Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boulakjar en Van der Laan over het bericht ‘Blijf weg als je geen kamer hebt’
Vragen van de leden Boulakjar en Van der Laan (beiden D66) aan de Ministers voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Blijf weg als je geen kamer hebt» (ingezonden 26 juli 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en van Minister
Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 27 september 2022).
Vraag 1
Is de Minister ervan op de hoogte dat de Vrije Universiteit en de Universiteit van
Amsterdam internationale studenten oproepen om niet naar Nederland te komen als zij
geen huisvesting hebben?1
Antwoord 1
Ja, in de brief van 18 juli 2022 (Kamerstuk 32 847, nr. 932) van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is aangegeven dat
in het kader van het landelijk actieplan studentenhuisvesting onder andere is afgesproken
dat onderwijsinstellingen studenten sterk afraden om naar Nederland te komen als het
niet op tijd lukt huisvesting te vinden. In deze brief is verder aangegeven dat er
op dat moment bestuurlijke afspraken tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, de Vereniging Hogescholen en de Universiteiten van Nederland werden gemaakt
die al gelden voor aankomend studiejaar. Deze bestuurlijke afspraken zijn inmiddels
gemaakt en uw Kamer is hierover reeds geïnformeerd (Kamerstuk 31 288, nr. 969). Hierin is onder andere opgenomen dat op basis van de toekomstverkenning de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2023 wettelijke sturingsinstrumenten zal voorstellen
aan de Tweede Kamer die de universiteiten in staat stellen de internationale aantallen
studenten gericht te beheersen, zonder dat de voordelen van internationalisering in
het gedrang komen. Bovendien moeten universiteiten gezamenlijk hun verantwoordelijkheid
nemen voor een beheerste en verantwoorde internationale studentenstroom, zeer terughoudend
zijn met internationale wervingsactiviteiten gericht op uitbreiding tenzij zij zich
bevinden in krimpregio’s en/of werven voor opleidingen die cruciaal zijn voor de tekortsectoren
en frequent lokaal overleg voeren met de betrokken gemeenten en huisvesters over de
ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van studentenhuisvesting. Dit aangezien
een aantal opleidingen en een aantal steden nu al tegen de grenzen van hun capaciteit
aanloopt. In de toekomstverkenning 2023 wordt met betrekking tot de groei van het
aantal (internationale) studenten huisvesting meegenomen.
Vraag 2
Is de Minister ervan op de hoogte dat de Universiteit Maastricht ook Nederlandse studenten
die aan de start van het collegejaar nog geen huisvesting hebben, adviseert om een
andere universiteit te zoeken?
Antwoord 2
Ja, hier zijn wij van op de hoogte. Het tekort aan studentenhuisvesting raakt alle
studenten, ook Nederlandse studenten. Toegankelijkheid van ons onderwijsstelsel is
een zeer groot goed. Maar dit brengt ook dilemma’s met zich mee doordat bijvoorbeeld
grenzen aan capaciteit bereikt worden, zoals onderwijscapaciteit en de capaciteit
voor huisvesting. Nederlandse studenten hebben een OVreisproduct waar gebruik van
gemaakt kan worden. Indien reizen met een OV-reisproduct echter geen uitkomst biedt
is het niet in het belang van de student om er pas vlak voor of bij aanvang van de
studie achter te komen dat er geen zicht is op huisvesting. Een waarschuwing zoals
afgegeven door Universiteit Maastricht kan dan ook als billijk gezien worden. Met
de universiteiten is ondertussen de afspraak gemaakt dat zij met gemeenten en huisvesters
in contact zijn over vraag- en aanbodplanning van huisvesting. Elke universiteit voert
daarnaast frequent lokaal overleg met de betrokken gemeentes en huisvesters over de
ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van studentenhuisvesting. Dit is een
verantwoordelijkheid van de universiteit zelf.
Vraag 3
Hoe ziet de Minister de verantwoordelijkheid van de instellingen bij de het realiseren
van voldoende studentenhuisvesting? Deelt de Minister de mening dat het realiseren
van voldoende studentenhuisvesting een gedeelde verantwoordelijkheid is van universiteiten
en hogescholen en de overheid?
Antwoord 3
Studentenhuisvesting valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en gemeenten. Echter, universiteiten en hogescholen
zijn zeker betrokken bij studentenhuisvesting. Het is vooral belangrijk dat hogeronderwijsinstellingen
afstemmen met de gemeente over prognoses en benodigde capaciteit. In het nieuwe actieplan
studentenhuisvesting dat op 7 september naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 33 104 nr. 30), worden hogeronderwijsinstellingen, studentenhuisvesters en gemeenten opgeroepen
om actief met elkaar af te stemmen over de benodigde studentenhuisvesting.
Vraag 4
Deelt de Minister de mening dat de beschikbaarheid van huisvesting niet de bepalende
factor moet zijn voor het internationaliserings- of toegankelijkheidsbeleid op instellingen?
