor de marktinkomsten voor de producent onder
het plafond liggen. Indien de marktinkomsten voor een producent onder het plafond
liggen, leidt de maatregel bij die producent niet tot opbrengsten. De opbrengst zal
sterk afhangen van de uiteindelijke verordening, welke producenten onder de heffing
vallen, eventuele richting die de Europese Commissie daarbij aangeeft voor de implementatie,
de wijze van uitvoeren in de Nederlandse praktijk en de gedragseffecten die het opbrengstenplafond
met zich meebrengt. De verwachting van de Europese Commissie en Nederland is dat het
Commissievoorstel indien die kan worden geïmplementeerd zonder veel ontwijking eerder
een bedrag in de orde van honderden miljoenen dan miljarden zal opleveren. De ervaring
van een vergelijkbare heffing in landen die deze reeds hebben ingevoerd is echter
dat er substantiële ontwijking van het betalen van de heffing op kan treden, waardoor
de opbrengst wezenlijk lager uitvalt. Hoeveel ontwijking zal kunnen plaatsvinden is
mede afhankelijk van de details van het uiteindelijke voorstel.
7.
Hoe snel kan het ingevoerd worden?
Het voorstel van de Commissie verplicht lidstaten om vanaf 1 december 2022 gedurende
vier maanden de marktopbrengsten voor (duurzame) producenten van elektriciteit, geproduceerd
door middel van infra-marginale technologieën, te maximeren op € 180/MWh. Daarmee
zal het zeer snel ingevoerd moeten worden. Het kabinet kijkt nog naar de uitvoerbaarheid.
Het doel van het Kabinet is dat lidstaten de maatregelen die gefinancierd worden met
de heffing middels voorfinanciering kunnen doorvoeren. Dat wil zeggen dat lidstaten
reeds hun burgers kunnen ondersteunen, waarna de nieuwe systematiek geïmplementeerd
kan worden om via de heffing middelen op te halen.
De leden van de VVD hebben kennisgenomen van de discussies in Europa over het invoeren
van een price cap op de import van gas. De leden van de VVD staan hier kritisch tegenover.
8.
Deelt de Minister de opvatting dat een price cap op de import van gas zal leiden tot
grotere tekorten van gas en daarmee hogere prijzen?
9.
Is de Minister het met de leden van de VVD eens dat zo’n price cap dus averechts zal
werken en moet worden voorkomen?
10.
Is de Minister bereid om zich hiervoor in te spannen?
Ja, de hoge prijzen zijn het gevolg van een hoge vraag naar en een beperkt aanbod
van gas. Dit is een belangrijk marktsignaal. Het invoeren van algehele caps op de
groothandelsmarktprijs van al het gas is daarmee risicovol, omdat het de prikkel voor
vraagreductie wegneemt (goedkoper gas zal meer vraag opwekken), terwijl niet meer
aanbod wordt gecreëerd. Dit is dus niet alleen ineffectief, maar zou zelfs een fysiek
tekort in de hand kunnen werken. Voor een cap op de prijs die wordt betaald aan importeurs
geldt dat daarbij inderdaad het risico bestaat dat de aanvoer van gas naar Europa
wordt beperkt. Dat vergroot het probleem, omdat er dan nog minder aanbod zal zijn
en de prijzen nog verder zullen stijgen.
Uiteindelijk zal ook het verschil tussen de maximale prijs en de marktprijs gefinancierd
moeten worden. Op korte termijn zouden hier middelen voor vrijgemaakt kunnen worden
door ofwel de EU ofwel de individuele lidstaten, maar het is onzeker hoe lang lidstaten
hiervoor middelen kunnen aanwenden en wanneer het verschil betaald moet worden uit
bijvoorbeeld belastingverhogingen.
Een price cap op de import van alle gas vormt hiermee een wezenlijk risico voor leveringszekerheid
en vermindert de mogelijkheden om onze energietoevoer te diversifiëren. Er zal bijvoorbeeld
LNG uit landen als Noorwegen en Algerije nodig zijn om o.a. onze afhankelijkheid van
Rusland te verminderen. Ik heb reeds tijdens de Energieraad aangegeven dat om deze
redenen een price cap op alle gassen geen voorkeur heeft. Ik zal mij hier ook voor blijven inspannen.
