Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over Het beroep op vrijstelling wegens richtingbezwaren
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Ministers voor Primair en Voortgezet Onderwijs en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid. Welzijn en Sport over het beroep op vrijstelling wegens richtingbezwaren (ingezonden 12 juli 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 29 september
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3830.
Vraag 1
Bent u bekend met het beleid van de leerplichtregio Zuid-Holland Zuid inzake het beroep
op vrijstelling wegens richtingbezwaren?1
Antwoord 1
Ja, met dat beleid ben ik bekend.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over het feit dat deze leerplichtregio naast het vragen van de bedenkingen
tegen de aard van het onderwijs ouders ook vraagt de welbepaalde godsdienstige of
geloofsovertuiging te vermelden? Deelt u de conclusie dat hiervoor niet, zoals vereist
door de AVG, een duidelijke wettelijke grondslag aanwezig is en dat de Leerplichtwet
juist duidelijk voor een andere richting gekozen heeft?
Antwoord 2
Ieder kind moet kunnen rekenen op een veilige plek om zich te ontwikkelen en om te
leren. Wat mij betreft vindt iedere leerling die plek bij voorkeur op één van reguliere
bekostigde scholen. Daarnaast is het recht van ouders om voor hun kind het onderwijs
te kiezen dat bij hen past van grote waarde. Onderdeel daarvan is dat ouders die gewetensbezwaren
koesteren tegen de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag van de scholen
in hun omgeving, vrijgesteld kunnen worden van de verplichting om hun kind op een
school in te schrijven. Deze vrijstellingsgrond is opgenomen in artikel 5, onder b,
van de Leerplichtwet. Alleen bedenkingen die rechtstreeks samenhangen met de godsdienstige
of levensbeschouwelijke grondslag van een school – de richting – kunnen op grond van
het eerdergenoemde artikel leiden tot vrijstelling. Volgens jurisprudentie van de
Hoge Raad is voor een deugdelijke beoordeling van een beroep op deze vrijstellingsgrond
vereist dat de strafrechter nagaat of bedenkingen voortkomen uit een welbepaalde godsdienstige
overtuiging of levensbeschouwing.2 Omdat die beoordeling onderdeel uitmaakt van de vraag of ouders de Leerplichtwet
overtreden moet de leerplichtambtenaar, die met het toezicht op de naleving van de
Leerplichtwet is belast, deze beoordeling uitvoeren.3 Daarmee is er een voldoende grondslag voor de verwerking van de gegevens over de
godsdienstige overtuiging en levensbeschouwing in de zin van de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG).4 Een volledige beoordeling van het vrijstellingsberoep van ouders is noodzakelijk
om te allen tijde aan het zwaarwegende belang van de ontwikkeling van het kind te
kunnen voldoen. Het is in dat kader niet alleen juist, maar ook noodzakelijk dat de
leerplichtregio naar de welbepaalde godsdienstige en levensovertuiging van de ouders
vraagt.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat op basis van een Wob-verzoek bij de dienst leerplicht Zuid-Holland
Zuid in het afgelopen jaar is gebleken dat consulenten en medewerkers na juridisch
advies wisten dat het vragen van de godsdienst of levensovertuiging niet is toegestaan
en dat het toereikend is als ouders hun bezwaren tegen het bestaande aanbod kenbaar
maken?5 Vindt u het ook strijdig met de beginselen van behoorlijk bestuur als een overheid
desondanks het beleid continueert?
Antwoord 3
Ik ben bekend met de op basis van het WOB-verzoek verkregen informatie. De handhaving
van de leerplicht is op de eerste plaats een zaak van de betrokken gemeentebesturen.
Zij zijn op grond van de Leerplichtwet verantwoordelijk voor de handhaving van die
wet. De controle op de wijze waarop deze gemeentebesturen de leerplicht handhaven
en omgaan met juridisch advies over die handhaving berust dan ook bij de gemeenteraden.
In dit geval heeft de dienst leerplicht Zuid-Holland-Zuid het intern gegeven juridisch
advies niet opgevolgd, maar dat hoefde ook niet, omdat uit de uitspraak van de Hoge
Raad blijkt dat hier wel degelijk naar gevraagd kan worden. In het antwoord onder
2 is daar nader toelichting op gegeven.
Vraag 4
Bent u ook van mening dat het niet wenselijk is dat overheden de rechten van ouders
onder druk zetten onder verwijzing naar een te verwachten wetswijziging?6 Hoe gaat u richting gemeenten communiceren dat de eerder voorgenomen wetswijziging
niet binnen afzienbare tijd te verwachten valt en dat in ieder geval de lijn in uw
brief van 2 juni 2016 aan gemeenten van toepassing blijft?
Antwoord 4
Overheden hebben een taak in het volledig en juist informeren van eenieder. Daar kan
bij horen dat overheden communiceren over te verwachten veranderingen in wetgeving.
Vanzelfsprekend blijft de geldende wetgeving het handelingskader. Als er op afzienbare
termijn wel verandering in wetgeving wordt verwacht, informeer ik betrokken overheden
en andere partijen daar bijtijds over. De brief van juni 2016 is voor gemeentes nog
van kracht. In deze brief werd gemeentes aangegeven dat zij het model konden gebruiken
of dat zij andere modellen of formulieren kunnen vaststellen, mits deze formulieren
ten minste dezelfde gegevens bevatten als het model. Met de uitspraak van de Hoge
Raad is ook bevestigd dat er ruimte is voor gemeentes om te vragen naar de bepaalde
religie of levensovertuiging van ouders.