Antwoord 4
Wij delen de mening dat de beschikbaarheid van huisvesting niet de bepalende factor
zou moeten zijn voor het internationaliserings- of toegankelijkheidsbeleid op instellingen.
Woningnood is echter op dit moment een gegeven in onze samenleving, voor studentenhuisvesting
is dit niet anders. In het nieuwe landelijke actieplan studentenhuisvesting is de
realisatie van een groot aantal studentenwoningen aangekondigd. Dit zal naar verwachting
bijdragen aan de mogelijkheden voor instellingen op het gebied van internationalisering
en toegankelijkheid. Desalniettemin kan dit betekenen dat er op plaatsen die erg aantrekkelijk
zijn, zoals bijvoorbeeld Amsterdam, uitdagingen blijven bestaan en afstemming hierop
vanuit de hogeronderwijsinstelling blijft daarom essentieel.
Vraag 5
Wat voor korte termijn maatregelen nemen instellingen voor internationale en Nederlandse
studenten die aan de start van het collegejaar nog geen huisvesting hebben? Zijn er
bijvoorbeeld gebouwen in het beheer van het Rijksvastgoedbedrijf geschikt om (tijdelijke)
studentenhuisvesting te realiseren?
Antwoord 5
Veel hogeronderwijsinstellingen reserveren voor eerstejaars internationale studenten
huisvesting bij sociale en commerciële studentenhuisvesters in de stad en regio. Omdat
de vraag dit aanbod vaak overstijgt, zijn veel instellingen in gesprek met gemeenten
en andere betrokkenen bij studentenhuisvesting over de prognoses voor wat betreft
de instroom en de daaruit volgende benodigde realisatie van (extra) piekopvang. Hierbij
worden op verschillende wijze mogelijkheden gecreëerd al naar gelang de situatie in
de betreffende stad en aan de specifieke instelling. Zo zijn er instellingen die tijdelijke
huisvesting realiseren op de campus, is het op een aantal plekken mogelijk voor studenten
om met zijn tweeën een kamer te huren, wordt er op verschillende plekken ingezet op
hospita’s en gastgezinnen (voor piekopvang maar ook voor langdurige huisvesting),
en zijn er instellingen die kamers in hostels en hotels reserveren.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft rijksgebouwen in de portefeuille waarin het mogelijk
is opvang te organiseren. Het realiseren van huisvesting vraagt om aanpassing van
de gebouwen. Vanwege de enorme behoefte aan opvangplekken voor vluchtelingen heeft
het Rijksvastgoedbedrijf onlangs gebouwen aangeboden aan het COA en de Veiligheidsregio’s.
Daarnaast zijn panden aangeboden aan gemeenten om woonruimten in te realiseren. In
dergelijke projecten is over het algemeen een menging van doelgroepen aan de orde,
met bijvoorbeeld een derde vergunninghouders en tweederde andere doelgroepen.
Vraag 6
Welke maatregelen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat er in de toekomst voldoende
huisvesting is voor Nederlandse en internationale studenten? Hoe vordert het Actieplan
Studentenhuisvesting? Kan de Minister erop toezien dat studentenhuisvesting een belangrijk
onderdeel wordt in de provinciale en regionale prestatieafspraken?
Antwoord 6
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in de recent afgesloten bestuurlijke
afspraken die op 14 juli jl. naar uw Kamer verzonden zijn ook huisvesting en de beheersing
van de instroom van internationale studenten meegenomen. Zie hiervoor ook het antwoord
uit vraag 1. In lijn met de toekomstverkenning zal de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap in 2023 wettelijke sturingsinstrumenten voorstellen aan de Tweede Kamer
die de universiteiten in staat stellen de aantallen internationale studenten helpen
te beheersen, zonder dat de voordelen van internationalisering in het gedrang komen.
Op 7 september 2022 is het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting aan de Kamer aangeboden,
waarin oplossingen aangedragen zijn om in de toekomst voldoende studentenhuisvesting
te realiseren. Het programma Een thuis voor iedereen en de Regeling huisvesting aandachtsgroepen
van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn mede gericht op
de aanpak van de huisvestingsproblematiek van studenten. Zo gaan alle gemeenten integrale
woonzorgvisies opstellen waarin ook de huisvestingsbehoefte van studenten wordt opgenomen.
Deze woonzorgvisies leiden tot actualisering van de regionale woondeals. Via de Regeling
huisvesting aandachtsgroepen kunnen gemeenten ook aanvragen indienen voor het bouwen
van passende woonruimte, daar is studentenhuisvesting expliciet in meegenomen.
Vraag 7
Is de Minister het eens dat voorrang voor studenten bij de toekenning van flexwoningen
kan helpen bij het tekort aan studentenhuisvesting? Kan de Minister aangeven hoe de
bouw van flexwoningen vordert? Kan de Minister aangeven of, en zo ja hoeveel, flexwoningen
met voorrang aan studenten toegewezen kunnen worden? Kunnen flexwoningen op korte
termijn helpen bij het tekort? Zijn er locaties in het bezit of beheer van het Rijksvastgoedbedrijf
geschikt om per direct flexwoningen te realiseren?