Tot slot hechten de leden van de VVD er waarde aan om te benadrukken dat er meer aandacht
nodig is voor het weglekken van de industrie als gevolg van de hoge energieprijzen
in Europa. Europese bedrijven kunnen door de hoge prijzen niet meer concurreren met
de industrie uit China of de VS. Ze zien zich daarom noodgedwongen om zichzelf tijdelijk
af te schakelen of te produceren in een ander land.
11.
Is de Minister het met de VVD eens dat er op Europees niveau maatregelen moeten worden
genomen om de concurrentiepositie van de Europese industrie te beschermen tegen bedrijven
van buitenaf die niet te maken hebben met de hoge energieprijzen?
12.
Welke maatregelen zou de EU volgens de Minister hiervoor kunnen nemen?
13.
Is de Minister bereid om zich hiervoor hard te maken?
Door de hoge energieprijzen ziet de energie-intensieve industrie zich geconfronteerd
met hogere kosten, en komt een groeiend aantal bedrijven in de problemen.
De impact van de hoge energieprijzen verschilt echter sterk per sector, en is afhankelijk
van de mate waarin bedrijven alternatieve energiebronnen hebben en/of hun hogere kosten
kunnen doorberekenen. Vele bedrijven lukt het aanwenden van alternatieve energiebronnen,
maar vooral bedrijven die concurreren met internationale aanbieders hebben het lastig.
Ondanks de hoge energieprijzen en inflatie, benadrukken economen van de instanties
als de DNB, het CPB stellen echter dat Nederland er relatief goed voor staat. De economie
groeit veel harder (2,6% afgelopen kwartaal) dan de rest van de EU (0,6%), de VS of
het VK (krimp), de arbeidsmarkt is bijzonder krap, het aantal faillissementen is bijzonder
laag en bedrijfswinsten zijn in de breedte op peil. Het gasgebruik in de industrie
is significant teruggeschroefd (ca. 40–50% in bepaalde sectoren) en meer tussenproducten
worden geïmporteerd om weggevallen producten te vervangen.
Bedrijven kunnen geholpen worden bij het verduurzamen. Zo kunnen bedrijven gebruik
maken van o.a. de SDE++ subsidie, die bedrijven ondersteunt bij het verduurzamen van
hun bedrijf. Met de grootste C02-uitstoters maken we daarnaast maatwerkafspraken,
waarbij voldoende geld beschikbaar is voor verduurzamingsmaatregelen. Ook heeft de
overheid al vele instrumenten voor bedrijven die in de problemen komen, zoals garantie-instrumenten
(e.g. de GO), en kunnen bedrijven een individueel steunverzoek indienen. EZK gebruikt
hiervoor het individueel afwegingskader staatssteun. Dergelijke verzoeken ontvangen
we momenteel praktisch niet, slechts enkele brandbrieven voor brede steun.
Als de prijzen lang hoog blijven en sectoren daadwerkelijk dreigen te verdwijnen,
kan het zijn dat dit moet worden heroverwogen vanuit economisch (substitutiemogelijkheden,
keteneffecten, werkloosheid) en geopolitiek (afhankelijkheden) perspectief. Dit kan
nationaal en/of Europees gedaan worden. Dit kunnen maatregelen zijn om productie in
Europa te behouden, maar dit kunnen bijvoorbeeld ook afspraken met bevriende landen
buiten Europa om voldoende import in Europa zeker te stellen. Via maatwerk, subsidies
en garanties bedrijfstakken kan de overheid of de EU bedrijven stutten terwijl zij
verduurzamen, onder strikte afspraken en met een duidelijke einddatum. Het EU-staatssteunkader
biedt hier voldoende mogelijkheden voor. Het kabinet werkt als bekend aan dergelijke
maatregelen om het MKB te kunnen ondersteunen. Voor verschillende varianten van aanvullende
steun worden voor- en nadelen, gerichtheid op het energie-intensieve MKB, uitvoerbaarheid
en kosten in kaart gebracht.
CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Kabinetsappreciatie Commissievoorstellen
tot interventies in de elektriciteitssector en hebben daarover op dit moment geen
vragen.
PvdA en GroenLinks
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties hebben kennisgenomen van de Commissievoorstellen
tot interventies in de elektriciteitssector en de kabinetsappreciatie hiervan. Zij
hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties zien energiebesparing als de belangrijkste
oplossing om op korte termijn onafhankelijk te worden van Russische energie en om
hoge kosten te voorkomen. Zij vragen het kabinet daarom om het maximale potentieel
op dit gebied te benutten. In dit verband staan deze leden positief tegenover de vraagreductiedoelen
van de Commissie.
