Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over het bericht over de kennelijke aanstaande vrijlating van de Appie A.
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de kennelijke aanstaande vrijlating van Appie A (ingezonden 29 augustus 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 27 september 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 4069.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «vrijlating in zicht voor tot levenslang veroordeelde
Appie A.»1 en de podcast «Appie»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Op grond waarvan wordt Appie A. voorbereid op terugkeer in de samenleving? Ligt er
een positief advies van het Advies College levenslanggestraften en zo ja, waar is
dit op gebaseerd?
Antwoord 2
Naar aanleiding van jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens
(EHRM) en de Hoge Raad (HR) heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en
Justitie in 2016 een nieuw beleidskader voor de tenuitvoerlegging van de levenslange
gevangenisstraf vastgesteld en met de Tweede Kamer besproken.2 Het beleidskader voorziet in een procedure voor herbeoordeling van de levenslange
gevangenisstraf en biedt mogelijkheden voor de levenslanggestrafte om zich daarop
voor te bereiden.
Op grond van dit kader adviseert het Adviescollege Levenslanggestraften (hierna: ACL)
25 jaar na aanvang van de detentie of de levenslanggestrafte kan worden toegelaten
tot de re-integratiefase. Dit doet het ACL bij iedere levenslanggestrafte. Het ACL
hanteert hierbij de volgende vier criteria:
– het recidiverisico;
– de delictgevaarlijkheid;
– het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie,
en
– de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding.
Voorafgaand aan de advisering voor het ACL vindt er een uitgebreid onderzoek plaats,
waarbij de betrokkene onder meer ter observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) wordt
geplaatst voor ten minste zes weken. Het ACL baseert zijn advies mede op het rapport
van het PBC. Naast het onderzoek door het PBC wordt advies ingewonnen bij de reclassering
en wordt een nabestaanden- en slachtofferonderzoek uitgevoerd. Ook hoort het ACL indien
zij dat wensen de slachtoffers en nabestaanden en tot slot de levenslanggestrafte
zelf3.
Het ACL brengt vervolgens advies uit aan de Minister voor Rechtsbescherming zodat
hij een beslissing kan nemen over het al dan niet toelaten van een levenslanggestrafte
tot de re-integratiefase.
In de zaak Appie A. heb ik op basis van een positief advies van het ACL en de hierboven
genoemde onderzoeken besloten Appie A. toe te laten tot de re-integratiefase.
Ik benadruk dat mijn besluit tot toelating van Appie A. tot de re-integratiefase los
staat van een eventueel besluit tot (ambtshalve)gratieverlening.
Vraag 3
Hoe is vastgesteld dat Appie A., zoals ten tijde van de veroordeling, niet meer zou
leiden aan grootheidswaanzin en levensgevaarlijk zou kunnen zijn?
Antwoord 3
Op basis van het huidige beleidskader wordt uiterlijk zes maanden voorafgaande aan
het hiervoor genoemde toetsmoment van het ACL een levenslanggestrafte in het PBC geplaatst.
Het PBC verricht gedurende tenminste zes weken, maar zoveel langer als nodig, onderzoek,
gericht op diagnostiek en risicoanalyse. Daarbij kan onder meer een oordeel worden
gegeven over de persoonlijkheidsontwikkeling van de levenslanggestrafte tijdens de
detentie. Tevens kan op basis van klinische bevindingen een risico-inventarisatie
en een inschatting worden gemaakt van de kans op gewelddadig gedrag.4
Het ACL baseert zijn advies mede op het rapport van het PBC. Naast het onderzoek door
het PBC wordt advies ingewonnen bij de reclassering en wordt een nabestaanden- en
slachtofferonderzoek uitgevoerd. Verder ontvangt het ACL altijd het penitentiair dossier
en in voorkomend geval het verpleegdossier.5 Het ACL is bevoegd (verdere) informatie in te winnen en bijstand te vragen van (specifieke)
deskundigen.
Vraag 4
Waarom vindt u dat Appie A. terug zou moeten keren in de samenleving en dus uiteindelijk
vrijgelaten zou moeten worden?