Vraag 5
Wat is uw oordeel over de keuze in de ambtsinstructie om kinderen bij een gegrond
beroep op de vrijstelling wegens richtingbezwaar standaard te melden bij de jeugdgezondheidszorg
omwille van de zorg om het welzijn van hun kind?7 Vindt u het wenselijk dat ouders en kinderen met deze generieke benadering worden
geproblematiseerd zonder dat sprake is van specifieke zorgen aangaande de ontwikkeling
van het kind?
Antwoord 5
Alle kinderen in Nederland hebben recht op jeugdgezondheidszorg ongeacht of ze op
school zitten of niet. De ouders en kinderen die zich beroepen op een vrijstelling
om richtingsbezwaar worden niet geproblematiseerd, maar zij krijgen gemiddeld evenveel
contacten met de jeugdgezondheidszorg aangeboden als kinderen die op school zitten.
Afspraken daarover zijn ook vastgelegd in het Landelijk Professioneel Kader van de
Jeugdgezondheidszorg.8 Op deze wijze worden de kinderen op dezelfde wijze behandeld en blijft er zicht op
de lichamelijke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling van de kinderen.
Vraag 6
Onderkent u dat met de lijn in de ambtsinstructie om de jeugdgezondheidszorg in te
schakelen wegens een beroep op godsdienst of levensovertuiging sprake kan zijn van
discriminatie wegens godsdienst of levensovertuiging, zeker gezien het feit dat de
wetgever het beroep op de leerplichtvrijstelling bewust heeft toegekend om recht te
doen aan godsdienst en levensovertuiging?
Antwoord 6
Nee, integendeel, omdat kinderen die niet langer leerplichtig zijn hiermee juist gelijk
worden behandeld. Als er sprake is van een dreiging in de ontwikkeling, kan deze tijdig
worden onderkend, zoals dat ook gebeurt bij kinderen die wel ingeschreven staan op
een school.
Vraag 7
Wat is, vanuit juridisch perspectief, uw oordeel over de uitleg in het beleidsdocument
van de regio Zuid-Holland Zuid dat ouders de plicht zouden hebben aan de overheid
of andere instanties gelegenheid te bieden om te kijken hoe het gaat met de ontwikkeling
van hun kind en dat het niet voldoen hieraan grond zou zijn voor een melding bij Veilig
Thuis?9 Kunt u bevestigen dat een gegrond beroep op een wettelijke vrijstelling als zodanig
nooit grond kan zijn voor een melding bij Veilig Thuis en dat de staat het recht op
familieleven heeft te eerbiedigen zolang geen gegronde aanwijzingen bestaan dat de
ontwikkeling van het kind bedreigd wordt?
Antwoord 7
Zolang er geen gegronde aanwijzingen zijn voor een bedreiging in de ontwikkeling wordt
er geen melding bij Veilig Thuis gedaan. Een goed beargumenteerd beroep op een vrijstelling
is op zichzelf niet ontwikkelingsbedreigend, dus geeft op zichzelf geen reden om een
melding te doen bij Veilig Thuis. Er zullen dan altijd ook bijkomende omstandigheden
moeten zijn die een dergelijke melding rechtvaardigen. Uit contact met de regio Zuid-Holland-Zuid
blijkt dat het beleidsdocument op dit punt is aangepast.
Vraag 8
Vindt u ook dat ouders niet het slachtoffer mogen worden van activistische overheden,
ook niet als dat activisme ingegeven zou zijn door goede bedoelingen? Hoe gaat u ervoor
zorgen dat ouders die met recht een beroep doen of hebben gedaan op de vrijstelling
van de leerplicht niet met druk en onzekerheid te maken krijgen door oneigenlijke
inzet van de jeugd(gezondheids)zorg?
Antwoord 8
Ik zie niet dat hier sprake is van een activistische overheid. Het aanbod aan deze
ouders om gebruik te maken van de Jeugdgezondheidszorg is hetzelfde als het aanbod
dat kinderen krijgen als ze op een school staan ingeschreven, dus op dit punt is geen
sprake van oneigenlijke inzet van de jeugdgezondheidszorg of van een activistische
overheid. Jeugdzorg wordt nooit alleen ingezet vanwege het beroep op een vrijstellingsgrond.
Vraag 9
Hoe bevordert u dat de verantwoordelijke overheden werken met adequate informatie
en dat zij zich daar ook aan houden? Bent u bereid in gesprek te gaan met de leerplichtregio
Zuid-Holland Zuid om de bezwaren en risico’s inzake het huidige beleid aan de orde
te stellen?
Antwoord 9
Verantwoordelijke overheden worden via meerdere kanalen geïnformeerd over geldende
wet- en regelgeving en bij eventuele vragen kunnen zij daarvoor bij de rijksoverheid
en bij Ingrado (de vereniging voor leerplichtambtenaren) terecht. Vanuit mijn ministerie
is contact geweest met de leerplichtregio over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven
aan de regels op dit punt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.