14.
Voorts vragen zij of de Minister het eens is dat het voor de naleving beter zou zijn
als het doel om het maandelijkse elektriciteitsverbruik met tien procent te reduceren
bindend zouden zijn. Is de Minister bereid om zich hier voor in te zetten?
15.
Wat zijn de gevolgen als het EU-bindende doel niet wordt gehaald?
16.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties horen graag of er al een voorlopig beeld
is van de concrete gevolgen van dit hogere doel voor het Nederlands beleid.
17.
De Commissie stelt onder andere het gebruik van informatiecampagnes en besparingsaanbestedingen
voor. Hoe is het kabinet hier uitwerking aan te geven en welke effecten verwacht het
kabinet hiervan?
Het kabinet zet zich intensief in voor energiebesparing, zowel voor gas als voor elektriciteit.
Op dit moment is het echter niet opportuun om te pleiten voor een bindend doel voor
elektriciteitsreductie, omdat het primaire doel gasreductie zou moeten zijn. Indien
elektriciteitsreductie hier aan bijdraagt, is een bindend doel nuttig. Echter, elektrificatie
is ook een belangrijke drijver van de energietransitie. Het kabinet wil voorkomen
dat een bindend doel voor elektriciteitsgebruik averechts werkt voor versnelling van
de energietransitie.
Dat betekent overigens nog steeds dat het kabinet zich optimaal inspant om zoveel
mogelijk elektriciteit te besparen en streeft naar de doelen in dit voorstel.
De Commissie zal in februari 2023 een rapport publiceren waarin de resultaten van
elektriciteitsbesparing geanalyseerd worden. Indien het doel niet gehaald wordt, kan
de Commissie ingrijpen door de periode van deze regeling te verlengen of door andere
aanpassingen in de regeling zoals een aanpassing van de «revenue cap» in artikel 6(1).
Voor een eerste inschatting van de acties die de overheid neemt om deze doelen te
halen, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 21.
De Europese Commissie stelt onder andere het gebruik van informatiecampagnes en besparingsaanbestedingen
voor. De informatiecampagne «»Zet Ook De Knop Om»» zal dit najaar geïntensiveerd worden.
Hiervoor verwijs ik u graag naar antwoord 19. Er zijn op dit moment nog geen plannen
voor besparingsaanbestedingen voor elektriciteit.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties roepen nogmaals op om aanvullend op het
nationaal isolatieprogramma ervoor te zorgen dat huishoudens en bedrijven laagdrempelig
een energy audit kunnen krijgen.
18.
De leden vragen zich af hoe het hiermee staat en of het kabinet bereid is om hier
nog meer op in te zetten?
Op verbeterjehuis.nl kunnen bewoners zelf een laagdrempelige check uitvoeren: Door online vragen te beantwoorden
ontdek je met welke verbeteringen je je huis comfortabeler, energiezuiniger en duurzamer
kan maken. Je ziet ook meteen wat het jou kost en oplevert. Daarnaast kunnen bewoners
bij een energieloket terecht voor hulp en informatie.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties steunen niet de overweging van het kabinet
om ervoor te pleiten additionele gasbesparing boven de 5% mee te laten tellen voor
het verplichte elektriciteitsreductiedoel. De leden zijn groot voorstander van extra
gasbesparing maar zijn van mening dat elektriciteitsbesparingsdoelen besparing van
andere delen van de economie/samenleving stimuleert.
19.
Is de Minister bereid om van dit pleidooi af te zien?
Voor de beantwoording van deze vraag, wijs ik graag op de antwoorden op vragen 2 en
3.
De leden van PvdA en GroenLinksfracties zeggen al langer dat energiebesparing ook
kan helpen om de prijs te drukken. De Duitse toezichthouder heeft zich hier ook over
uitgelaten.
20.
Waar komen de reductiepercentages van de Europese Commissie vandaan?
21.
Zit daar een onderbouwing achter dat dit kan leiden tot prijsreducties?
22.
Zo ja, kan de Minister dit delen? Zo nee, is de Minister bereid om dergelijke analyse
te (laten) maken?
