Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over de ‘Uber Files’
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de «Uber Files» (ingezonden 13 juli 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 29 september
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3713.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat Uber al jarenlang allerlei agressieve (lobby)methoden
inzet om bijvoorbeeld wetgeving rondom schijnzelfstandigheid te beïnvloeden?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van deze berichtgeving. Ik vind het in algemene zin belangrijk
dat de overheid in gesprek is met zowel de brede samenleving als met alle belanghebbenden.
Het opvangen van zoveel mogelijk signalen is belangrijk om beleid en wetgeving zo
goed mogelijk toe te snijden op de praktijk. Meer specifiek geldt dat het vanuit het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van belang wordt geacht dat relaties
met werkgevenden, werkenden en hun vertegenwoordigden partijen worden onderhouden.
Het aanhoren van eventuele aandachtspunten van dergelijke partijen bij beleid en/of
wetgeving hoort hierbij.
Dat een bedrijf als Uber, net als andere partijen, belangen kenbaar maakt en behartigt,
vind ik op zichzelf dan ook niet problematisch. Het is onderdeel van een overheid
die open staat voor relevante signalen vanuit de samenleving.
Het is daarbij echter wel belangrijk dat de verschillende signalen en belangen die
in de interactie tussen overheid en praktijk naar voren komen, uiteindelijk zuiver
en in balans gewogen worden om het algemeen belang te dienen. Dat vergt in de voorbereiding
van wetgeving dat dit algemene belang steeds voor ogen wordt gehouden.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat er binnen het bedrijf Uber wordt geopereerd zonder
enig respect voor de wet en werknemersrechten?
Antwoord 2
Ieder bedrijf dat in Nederland activiteiten ontplooit, moet zich houden aan de geldende
wet- en regelgeving en daarop gebaseerde jurisprudentie. Dat geldt ook voor de regels
in het arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit. Doet een bedrijf dat niet,
dan kan na vaststelling daarvan opgetreden worden. Dat geldt voor alle bedrijven.
Vraag 3
Waarom is er jarenlang een pamperbeleid gevoerd richting Uber, bijvoorbeeld omtrent
wetgeving rond schijnzelfstandigheid, terwijl er nu opnieuw blijkt dat dit bedrijf
geen enkel respect toont voor welke vorm van overheid dan ook?
Antwoord 3
Als het gaat om wetgeving rondom schijnzelfstandigheid is daar geen beleid op gevoerd
met het doel om specifieke bedrijven te bevoordelen. Zoals hiervoor reeds gemeld:
alle bedrijven die in Nederland activiteiten ontplooien, dienen zich te houden aan
de geldende wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor Uber.
Vraag 4, 5 en 6
Welke gesprekken heeft u of een afvaardiging van het ministerie de afgelopen negen
jaar met een vertegenwoordiging van Uber gevoerd? Kunt u een overzicht geven van de
datum, plaats, aanwezigen en onderwerp van alle gesprekken die zijn gevoerd met Uber
of een vertegenwoordiger namens Uber?
Verandert het kabinetsbeleid ten opzichte van Uber naar aanleiding van de publicaties
van de Uber Files? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat Uber niet meer als gesprekpartner gezien moet worden?
Antwoord vraag 4, 5 en 6
Zoals bij vraag 1 aangegeven vind ik het van belang dat de overheid bij het ontwikkelen
van overheidsbeleid en wetgeving in gesprek is met de samenleving en de relevante
belanghebbenden. Als het gaat om beleid en wetgeving die relevant is voor specifieke
bedrijven, zijn zij daarbij ook een (potentiële) gesprekspartner. Dat blijft zo. In
zoverre verandert het kabinetsbeleid niet naar aanleiding van de Uber-Files. De afgelopen
2 jaar is contact geweest tussen Uber en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
rondom het thema platformwerk. Sinds zomer 2020 is er vanuit het ministerie gewerkt
aan het voorbereiden van een rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst voor platformwerk.
