Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Van Esch over het bericht dat autofabrikanten alleen nog grote auto’s willen bouwen
Vragen van de leden Van Raan en Van Esch (beiden PvdD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht dat autofabrikanten alleen nog grote auto’s willen bouwen (ingezonden 30 juni 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 27 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Einde nadert voor het «autootje voor de boodschappen»»?1
Antwoord 1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Vraag 2
Herkent u het geschetste beeld dat (Europese) autofabrikanten geen kleine auto’s meer
willen bouwen vanwege winstbejag? Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 2
Nee. De automarkt is onderverdeeld in de segmenten A tot en met E, waarbij de kleinste
modellen vallen in A en de grootste in E. Fabrikanten hebben moeite om op rendabele
wijze aan alle veiligheids- en emissie-eisen te voldoen in het A-segment. In het B-segment
is er veel aanbod, zowel conventioneel als elektrisch. Het aandeel van elektrische
auto’s in het hoogste segment (E) neemt af, terwijl het in de middensegmenten (B t/m
D) juist toeneemt (zie de meegestuurde bijlage trendrapport 2022, figuur 13). De zakelijke
doelgroep koopt met name elektrische auto’s in de segmenten C en D. De particuliere
doelgroep in de segmenten B en C.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk is dat auto’s
steeds groter en zwaarder worden?
Antwoord 3
Nee. Vanuit het duurzaamheidsperspectief leg ik onder andere de nadruk op de transitie
van brandstofauto’s naar emissievrije auto’s. Elektrische auto’s zijn zwaarder dan
vergelijkbare conventionele auto’s, maar wel schoner en daarom vanuit maatschappelijk
oogpunt wenselijk. Daarnaast werkt IenW aan veiligheid, waarbij vooral nieuwere auto’s
veiliger zijn dan oudere (los van grootte en gewicht) en aan bereikbaarheid. De kanttekening
is dat grote en zware conventionele auto’s vaak minder zuinig zijn dan kleinere auto’s
van dezelfde leeftijd. Daarom worden deze auto’s zwaarder belast in de motorrijtuigenbelasting
en in de BPM. Op die manier zijn kleinere auto’s aantrekkelijker voor de consument.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de openbare ruimte (zeker in stedelijke gebieden) schaars is
en al sterk onder druk staat? Vindt u het wenselijk dat per auto nog meer van die
schaarse openbare ruimte in beslag genomen gaat worden?
Antwoord 4
Ja, ik deel uw mening dat de openbare ruimte in stedelijk gebieden schaars is. De
verantwoordelijkheid voor ruimtegebruik in de stedelijke gebieden ligt bij medeoverheden.
Veel gemeenten voeren daar ook actief beleid op door bijvoorbeeld het aantal openbare
parkeerplaatsen op straat terug te dringen, delen van de stad autoluw te maken en/of
te werken met een lagere parkeernorm in combinatie met stimulering van deelmobiliteit
(zie ook de Evaluatie City Deal Elektrische Deelmobiliteit)2. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om de parkeertarieven te differentiëren
op basis van de grootte van een parkeerplek.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat grotere en zwaardere auto’s meer energie verbruiken per gereden
kilometer (ook als ze elektrisch zijn)? Deelt u de mening dat het, om efficiënt met
energie om te gaan, wenselijk is om auto’s niet groter te laten zijn dan noodzakelijk?
En zelfs idealiter kleiner (en veiliger) te laten zijn?
Antwoord 5
Nee, die mening deel ik niet. Ten eerste zijn elektrische auto’s zwaarder dan conventionele
auto’s, maar circa 3 keer efficiënter (dus met dezelfde hoeveelheid energie kunnen
elektrische auto’s 3 keer zo veel kilometers afleggen dan een vergelijkbare conventionele
auto). Daarnaast geldt binnen de groep van elektrische auto’s dat niet in alle gevallen
een grotere en zwaardere auto meer verbruikt aangezien dit van meerdere aspecten afhankelijk
is. Zo is het verbruik van bijvoorbeeld een Hyundai Kona lager dan van een Fiat 500e.
Wat «noodzakelijk» is, is een persoonlijke keuze.
Vraag 6
Herkent u het beeld dat er in Nederland steeds grotere en zwaardere auto’s komen?