Antwoord 4
Levenslanggestraften moeten zich conform de (Europese) jurisprudentie kunnen voorbereiden
op de herbeoordeling. Op grond van het EVRM is een gevangenisstraf zonder perspectief
op vrijlating in strijd met het verbod op een onmenselijke of vernederende behandeling
(artikel 3). Om niet zonder perspectief te zijn, moet er uiterlijk 25 jaar na de oplegging
van de straf een herbeoordeling plaatsvinden.
Binnen het huidige beleidskader wordt een levenslanggestrafte voorbereid op de herbeoordeling
door middel van de procedure bij het ACL.
Het ACL heeft tussen 2018 en heden meerdere (vervolg) adviezen uitgebracht in de zaak
Appie A. Het ACL concludeerde dat Appie A. op basis van haar deskundig oordeel en
alle uitgevoerde onderzoeken toegelaten kon worden tot de re-integratiefase. Ik heb
op basis van het positieve advies besloten Appie A. toe te laten tot de re-integratiefase.
Ik vind het in dit stadium nog te vroeg om te spreken over een mogelijke vrijlating.
Vraag 5
Bent u voornemens Appie A. gratie te verlenen? Zo ja/nee, waarom?
Antwoord 5
Het gratieverzoek van Appie A. is een gratieverzoek in het kader van artikel 4, lid
3 van het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften. Daarin staat dat uiterlijk 2
jaar na het uitbrengen van het eerste advies door het Adviescollege, via een ambtshalve
gratieverzoek, de mogelijkheid tot gratie moet worden bezien.
Voor de beoordeling van een gratieverzoek van een levenslanggestrafte worden de rechterlijke
macht en het Openbaar Ministerie om advies gevraagd. Dit is conform artikel 5 van
de Gratiewet.
Momenteel bevindt het gratieverzoek van Appie A. zich in deze adviesfase.
Vraag 6
Hoe heeft u de positie van de nabestaanden betrokken in uw besluitvorming en vindt
u dat de stem van nabestaanden en/of slachtoffers zwaar zou moeten wegen?
Antwoord 6
De algemene lijn is dat slachtoffers en nabestaanden- voor zover zij traceerbaar zijn
– geïnformeerd worden over het adviestraject bij het ACL. Aan hen wordt gevraagd of
zij bereid zijn mee te werken aan een slachtoffer- en nabestaandenonderzoek. Een dergelijk
onderzoek vindt plaats door tussenkomst van Slachtofferhulp Nederland. Indien de slachtoffers
en nabestaanden dat wensen worden zij door het ACL gehoord in het kader van het eerste
advies. De belangen van de slachtoffers en de nabestaanden worden meegewogen bij de
toelating van een levenslanggestrafte tot de re-integratiefase. Ook in de zaak Appie
A. zijn de slachtoffers en nabestaanden geïnformeerd.
Vraag 7
Wat is uw beleid ten aanzien van gratieverleningen, en specifiek bij levenslang, op
dit moment precies?
Antwoord 7
De daadwerkelijke herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf (en eventuele
invrijheidstelling) vindt na zevenentwintig jaar detentie plaats via een ambtshalve
gratieprocedure. In die procedure staat de vraag centraal of zich zodanige veranderingen
aan de zijde van de levenslanggestrafte hebben voltrokken en zodanige vooruitgang
is geboekt in zijn of haar re-integratie, dat verdere tenuitvoerlegging van de levenslange
gevangenisstraf geen enkel met de strafrechtspleging na te streven doel in redelijkheid
meer dient. De rechter brengt daarbij conform de Grondwet en de Gratiewet advies uit,
waarna een beslissing wordt genomen door de Kroon, op voordracht van de Minister voor
Rechtsbescherming. Voor de beoordeling van een gratieverzoek van een levenslanggestrafte
worden bij de advisering de volgende criteria gehanteerd:
a. het recidiverisico;
b. de delictgevaarlijkheid;
c. het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie;
d. de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding6.
Bij de ambtshalve gratieprocedure informeert het Adviescollege de Minister over de voortgang van de toegekende re-integratieactiviteiten.
Een beslissing op een gratieverzoek is persoonsgebonden en toegesneden op de feiten
en omstandigheden van het individuele geval. Deze worden meegewogen in het gratiebesluit.
Bij het nemen van dat besluit is het advies van de rechter in beginsel leidend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.