Het voorgestelde reductiedoel combineert een overkoepelend reductiedoel voor per lidstaat
met een focus op verplichte vraagreductie tijdens piekuren. De Commissie wil met dit
doel zo gericht en doeltreffend mogelijk elektriciteit besparen in de uren waar de
meeste winst behaald kan worden. Dit zijn volgens de Commissie geselecteerde uren
waarin elektriciteit het duurste is, omdat aardgas dan veelal de prijs bepaald. De
Europese Commissie schat in dat dit kan leiden tot een geschatte reductie van 1.2
miljard kubieke meter in de 4 maanden dat de maatregel van toepassing is.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties lezen dat het kabinet de praktische uitvoerbaarheid
van de maatregel om tijdens piekuren de consumptie met 5% terug te brengen bestudeert.
23.
Welke risico’s heeft het kabinet precies voor ogen, en hoe reëel zijn die? Gaat het
kabinet suggesties doen voor randvoorwaarden of een ander doel, en zo ja, welke en
welk effect zal dit hebben op te verwachte energiebesparing?
Het kabinet kijkt onder andere naar de beschikbaarheid van data om vooraf te kunnen
bepalen op welke uren de mogelijkheid het grootst is om door middel van reductie van
de elektriciteitsconsumptie ook daadwerkelijk gas te besparen en/of de elektriciteitsprijs
te verminderen. Door onder andere de invloed van weerseffecten op de opwek van hernieuwbare
energie en op de energieconsumptie kan dit lastig zijn om ver vooruit te voorspellen.
Ook kijkt het kabinet welke maatregelen het meest geschikt zijn om elektriciteitsreductie
te realiseren. Het kabinet vindt het van belang om de maatregelen gericht te kunnen
inzetten om via elektriciteitsbesparing gas te besparen of de elektriciteitsprijs
significant te verminderen. Het besparen van elektriciteit tijdens piekuren zou daarbij
geen doel op zich moeten zijn. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties betreuren het dat de price cap op Russisch
gas van tafel is. De leden begrijpen dat een algehele price cap op gas een nadelig
effect kan hebben op de leveringszekerheid. Echter, de leden vinden het onverteerbaar
dat middels de hoge gasprijzen Europa de oorlogskas van Rusland nog altijd spekt.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties zijn tevens van mening dat Europa zo snel
mogelijk moet afschakelen van het Russisch gas. Naast morele en militair-strategische
overwegingen, heeft dit ook prangende economische reden – de onvoorspelbaarheid van
de Russische leveringen leidt immers tot veel speculatie en daarmee tot de zeer volatiele
gasmarkt waar Europa al zo zwaar onder te lijden heeft. Tot slot heeft instituut Clingendael
in een recente Technische Briefing geanalyseerd, dat Poetin in de winter weer zou
kunnen kiezen de gaskraan helemaal open te draaien. Dit heeft dan weer allerlei prijseffecten
en kan de eenheid van de EU-lidstaten onder druk zetten. Nog een belangrijke reden
om volledig met de Russische gas import te stoppen.
24.
Is de Minister bereid om zich nogmaals hard te maken in Europa voor een prijsplafond
van Russisch gas én een zo snel mogelijke volledige afschakeling van het Russisch
gas?
Een algehele price cap brengt inderdaad een risico mee voor de leveringszekerheid. Een price cap op Russisch gas geniet de Nederlandse voorkeur, maar daarbij wordt rekening gehouden
met de zorgen van Oost-Europese landen die een grote mate van afhankelijkheid van
Russisch gas kennen en zich zorgen maken over de leveringszekerheid en de onomkeerbare
schade die mogelijk voortkomt uit een dergelijke maatregel.
Ondertussen wordt vaart gezet achter het zo spoedig mogelijk afbouwen van de afhankelijkheid
van Russisch gas door verduurzaming, besparing en diversifiëring van import, o.a.
via LNG.
De leden van de PvdA- en GroenLinksfracties steunen de voorstellen van de Commissie
met betrekking tot een price cap op opbrengsten van elektriciteitsproducten met inframarginale
technologieën, ontlasting van consumenten / prijsregulering en de solidariteitsbijdrage
voor fossiele energiebedrijven.
25.
Kan het kabinet uitweiden over hoe het hier invulling aan gaat geven?
Met betrekking tot de solidariteitsbijdragen voor fossiele energiebedrijven heeft
het kabinet besloten tijdelijk in 2023 en 2024 de cijns in de Mijnbouwwet voor gasproducenten
met winning in Nederland te verhogen. Dit is uitvoerbaar en biedt de mogelijkheid
om op korte termijn een vorm van een solidariteitsbijdrage voor gasproducenten in
te voeren. Een tijdelijke solidariteitsbijdrage zoals door de Europese Commissie voorgesteld
leidt tot enkele aandachtspunten voor de uitvoering. Het is voor het kabinet van belang
dat er voldoende ruimte bestaat om op nationaal niveau alternatieve maatregelen te
treffen die hetzelfde doel nastreven als de tijdelijke solidariteitsbijdrage.