In december 2021 is vervolgens een voorstel van de Europese Commissie voor het reguleren
van platformwerk gedaan. Over deze onderwerpen zijn meermaals platformbedrijven gesproken,
waaronder Uber. Zo is er in dit kader op 20 augustus 2020, 15 januari 2021, 18 juni
2021, 21 januari 2022 en meest recent op 15 september 2022 gesproken over deze thema’s
tussen (onder meer) een vertegenwoordiger van Uber en een aantal ambtenaren van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Nogmaals, deze contactmomenten zijn belangrijk om goed in verbinding te staan met
de praktijk waar de (voorbereide) regulering zich op richt. In het licht van een evenwichtige
weging van belangen zullen wij tegelijkertijd onverminderd kritisch kijken naar het
juist wegen en betrekken van de inbreng van specifieke stakeholders. Alleen op die
manier kan gekomen worden tot beleid en/of wetgeving die daadwerkelijk is gericht
op het algemeen belang. Daar moeten we als kabinet bij de totstandkoming van beleid
en wetgeving alert op blijven.
Vraag 7 en 8
Gaat u ervoor zorgen dat de handhaving direct start en conform de rechtelijke uitspraken
de chauffeurs in loondienst komen? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier heeft Uber geprobeerd druk uit te oefenen op het uitvoeren van de
voorliggende rechtelijke uitspraken en de handhaving daarop?
Antwoord 7 en 8
Het uitvoering geven aan rechterlijke uitspraken is – voor wat betreft deze civielrechtelijke
uitspraken – in beginsel aan de betrokken partijen in een geding. Onlangs heeft het
Gerechtshof Amsterdam bepaald dat Uber nog geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak
van de rechtbank inzake de naleving van de CAO voor chauffeurs, hangende het hoger
beroep dat Uber daartegen heeft ingesteld.2
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord toegezegd schijnzelfstandigheid tegen te
gaan door betere publiekrechtelijke handhaving. In de brief van 24 juni jl. waarin
het kabinet heeft gereageerd op het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) en de
Auditdienst Rijk (ADR) is uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet inzet op het verbeteren
van toezicht en handhaving op schijnzelfstandigheid.
Vanwege de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 67 van de Algemene Wet Rijksbelastingen
kan ik over het toezicht en de handhaving door de Belastingdienst bij individuele
bedrijven geen mededelingen doen.
Vraag 9
Is er, op welke manier dan ook, door Uber druk uitgeoefend de afgelopen negen jaren
op ambtenaren of bewindspersonen? Zo ja, kunt u hiervan alle details met de Kamer
delen? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
Antwoord 9
Ik verwijs voor mijn antwoord naar het antwoord (32) van de Staatssecretaris van Financiën
Fiscaliteit – Belastingdienst op schriftelijke Kamervragen van de leden Omtzigt c.s.
d.d. 5 september 2022 aan de Tweede Kamer waarin wordt aangegeven dat er momenteel
een inventarisatie plaatsvindt hiernaar. Zodra deze is afgerond wordt de Kamer geïnformeerd.
Voorts doet de Belastingdienst op dit moment onderzoek naar aanleiding van de berichtgeving
over de casus Uber.
Vraag 10
Leiden de Uber Files ertoe dat het kabinet er eindelijk voor kiest om de fluwelen
handschoenen uit te trekken ten aanzien van de behandeling van dit soort bedrijven
die doelbewust schijnzelfstandigheid in stand houden en uit zijn op de afbraak van
werknemersrechten en wet- en regelgeving? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 10
Al voor het verschijnen van de Uber-files zijn de plannen rondom de aanpak van het
zzp-dossier en de bestrijding van schijnzelfstandigheid bekend gemaakt3. Die richten zich onder andere op het tegengaan van schijnzelfstandigheid (zeker
bij bedrijven die doelbewust schijnzelfstandigheid in stand houden) en het borgen
van werknemersrechten.
Hierin zijn, in lijn met onder andere de aanbevelingen van de Commissie Borstlap en
het SER MLT, drie sporen van belang:
– een gelijker speelveld voor contractvormen met betrekking tot de sociale zekerheid
en fiscaliteit;
– meer duidelijkheid creëren over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel
als zelfstandige buiten dienstbetrekking (beoordeling van arbeidsrelaties) alsmede
het ondersteunen van werkenden om hun rechtspositie op te eisen; en
– het verbeteren van toezicht en handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie.
Momenteel werken we hard om de inzet op de verschillende sporen uit te werken en daarop
voortgang te maken. In het najaar hoop ik uw Kamer hierover uitgebreider te informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.