Zo nee, kunt u de gemiddelde gewichtsklassen over de afgelopen 30 jaar laten zien?
Antwoord 6
Ik herken het beeld. Auto’s zijn om verschillende redenen zwaarder geworden. De meeste
CO2-reducerende technologieën maken voertuigen zwaarder, zoals hybrides zonder stekker
(mild/full HEV’s), plug-in hybrides. Deze voertuigen krijgen steeds grotere batterijpakketten
en actieradius. Volledig elektrische auto’s zijn door hun batterijpakket over het
algemeen 300 tot 600 kg zwaarder dan vergelijkbare brandstofvoertuigen. Naast elektrificering
van het voertuigaanbod is het aandeel SUV’s en crossovers sterk gestegen in de verkopen.
Dit aandeel is de laatste jaren ongeveer verdubbeld naar bijna 50% in 2021. SUV’s
zijn gemiddeld iets zwaarder en minder zuinig dan de meer traditionele hatchback en
sedan uitvoeringen van dezelfde leeftijd.
Vraag 7
Deelt u de stelling van het Internationale Energie Agentschap dat in relatie tot de
uitstoot stelde dat «de groei van zuinige voertuigen, waaronder elektrische auto’s,
volledig teniet gedaan wordt door de stijgende verkoop van SUV’s»3? Wat vindt u daarvan?
Antwoord 7
Ja, die stelling deel ik, waarbij ik opmerk dat het IEA bij de uitstoot de wereldwijde
verkoop van conventionele SUV’s tegenover de groei van zuinige (zoals elektrische
auto’s) zet. Voor Nederland klopt dit wereldwijde beeld niet. In Nederland is de gemiddelde
CO2-uitstoot van nieuw verkochte auto’s sinds 2017 gaan dalen tot 79gr/km in 2021 (zie
bijlage trendrapport 2022). Deze daling is te verklaren door de gestegen verkoop van
volledig elektrische personenauto’s sinds 2017 door het ingezette fiscale beleid.
Anders zou de CO2-uitstoot vergelijkbaar zijn met de CO2-uitstoot in 2015. Nederland zit daarmee binnen Europa in de kopgroep.
Vraag 8
Deelt u de mening dat grotere en zwaardere auto’s ook niet passen binnen de doelstellingen
van de circulaire economie, waarbij gestreefd wordt naar het minimaliseren van het
grondstofgebruik?
Antwoord 8
Nee, die mening deel ik niet. Qua gebruik kunnen bijvoorbeeld zwaardere auto’s (zoals
elektrische auto’s) zuiniger zijn dan lichtere (conventionele) auto’s (zie ook vraag
hierboven). Ook vindt innovatie plaats bij de productie van batterijen die al in de
praktijk wordt toegepast waardoor de vraag naar grondstoffen daalt (bijv. geen/minder
kobalt en nikkel, zie vraag 9 hieronder). Tenslotte zet ik me (ook in Europees verband)
in voor de recyclebaarheid van de gebruikte stoffen. Bij elektrische auto’s geldt
bijvoorbeeld de verplichting dat batterijen die niet meer geschikt zijn om in een
auto te gebruiken (en ook niet meer geschikt zijn voor statisch gebruik) moeten worden
teruggenomen door autofabrikanten en importeurs ter recycling. Op het ogenblik is
het wel zo dat er nog weinig afgedankte accu’s zijn van elektrische auto’s omdat de
verwachte levensduur circa tussen de 15 en 25 jaar betreft4). Daardoor is er nog weinig praktijkervaring met het recyclen. Veel gespecialiseerde
bedrijven werken daarom reeds samen met autofabrikanten om een efficiënt en milieuvriendelijk
recyclingproces te ontwikkelen, waarmee zo veel mogelijk van de accu kan worden hergebruikt.
Vraag 9
Kunt u zich herinneren dat uw voorganger het rapport van Metabolic, Universiteit Leiden
en Copper 8 – waarin wordt geconcludeerd dat Nederland naar rato recht heeft op grondstoffen
voor grofweg één miljoen elektrische auto’s in 2030 – niet onderschreef met als argument
dat er in het rapport te weinig rekening werd gehouden met «nieuw innovatiepotentieel»?5
Antwoord 9
Ja.6 Een circulaire economie kan bijdragen aan het verminderen van de benodigde grondstoffen
voor de elektrificatie van de mobiliteit. Ook kan innovatie een belangrijke rol spelen
bij het verminderen van kritieke metalen. Het latere rapport van Metabolic, Copper8,
Polaris Sustainability en Quintel7 onderschrijft dat verschillende technologieën verschillende grondstoffen vergen.