Voor het afromen van de infra-marginale opbrengsten van elektriciteitsproducenten
verwijs ik ook naar de antwoorden op de vragen van gelijke strekking hierover van
de VVD-fractie. We bestuderen de wijze waarop nationale uitvoering aan de doelen van
het voorstel vorm kan worden gegeven. Voor de uitvoerbaarheid is een o.a. hogere ondergrens
dan de door de Europese Commissie voorgestelde 20 kW (circa 60 zonnepanelen) van groot
belang om het aantal (kleine) producenten dat onder de heffing valt terug te brengen.
De uitvoering zal daarnaast ook sterk afhangen van de uiteindelijke verordening, eventuele
richting die de Europese Commissie daarbij aangeeft voor de implementatie. Het kabinet
kijkt nog naar uitvoerbaarheid op korte termijn.
26.
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de solidariteitsbijdrage ook echt aan consumenten
ten goede komt, en dat investeren in duurzame energiebronnen voldoende aantrekkelijk
blijft?
Met de brief van 20 september jl. over de aanvullende maatregelen voor de energierekening,
zorgt het kabinet ervoor dat consumenten profiteren van een tijdelijk prijsplafond
voor een deel van het energieverbruik. De financiële omvang van deze aanvullende maatregelen
is van veel grotere omvang dan de verwachte opbrengsten van de solidariteitsbijdrage
en de infra-marginale heffing. Naast de splitsing tussen inkomsten en uitgaven in
het Nederlands begrotingsbeleid, wil ik hier ook geen vaste koppeling aan verbinden
om te voorkomen dat bij tegenvallende inkomsten er minder ondersteuning aan consumenten
kan worden gegeven dan gewenst.
Voor het voldoende aantrekkelijk blijven van investeringen in duurzame energiebronnen
is vooral het afromen van de infra-marginale opbrengsten van elektriciteitsproducenten
van belang, gezien dit de winstgevendheid van hernieuwbare elektriciteit kan verminderen.
Het voorgestelde plafond van 180/MWh euro voor de marktopbrengsten is in principe
hoog genoeg voor producenten van (duurzame) elektriciteit om hun gemiddelde kosten
ruim terug te verdienen, waardoor het aantrekkelijk blijft hierin te investeren. In
de uitvoering van de maatregel zal er goed rekening gehouden moeten worden met het
investeringsklimaat voor duurzame energiebronnen.
27.
Het komt de leden voor dat de huidige solidariteitsbijdrage van fossiele energiebedrijven
nog behoorlijk beperkt is. Hoe is de hoogte van deze bijdrage bepaald en is de Minister
bereid te pleiten voor een veel hogere bijdrage?
De hoogte van de voorgestelde tijdelijke solidariteitsbijdrage is gebaseerd op het
principe dat bedrijven die excessieve winsten maken als gevolg van onvoorziene omstandigheden
waar zij niet verantwoordelijk voor zijn (in dit geval: flink stijgende energieprijzen
als gevolg van de geopolitieke situatie), proportioneel bijdragen aan de verbetering
van de energiecrisis. De hoogte van de door de Commissie voorgestelde solidariteitsbijdrage
tracht te voorzien in een redelijke en proportionele bijdrage, die aanvullend wordt
geheven naast reguliere winstbelasting. Hierbij wordt rekening gehouden met het behoud
van investeringsruimte voor bedrijven en hun financiële stabiliteit in deze crisis.
Het kabinet steunt het belasten van fossiele energiebedrijven die nu hoge winsten
maken. Daarom verhoogt het Kabinet tijdelijk in 2023 en 2024 de cijns in de Mijnbouwwet
voor gasproducenten met winning in Nederland. Het kabinet onderzoekt in dat kader
de mogelijkheden voor een eenmalige additionele heffing conform voorgestelde tijdelijke
solidariteitsbijdrage voor 2022. Zie verder het antwoord op vraag 25.
SGP
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij delen
de noodzaak van Europese afspraken om de energiecrisis in te perken. Zij hebben nog
enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de verplichte reductie van het elektriciteitsgebruik
tijdens piekuren.