Antwoord 7
Vanuit het Rijk wordt landelijk ingezet op het stimuleren en versnellen van het realiseren
van flexwoningen. Een toename in het bouwen van flexwoningen kan voor veel doelgroepen
een uitkomst bieden op gebied van huisvesting. Studenten zijn een van de doelgroepen
waarvoor flexwonen een mogelijkheid biedt. Per locatie zal gekeken moeten worden voor
welke doelgroep huisvesting door middel van flexwoningen het meest geschikt is. Hierin
spelen verschillende factoren een rol, bijvoorbeeld aanwezige voorzieningen, behoefte
van gemeente/regio en beschikbare ruimte op de locatie. Per locatie is maatwerk vereist.
Het in algemene zin geven van voorrang aan studenten is om deze reden niet wenselijk.
Flexwoningen kunnen op korte termijn zeker helpen bij het verkleinen van het woningtekort,
ook voor studenten. De in het Programma Woningbouw opgenomen doelstelling voor flexwoningen
en transformaties, is gegeven de oorlog in Oekraïne en de crisis in de asielopvang
opgehoogd van 30.000 naar 37.500 tot en met 2024. Om gemeenten, corporaties en andere
partijen daarbij te ondersteunen, is een samenhangend pakket aan maatregelen getroffen,
waaronder de inzet van de Taskforce Versnelling Tijdelijke Huisvesting.
Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden op locaties die in bezit of beheer
zijn van het Rijksvastgoedbedrijf.
Vraag 8
In sommige steden is er sprake van een gedeeltelijk of vrijwel volledig verkameringsverbod;
kan de Minister aangeven hoe dit beleid van invloed is op de beschikbare studentenhuisvesting
per stad? Kan de Minister aangeven welke instrumenten er bestaan om op het «verkameringsbeleid»
van gemeenten te sturen?
Antwoord 8
Aan woningdelen en verkamering zitten twee kanten. Woningdelen kan een bijdrage leveren
aan het zo doelmatig mogelijk gebruik maken van de schaarse woningvoorraad. Aan de
andere kant kan het gezinnen verdringen en, afhankelijk van de schaal waarop het gebeurt,
de leefbaarheid van buurten en wijken beïnvloeden. Om hier de juiste balans in te
vinden heeft een gemeente de mogelijkheid om door middel van een huisvestingsverordening
regels te stellen. Natuurlijk is voldoende huisvesting voor studenten van groot belang.
De gemeente zelf moet de verschillende belangen in het fysieke domein en voor wat
betreft de volkshuisvesting afwegen. Dat is ook de insteek van de Huisvestingswet:
op lokaal niveau kan het beste bepaald worden in welke wijken welke regels nodig zijn.
Wat ons betreft gaat dat echter niet ten koste van woonruimte voor de student. Studenten
hebben behoefte aan voldoende woningen, maar ook aan veilig, plezierig en betaalbaar
wonen. Daarom is met de betrokken partijen het landelijk actieplan studentenhuisvesting
ondertekend, waarmee we ons ten doel stellen om vraag en aanbod lokaal in evenwicht
te brengen. Dat gaat om nieuwbouw, maar ook om de bestaande woningvoorraad zo goed
mogelijk te benutten. Verkamering is daar onderdeel van.
Vraag 9
Is het mogelijk om in Kronenburg 2500 short stay studentenwoningen te realiseren?2 Wat is hiervoor nodig? De Minister heeft in het laatste commissiedebat «Staat van
de Volkshuisvesting» aangegeven om hierover met de gemeente Amstelveen en de studentenhuisvester
in gesprek te gaan. Kan de Minister toezeggen om in dit gesprek ook de mogelijkheid
tot het bouwen van short stay woningen mee te nemen?
Antwoord 9
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) biedt de mogelijkheid om op locaties
zoals Kronenburg shortstay-functies te realiseren, omdat door de tijdelijkheid van
bewoning, namelijk een verblijf van niet langer dan 6 maanden, de gezondheidseffecten
beperkt zullen zijn. Het plan voor studentenhuisvesting op Kronenburg dat door de
Raad van State is vernietigd, ging echter uit van studentenwoningen waarbij de duur
van de bewoning langer is dan 6 maanden. Het was daarmee geen shortstay functie. Wij
begrijpen dat de gemeente graag een andere uitspraak had gehoord. Voor investeringen
die de gemeente in de leefbaarheid wenst te doen, kan woningbouw immers van belang
zijn en bovendien een kostendrager zijn. Momenteel vindt er ambtelijk overleg plaats
tussen de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (BZK) waarin de mogelijkheden worden verkend voor Kronenburg
en andere locaties in de regio rond Schiphol, die kampen met vergelijkbare leefbaarheidsproblematiek.
Hierbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden zoals shortstay.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.