Zo is de in het rapport genoemde LFP (lithium-ijzer-fosfaat) batterij aan een opmars
bezig in elektrische mobiliteit. Bij deze samenstelling is geen kobalt of nikkel nodig.
Vraag 10
Herkent u in dit «innovatie-optimisme» dezelfde mechanismen die de landbouw en de
luchtvaart nu de das om hebben gedaan, nu gebleken is dat het veel teveel vertrouwen
op innovatie misplaatst bleek? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nee dat herken ik niet, omdat de innovaties al in de praktijk worden gebracht. De
doorontwikkeling van batterijen voor elektrische auto’s is in volle gang. Zo hebben
de nieuwe generaties batterijen al minder grondstoffen nodig zoals kobalt en nikkel
(bijvoorbeeld bij Tesla model Y, zie vraag hiervoor) en worden de batterijen steeds
efficiënter (en goedkoper).
Vraag 11
Vindt u het verstandig om te blijven streven naar bijvoorbeeld negen miljoen of meer
elektrische auto’s wanneer voor de grondstoffen voor die andere acht miljoen auto’s
vertrouwd moet worden op nog niet bestaande innovaties?
Antwoord 11
Het kabinet zet zowel in op de verduurzaming van de auto als ook op de alternatieven
van de auto. We bieden mensen duurzame keuzes en stimuleren fietsgebruik, OV en deelmobiliteit
als alternatief voor de eigen auto. Het gebruik van deelmobiliteit groeit, we zien
bijvoorbeeld steeds meer (elektrische) deelauto’s8. Voor een vervolg van de Green Deal Autodelen II en de City Deal Elektrische Deelmobiliteit,
werk ik momenteel met de regio’s aan een nationaal samenwerkingsprogramma deelmobiliteit.
Daarnaast tref ik voorbereidingen voor een informatiecampagne om de bekendheid van
het concept autodelen te vergroten. Verder ben ik met de werkgevers in gesprek om
het aantal gereden autokilometers in 2030 met 1 miljard te verminderen.
Vraag 12
Wanneer en hoe gaat u sturen op a) het verminderen van het autogebruik, b) het verminderen
van de grondstof- en energieconsumptie per gereden autokilometer en c) het versterken
van de fiets en het openbaar vervoer?
Antwoord 12
Veel mensen zijn in het dagelijks leven afhankelijk van de auto, en zullen dat ook
in de toekomst blijven. Naast het zorgen voor de verduurzaming van het wagenpark ben
ik, zoals in antwoord 11 aangegeven, aan de slag met het versterken van fietsgebruik
en het OV. Ik heb recentelijk mijn ambitie voor het versterken van het fietsgebruik
uiteengezet in een brief aan uw Kamer9 en heb o.a. de ambitie om 100.000 extra forenzen op de fiets te krijgen via de aanpak
met fietsambassadeurs en uitbreiding van de campagne «Kies de Fiets!». Ook ga ik structureel
mee-investeren in goede doorfietsroutes. Verder ben ik met de werkgevers in gesprek
om het aantal gereden autokilometers in 2030 met 1 miljard te verminderen. Dit levert
een bijdrage aan de vermindering van de energie- en grondstofconsumptie. Daarnaast
wordt de energieconsumptie door de overstap van conventionele naar elektrisch auto’s
verminderd, aangezien een elektrische auto circa 3 keer efficiënter is dan een conventionele
auto. Op locaties in heel Nederland pakken we de komende jaren stations(gebieden)
en fietsenstallingen aan om OV en fiets aantrekkelijke te maken. Stations zoals Nijmegen
en Amsterdam Lelylaan worden geheel verbeterd. Daarnaast gaan we door met verbeteringen
op het spoor zoals de reistijdverbetering tussen Zwolle en Enschede of de verbinding
tussen Eindhoven, Venlo en Düsseldorf. Deze investeringen zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma
Infrastructuur en Transport (MIRT).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.