28.
Hoe wordt omgegaan met kritieke sectoren, zoals de voedingstuinbouw?
29.
Hoe wordt voorkomen dat voorlopers die de afgelopen jaren al grote besparingen gerealiseerd
hebben de dupe worden?
Het voorstel schrijft EU-lidstaten een verplichte reductie van het elektriciteitsgebruik
voor met minimaal 5% gemiddeld per uur tijdens piekuren. Echter, in het voorstel wordt
niks voorgeschreven over specifieke bijdrages van sectoren. Lidstaten kunnen hier
zelf invulling aan geven. Op het moment dat kritieke sectoren, zoals ziekenhuizen,
tijdens piekuren elektriciteit nodig hebben, zal dit uiteraard mogelijk blijven. De
reductie zal dan in andere, minder kritieke sectoren gerealiseerd moeten worden.
Lidstaten mogen zelf invulling geven waar de voorgeschreven reductie gerealiseerd
wordt, en zullen hierbij kijken naar de meest kosteneffectieve reductie. Als het elektriciteitsverbruik
van een eindgebruiker al zeer efficiënt is, zal de kosteneffectiviteit naar verwachting
elders gunstiger zijn. Echter, als additionele elektriciteitsreductie bij voorlopers
alsnog kosteneffectief gerealiseerd kan worden, wordt ook dit overwogen Daarnaast
profiteren voorlopers die de afgelopen jaren al grote besparingen hebben gerealiseerd
nu van een lagere energierekening.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de verruimde Europese staatssteunkaders
en de crisisreserve in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid meer ruimte bieden voor
ondersteuning van bedrijven die getroffen worden door de energiecrisis, onder meer
bij investeringen in energiebesparing.
30.
Acht de Minister de verruimde steunmogelijkheden voldoende?
Zoals genoemd in de beantwoording van de Kamervragen over de extra energieraad van
9 september 20223 verwelkomt het kabinet de mogelijkheden die het tijdelijk crisisstaatssteunkader
biedt op het gebied van hernieuwbare energie en decarbonisatie van industriële processen.
Op dit moment lijkt het tijdelijk crisisstaatssteunkader, samen met de mogelijkheden
in de andere steunkaders (zoals de richtsnoeren voor milieu, energie en klimaat, en
de onder herziening zijnde algemene groepsvrijstellingsverordening), voldoende ruimte
te bieden om versneld onafhankelijk te kunnen worden Rusland op energiegebied. Wel
acht het kabinet de eis om steunmaatregelen als een competitieve tender vorm te geven
in sommige gevallen belemmerd.
Het kabinet is van mening dat dit niet altijd gepast is onder de huidige omstandigheden
en ook andere eisen gesteld kunnen worden om te waarborgen dat niet meer steun wordt
verleend dan nodig. Het kabinet heeft hier aandacht voor gevraagd bij de Europese
Commissie en zal dit ook inbrengen bij een volgende herziening van het tijdelijk crisisstaatssteunkader.
Over de inzet van de landbouwcrisisreserve van het GLB is uw Kamer op 5 juli jl. geïnformeerd
(Kamerstuk 21 501-32, nr.1453). De crisisreserve betreft geen extra budget maar zijn bestaande EU-middelen, die
door landbouwers bijeen zijn gebracht door inhouding op de directe betalingen volgens
artikel 25 van Verordening (EU) 1306/2013. Het is eenmalig toegepast en vanwege de
crisis in Oekraïne voor het eerst ingezet. De Europese Commissie heeft voor Nederland
een bedrag van € 8.097.139 beschikbaar gesteld. Dit bedrag is inmiddels in september
2022 uitbetaald voor de gestelde Europese uiterste betaaldatum van 30 september.
31.
Gaat Nederland deze mogelijkheden benutten, onder meer door extra te investeren in
energiebesparing bij bedrijven en uitbreiding van de borgstellingsregeling voor glastuinbouwbedrijven
en andere sectoren?
Op dit moment is dit niet voorzien. Het kabinet zet op andere manieren steviger in
op energiebesparing bij bedrijven, zoals aanscherping van de energiebesparingsplicht
en de handhaving hierop.
Volt
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de Kabinetsappreciatie Commissievoorstellen
tot interventies in de elektriciteitssector en hebben daar nog enkele vragen over.
De leden lezen dat de Commissie voorstelt bedrijven in de fossiele energiesector een
solidariteitsbijdrage te laten betalen die ten goede moet komen van huishoudens. De
leden begrijpen dat de huidige nationale verschillen op de energiemarkt om nationale
ruimte vraagt voor een passende aanpak. De leden staan dan ook achter de inzet van
het kabinet op dit punt zolang de nationale maatregelen aan dezelfde regels zijn onderworpen
als de voorgestelde solidariteitsbijdrage en op zijn minst dezelfde opbrengsten genereren.
32.
Is de Minister het met de leden eens dat er geen verschil mag ontstaan tussen hoe
de industrie en huishoudens profiteren van de solidariteitsbijdrage afhankelijk van
de lidstaat waarin zij wonen?
Het kabinet is het met de Commissie eens dat de solidariteitsbijdrage mogelijkheden
biedt om de winsten van fossiele bedrijven in te zetten om de koopkracht van huishoudens
te ondersteunen. Voor Nederland is het belangrijk dat lidstaten voldoende ruimte krijgen
om dit op een voor hen passende en uitvoerbare wijze vorm te geven. Aangezien niet
in iedere lidstaat dezelfde bedrijfsactiviteiten plaatsvinden en bovendien niet iedere
lidstaat dezelfde energiemarkt heeft, zou de uitwerking van de solidariteitsbijdrage
volgens het kabinet kunnen verschillen per lidstaat. Nederland deelt het uitgangspunt
van de Volt-fractie dat het belangrijk is dat opbrengsten van de solidariteitsbijdrage
ook ten goede komen van de huishoudens in de betreffende lidstaat, waarbij wel geldt
dat Nederland als bekend een scheiding kent tussen inkomsten en uitgaven. Zie ook
het antwoord op vraag 26.
De leden zijn het echter niet eens met de inzet van het kabinet om ruimte te creëren
om de solidariteitsbijdrage in te vullen via de Nederlandse mijnbouwheffing. Mijnbouwheffingen
zijn namelijk heffingen over de opsporing en winning van olie en gas. De solidariteitsbijdrage
zou juist moeten gelden voor alle bedrijven die over de ruggen van consumenten woekerwinsten
maken op deze crisis. De leden verzoeken daarom het kabinet zich in te zetten voor
een bredere benadering van de solidariteitsbijdrage waarbij niet alleen op winsten
over het winnen van ruwe olie, gas en kolen een heffing wordt geheven, maar op alle
producten en diensten waarover bedrijven vanwege de oorlog in Oekraïne enorme winsten
hebben gemaakt ten kosten van consumenten.
33.
De leden horen graag van de Minister welke maatregelen het kabinet treft om de genoemde
besparingsdoelen te realiseren.
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord al aangekondigd de inzet op het gebied van
energiebesparing fors te intensiveren. Zo is het Nationaal Isolatieprogramma aangekondigd,
en wordt de energiebesparingsplicht voor bedrijven aangescherpt in 2023. Deze intensivering
van energiebesparingsbeleid heeft ook elektriciteitsbesparing tot gevolg. Daarnaast
is het kabinet in reactie op de oorlog in Oekraïne in het voorjaar gestart met de
communicatiecampagne «Zet Ook De Knop Om». Deze zal in het najaar flink geïntensiveerd
worden. Dit betekent onder andere dat huishoudens en bedrijven meer handelingsperspectief
zal worden geboden op het gebied van gasbesparing en elektriciteitsbesparing. De overheid
heeft hier zelf ook een belangrijke rol in. Voor de voorbeeldrol van de overheid verwijs
ik u naar vraag 21.
De leden vragen het kabinet daarbij nadrukkelijk om zelf het goede voorbeeld te geven.
Dit ging namelijk weleens mis bij de uitvoering van de coronamaatregelen. Ook nu zien
de leden nog geen maximale inzet van het kabinet om zelf te besparen. Zo stond afgelopen
week de kachel in de Tweede Kamer aan.
34.
Heeft afgelopen week de kachel in meer overheidsgebouwen aangestaan?
35.
Welke maatregelen neemt het kabinet bij rijksgebouwen om deze winter minstens 10%
op de consumptie van elektriciteit (en/of gas als dat voorstel van er doorheen komt)
te besparen?
Er zijn geen gegevens op dit moment over welke overheidsgebouwen de verwarming afgelopen
week aan hadden staan. Echter, de overheid zal haar voorbeeldfunctie vervullen op
het gebied van energiebesparing. Dat geldt voor de rijksoverheid, maar ook voor gemeenten,
provincies en waterschappen. Het kabinet brengt alle maatregelen die deze partijen
nemen en de geschatte besparing die dit oplevert in kaart.
De rijksoverheid zal haar voorbeeldrol vervullen door deze winter voor de Rijksbedrijfsvoering
alle mogelijkheden inzetten om 15% gas te besparen t.o.v. het gemiddelde verbruik
van de afgelopen 5 jaar. Alle vastgoedportefeuilles dragen daarin hun steentje bij
en zijn zelf verantwoordelijk voor de besparingsdoelstelling. Dit gaat o.a. om de
Rijkskantoren, maar ook de Rechtbanken, gevangenissen, kazernes etc. Voor de Rijkskantoren
is «de knop omgezet», d.w.z. de verwarming 2 graden lager gezet en de koeling 2 graden
minder. Dit levert naar verwachting al rond de 850.000 m3 aardgas reductie op in het actuele stookseizoen 2022/2023. Voor andere aanvullende
maatregelen wordt op dit moment een impactanalyse gedaan.
Voor elektriciteitsbesparing wordt onnodige verlichting uitgezet, en onderzocht wordt
of de sommige belichting van de gebouwen uitgezet kan worden, zonder dat dit leidt
tot onveilige donkere plekken in de stad, en waar energiemanagement van gebouwen nog
beter kan. Voor de elektriciteitsbesparing geldt echter wel dat het Rijk afgelopen
jaren vanwege de energietransitie juist fors heeft ingezet op elektrificatie van het
wagenpark en het verwarmen middels warmtepompen in combinatie met een Warmte-Koude
opslag. Daarmee is het elektriciteitsverbruik toegenomen en zal een reductie van 10%
elektriciteit t.o.v. het gemiddelde verbruik over de afgelopen vijf jaar een uitdaging
zijn.
De leden lezen dat de voorstellen volgens planning van het Tsjechisch voorzitterschap
al op 30 september a.s. ter besluitvorming tijdens een ingelaste Energieraad voorliggen
en bij goedkeuring per direct van kracht zullen zijn, zodat de lidstaten meteen aan
de uitvoering ervan kunnen beginnen. De leden merken op dat deze haast mede komt doordat
Nederland de beslissing over het prijsplafond in Brussel te lang heeft tegengehouden,
aangezien de discussie over een prijsplafond op energie al voor de zomer was begonnen.
36.
Voelt de Minister op zijn minst een gedeelde verantwoordelijkheid voor de haast die
nu geboden is en het feit dat het Europees Parlement nu niet meegenomen wordt in de
besluitvorming?
37.
Hoe draagt dit bij aan het democratischer maken van de Europese besluitvorming?
Sinds de energieprijzen stijgen heeft het kabinet steeds vinger aan de pols gehouden
en gekeken naar de meest passende en geschikte maatregelen. Daarbij was en is het
uitgangspunt dat maatregelen de markt zo min mogelijk moeten verstoren vanwege bijkomende
niet gewenste neveneffecten. Daarin stond Nederland overigens niet alleen. De verantwoordelijkheid
voor de besluitvorming in Brussel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle
actoren. Het kabinet voelt verantwoordelijkheid voor een gedegen invoering, maar ook
voor de invulling van maatregelen die toezien op de daadwerkelijke adressering van
de energieprijzen. Hierbij acht het kabinet het van belang dat deze op de korte termijn
effect sorteren, maar op de lange termijn niet de energiemarkt schaden.
De Europese Commissie heeft gekozen artikel 122 van het Verdrag van de Werking van
de Europese Unie te gebruiken als juridische grondslag om crisismaatregelen op korte
termijn in het leven te kunnen roepen. Hiermee kunnen met gekwalificeerde meerderheid
in de Raad maatregelen worden ingeroepen om crisis op energiegebied te adresseren.
De lidstaten hebben ingestemd met deze juridische grondslag omdat het een geschikt
instrument is om op korte termijn solidair Europese crisismaatregelen in te kunnen
stellen. Zie ook de opmerkingen die hierover zijn gemaakt in de Kamerbrief over de
voorstellen4. Hoewel het Europees Parlement niet een directe besluitvormende rol heeft in dit
traject wordt zij informeel wel betrokken. Daarbij maakt de Commissie, in overleg
met de lidstaten, gebruik van een aan haar toegekende wettelijke bevoegdheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier