Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bikker en Ceder over het rapport 'In Europa uitgebuit nergens beschermd', het bericht 'Nederland stuurt slachtoffers mensenhandel terug naar Italië ondanks risico op herhaalde uitbuiting' en de uitvoering van de motie Segers/Buitenweg (28 638 nr. 172)
Vragen van de leden Bikker en Ceder (beiden ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het rapport «In Europa uitgebuit nergens beschermd», het bericht «Nederland stuurt slachtoffers mensenhandel terug naar Italië ondanks risico op herhaalde uitbuiting» en de uitvoering van de motie Segers/Buitenweg (28 638 nr. 172) (ingezonden 14 juli 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 september
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3636.
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport van het Leger des Heils «In Europa uitgebuit nergens
beschermd»? Heeft u de verhalen tot u genomen? Bent u ook geschrokken van het enorme
leed dat Nigeriaanse slachtoffers van mensenhandel gedurende hun reis hebben moeten
doorstaan, zowel binnen als buiten Europa?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht «Nederland stuurt slachtoffers mensenhandel terug naar
Italië ondanks risico op herhaalde uitbuiting» van Lost in Europe?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u bekend met het rapport van het European Migration Network Study (EMN) «Third
country national victims of trafficking in human beings»?3
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe uitvoering is gegeven aan beide dictums van de motie Segers/Buitenweg
(Kamerstuk 28 638, nr. 172) waarin wordt gevraagd naar een fenomeenonderzoek naar de stijging in aangiften mensenhandel
en waar wordt gevraagd extra zorg te dragen voor een warme overdracht bij vermoedelijke
slachtoffers van mensenhandel?
Antwoord 4
In de motie Segers/Buitenweg werd verzocht om in het belang van de opsporing en informatiepositie
een verkenning te starten naar de toedracht van de toenmalige stijging in aangiften
mensenhandel en indien deze verkenning hier aanleiding toe geeft, over te gaan tot
een fenomeenonderzoek. Het WODC heeft destijds de mogelijkheid verkend voor het uitvoeren
van een dergelijk onderzoek. Het heeft geconcludeerd dit niet te kunnen uitvoeren,
omdat wetenschappelijk onderzoek naar de toedracht van de stijging niet mogelijk is.
Zoals ook op 1 juli 2020 per brief aan uw Kamer is medegedeeld, werken de opsporingsdiensten
voortdurend aan het verbeteren van hun informatiepositie en worden er stappen ondernomen
om zicht te krijgen op mogelijke achterliggende criminele netwerken.4
Het EMM5 heeft onderzoek gedaan naar signalen van slachtofferschap van mensenhandel en betrokkenheid
bij mensensmokkel van personen met de Nigeriaanse nationaliteit die met onbekende
bestemming uit een COA-locatie zijn vertrokken. Een factsheet hierover is al met de
partners van het EMM gedeeld en wordt binnenkort gepubliceerd wanneer de openbare
website van het EMM online zal gaan.6 Het EMM heeft ook een literatuuronderzoek uitgevoerd naar Nigeriaanse mensensmokkel
en mensenhandel, ook dit onderzoek is reeds met de partners van het EMM gedeeld en
zal binnenkort op de website van het EMM worden gepubliceerd. Dit literatuuronderzoek
geeft inzicht in de structuur en handelwijzen van Nigeriaanse criminele netwerken
die zich bezighouden met mensensmokkel en mensenhandel in en naar Europa. Eerder heeft
het Ministerie van Justitie en Veiligheid, een data-analyse gemaakt van personen die
met onbekende bestemming uit de COA-opvang vertrekken.7 Hierover is uw Kamer op 20 december 2021 geïnformeerd.8 De uitkomsten van deze onderzoeken worden betrokken in de aanpak en opsporing van
mensenhandel en de criminele netwerken erachter.
Wat betreft het tweede deel van de vraag, gaat Nederland er op grond van het interstatelijk
vertrouwensbeginsel van uit dat de verantwoordelijke lidstaat zijn Unierechtelijke
en andere internationale verplichtingen nakomt.
Als de politie en OM concluderen dat er opsporingsindicaties voor de desbetreffende
lidstaat aanwezig zijn, deelt de politie (na beoordeling door het OM), informatie
uit de aangifte met de bij Europol aangesloten lidstaat waar de gestelde uitbuiting
heeft plaatsgevonden. De Liaison Officers van het OM en de politie die vanuit Nederland
in bron- en transitlanden zijn gevestigd, kunnen indien nodig ook ingezet worden om
te zorgen voor een goede verbinding met de lokale autoriteiten. Tevens kan de DT&V,
met toestemming van de Dublinclaimant, met de verantwoordelijke lidstaat delen dat
de Dublinclaimant een wens heeft om aangifte te doen van mensenhandel.
Indien er bij de DT&V signalen bekend zijn dat de Dublinclaimant een kwetsbaar persoon
is (mogelijk in relatie tot slachtofferschap mensenhandel) dan kan informatie daarover
bij de aankondiging van de overdracht in het kader van vitaal belang gedeeld worden
met de verantwoordelijke lidstaat (zie artikel 31 van de Dublinverordening). Het is
dan aan de ontvangende lidstaat om gepaste zorg te organiseren. Voor de overdracht
zal de Dublinclaimant toestemming worden gevraagd om medische gegevens te delen. Voor
het delen van gegevens in het kader van vitaal belang is geen toestemming nodig.
Vraag 5
Herkent u het signaal van Frankrijk dat EU-lidstaten moeite hebben met het beschermen
van derdelanders doordat vermoedelijke slachtoffers gedwongen worden asiel aan te
vragen en daarbij onder dwang een onjuiste verklaring afleggen en wanneer zij in een
later stadium een waarheidsgetrouwe verklaring wensen af te leggen deze doorgaans
in een versnelde procedure wordt afwezen wegens de eerdere afgelegde verklaring?9 Zo ja, hoe kunt u de bescherming verbeteren? Deelt u de mening dat in dit licht
de aanscherping van de Vreemdelingencirculaire in 2019 een onwenselijke situatie heeft
opgeleverd? Zo nee, hoe onderbouwt u dat?
Antwoord 5
Er zijn geen signalen in Nederland bekend dat vermoedelijke slachtoffers gedwongen
worden asiel aan te vragen en onder dwang een onjuiste verklaring afleggen. Indien
een verklaring in de asielprocedure afwijkt van een eerdere verklaring, dan gaat de
IND daar zorgvuldig mee om en wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om uitleg
te geven over de verschillende verklaringen.
De beleidswijziging van de B8/3 regeling in 2019 heeft plaatsgevonden op basis van
een zorgvuldige afweging. Op dit moment stelt het WODC een beleidsevaluatie op om
te bezien of de thans geldende regeling aansluit bij het beoogde effect van de wijziging.
De afronding van de evaluatie wordt in de loop van 2023 verwacht.
Vraag 6
In welke best practises, zoals gedeeld in het genoemde rapport van de EMN, ziet u
een meerwaarde ook in Nederland de bescherming van onder meer Nigeriaanse slachtoffers
van mensenhandel te verbeteren?
Antwoord 6
Zoals ik hiervoor heb vermeld, ben ik bekend met het EMN Rapport. Ik hecht aan de
signalen en rapporten die mij vanuit de ketenpartners en het maatschappelijk middenveld
toekomen, waaronder ook het literatuuronderzoek «Structuur en modus operandi van Nigeriaanse
criminele netwerken van het EMM». Op dit moment worden de voorbereidingen getroffen
door het WODC voor een beleidsevaluatie van de wijziging van de B8/3 regeling. Hierbij
zullen ook voormelde rapporten en onderzoeken betrokken worden.
Vraag 7
Op welke wijze biedt de B8/3-regeling momenteel bescherming aan vermoedelijke slachtoffers
van mensenhandel die tevens Dublinclaimant zijn? Hoeveel Dublinclaimanten hebben sinds
de Wijziging van de regeling van 1 september 2019 met succes een beroep kunnen doen
op de B8/3-regeling? Is hier sprake van een af- of toename?
Antwoord 7
Voorafgaand aan de beleidswijziging B8/3 in 2019, kreeg een vreemdeling die aangifte
deed van mensenhandel vrijwel direct (binnen de streeftermijn van 24 uur) een tijdelijke
B8/3-verblijfsvergunning. Als duidelijk was dat er geen opsporingsindicaties waren,
werd deze tijdelijke vergunning ingetrokken.
Deze procedure is aangepast voor Dublinclaimanten. Momenteel geldt dat wanneer een
Dublinclaimant aangifte doet van mensenhandel, de politie en het OM de aangifte binnen
een streeftermijn van vier werkweken behandelen. Zij beoordelen of er voldoende opsporingsindicaties
in Nederland zijn waarvoor de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland noodzakelijk
moet worden geacht in het belang van de opsporing en vervolging. Wanneer dit het geval
is, zal de IND een tijdelijke B8/3-vergunning verlenen. Wanneer het OM oordeelt dat
aanwezigheid in Nederland niet noodzakelijk is, wordt door de IND geen verblijfsvergunning
verstrekt en zal de Dublinoverdracht naar de desbetreffende lidstaat voortgezet worden.
Voor wat betreft de vraag hoeveel Dublinclaimanten sinds de wijziging van 1 september
2019 een beroep op de regeling hebben gedaan en of er sprake is van een af- of toename:
dit is onderdeel van de evaluatie van de regeling. Ik kan daar op dit moment nog niet
op vooruit lopen.
Vraag 8
Kunt u de procedure schetsen wanneer een Dublinclaimant in Nederland, met als eerste
land van binnenkomst bijvoorbeeld Italië, mogelijk slachtoffer is van mensenhandel?
Op welke wijze vindt onderzoek plaats, hoe worden opsporingsindicaties verzameld,
hoe wordt de weging gemaakt of iemand wel of niet wordt uitgezet en op welke wijze
vindt overdracht plaats wanneer iemand wordt uitgezet naar het land van de oorspronkelijke
asielaanvraag?
Antwoord 8
De IND is verantwoordelijk voor de verblijfsprocedure, de politie en het OM zijn verantwoordelijk
voor de aangifte en het onderzoek naar mensenhandel. In de Dublinverordening is vastgelegd
op basis van welke criteria een lidstaat verantwoordelijk is een asielverzoek inhoudelijk
te behandelen. Als een lidstaat op basis van de criteria in de Dublinverordening heeft
bepaald dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag,
wordt een terug- of overnameverzoek10 naar de lidstaat verzonden.
Wanneer een vreemdeling die een asielverzoek in Nederland heeft gedaan aangifte van
mensenhandel doet, wordt eerst nagegaan of Nederland de voor het asielverzoek verantwoordelijke
lidstaat is. Bij een lopende asielprocedure wordt in beginsel geen bedenktijd aangeboden
aan de vreemdeling, tenzij diens individuele omstandigheden daar aanleiding toe geven.
Na de intake worden alle B8-zaken11 door het Landelijke Coördinatie Centrum (LCC)12 in behandeling genomen, waarbij de zaken evenredig worden verdeeld over de politie-eenheden
voor het opnemen van de aangiften. Bij elk slachtoffer mensenhandel, ongeacht herkomst,
wordt op dezelfde wijze een opsporingsonderzoek ingesteld en opsporingsindicaties
verzameld door de politie. Sinds de aanpassing van de verblijfsregeling per 1 augustus
2019 geldt dat wanneer een Dublinclaimant aangifte doet van mensenhandel, de politie
en het Openbaar Ministerie (OM) de aangifte binnen een streeftermijn van vier werkweken
behandelen en beoordelen of er voldoende opsporingsindicaties in Nederland zijn, waarvoor
de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland noodzakelijk moet worden geacht in
het belang van de opsporing en vervolging. Wanneer dit het geval is, zal de IND een
tijdelijke B8/3-vergunning verlenen. Wanneer het OM oordeelt dat aanwezigheid in Nederland
niet noodzakelijk is, wordt door de IND geen verblijfsvergunning verstrekt op grond
van mensenhandel en zal de overdracht naar het desbetreffende Dublinland voortgezet
worden.
Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan ervan uit worden gegaan dat
de verantwoordelijke lidstaat zijn Unierechtelijke en andere internationale verplichtingen
nakomt. De Dublinclaimant kan in die lidstaat aangifte van mensenhandel doen, en Nederland
vertrouwt erop dat daar onderzoek naar zal worden gedaan en dat de juiste opvang geregeld
wordt. De politie zal waar mogelijk de aangifte in afstemming met het OM via EuropOL
delen met de aangesloten lidstaten en specifiek met het land waar de uitbuiting heeft
plaatsgevonden. Tevens kan de DT&V, met toestemming van de Dublinclaimant, delen met
de verantwoordelijke lidstaat dat de Dublinclaimant een wens heeft om aangifte te
doen van mensenhandel.
Wanneer de DT&V zodanig kort voor het verstrijken van de uiterste overdrachtsdatum
(UOD) signalen die kunnen wijzen op slachtofferschap van mensenhandel ontvangt, en
het niet meer mogelijk is om voor het verstrijken van de UOD de aangifte op te nemen
conform de hiervoor omschreven procedure, dan wordt de Dublinclaimant aan de verantwoordelijke
lidstaat overgedragen zonder aangifte te hebben gedaan. In dat geval wordt aan de
Dublinclaimant toestemming gevraagd om de verantwoordelijke lidstaat op de hoogte
te brengen van de wens om aangifte te doen. Als de vreemdeling daar toestemming voor
geeft, zal dit met de desbetreffende lidstaat worden gedeeld. Wanneer de Dublinclaimant
hiervoor geen toestemming verleent, wordt de wens tot het doen van aangifte in Nederland
niet met de verantwoordelijke lidstaat gedeeld.
Tot slot, kan de Liaison Officer (OM en politie) die vanuit Nederland in bron- en
transitlanden is gevestigd, mogelijk ingezet worden om te zorgen voor een goede verbinding
met de lokale autoriteiten.
Vraag 9
Deelt u de constatering dat juridisch slachtofferschap, hetgeen niet altijd valt te
bewijzen, iets anders is dan feitelijk slachtofferschap? Hoe is deze notie zichtbaar
in het beleid?
Antwoord 9
Een gebrek aan opsporingsindicaties betekent inderdaad niet in alle gevallen dat er
ook geen feitelijk slachtofferschap is. De koppeling van het verblijfsrecht met het
strafrecht is door de wetgever echter bewust gemaakt in art. 3.48 Vb 2000, aangezien
het doel van de verblijfsregeling voor slachtoffers van mensenhandel tweeledig is.
Naast het bieden van bescherming aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel, wordt
het van groot belang geacht dat deze slachtoffers aangifte doen. Deze aangiften dragen
bij aan de opsporing van daders van mensenhandel en daardoor hopelijk ook aan het
voorkomen van nieuwe slachtoffers.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat zoveel daders van mensensmokkel en
mensenhandel straffeloos hun gang kunnen gaan? Ziet u ook dat de huidige B8/3-regeling
onbedoeld kan bijdragen aan mensenhandel en mensensmokkel, omdat slachtoffers en daarmee
opsporingsindicaties uit zicht verdwijnen en mensensmokkelaars en mensenhandelaren
daarmee buiten beeld blijven? Tot welke acties brengt dit u?
Antwoord 10
Het is inderdaad onverteerbaar dat er mensenhandelaren en mensensmokkelaars actief
zijn. Graag wil ik benadrukken dat mensenhandel en mensensmokkel twee verschillende
misdrijven zijn, met beide verschillende modus operandi. De huidige B8/3 regeling
is gekoppeld aan het strafrecht. Zoals bij de vorige vraag is toegelicht, is deze
koppeling door de wetgever bewust gemaakt. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden
op vraag 4 en 11.
Vraag 11
Bent u bereid, indachtig de Koolviszaak en de Kluivingsboszaak, actief op zoek te
gaan naar meer inzicht in de werkwijze van de Nigeriaanse maffia, juist ook waar het
activiteiten in Nederland betreft? Bent u bereid hierin de samenwerking met andere
Europese landen op te zoeken? Welke afspraken zijn sindsdien met Nigeria gemaakt?
Antwoord 11
Het EMM heeft recent (juli 2022) een literatuuronderzoek volbracht dat inzicht verschaft
in de werkwijze van Nigeriaanse criminele netwerken, ook in relatie tot Nederland.
Het onderzoek gaat in op de omvang en structuur van de Nigeriaanse netwerken die zich
bezighouden met mensenhandel en mensensmokkel, maar ook op de manier waarop ze opereren
als het gaat om het in contact komen met en verplaatsen van slachtoffers, onder meer
door gebruik te maken van verblijfsrechtelijke procedures. In de discussie wordt ook
gerefereerd aan internationale samenwerking die cruciaal is voor de aanpak van mensenhandel
en mensensmokkel, waaronder het Nigeriaanse agentschap NAPTIP, dat in 2022 een nieuw
actieplan voor de aanpak van mensenhandel heeft gepresenteerd.
Nederland is driver van EMPACT THB (Trafficking in Human Beings) dat ziet op de Europese
operationele samenwerking van opsporingsdiensten en het OM in de aanpak / bestrijding
van mensenhandel. Een van de projecten binnen EMPACT THB waar Nederland aan deelneemt,
richt zich specifiek op de bestrijding van mensenhandel in relatie tot Nigeria. In
dit project wordt ook samengewerkt met Nigeria en Niger. Nederland blijft onverminderd
actief binnen de internationale samenwerking.
Vraag 12
Bent u bereid, in lijn met de aanbevelingen van het Leger des Heils, de Wijziging
van de Vreemdelingencirculaire van 1 september 2019 te herzien om de bescherming van
slachtoffers te waarborgen en zo te voorkomen dat Nederland onbedoeld mensensmokkelaars
en mensenhandelaars in de kaart speelt?
Antwoord 12
Zoals hierboven omschreven onder vraag 9 zal de beleidswijziging in 2022 geëvalueerd
worden door het WODC. Voordat ik in ga op het mogelijke vervolg, wil ik deze resultaten
afwachten.
Vraag 13
Kunt u aangeven welke lessen de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) heeft getrokken
uit de pilot Multidisciplinaire Aannemelijkheid Slachtofferschap en hoe deze lessen
zijn geïmplementeerd? Kunt u aangeven op welke wijze de IND de best practises van
deze pilot heeft ingebed in de interne werkwijze zoals destijds werd toegezegd? Bent
u van mening dat hierbij een verbetering van de werkwijze van de IND heeft plaatsgevonden
naar aanleiding van de genoemde pilot? Zo ja, op welke manier heeft dit concreet bijgedragen
aan het vaststellen van het slachtofferschap? Zo nee, hoe wordt gewaarborgd dat de
geleerde lessen uit de pilot alsnog vertaald worden in het beleid?
Antwoord 13
De pilot moest uitwijzen of het gebruik van multidisciplinaire deskundigenberichten
over de aannemelijkheid van slachtofferschap van toegevoegde waarde was voor verschillende
groepen slachtoffers en de betrokken partijen zoals IND, Schadefonds Geweldsmisdrijven
en opvanginstellingen. Uit de evaluatie van de pilot bleek dat slechts in beperkte
mate in een behoefte werd voorzien. De deskundigenberichten worden door een beperkte
doelgroep aangevraagd, namelijk buitenlandse slachtoffers van mensenhandel. Zij vragen
deze aan met een beperkt doel, namelijk als ondersteuning in verblijfsrechtelijke
procedures. Hoewel het goed is dat de werkwijze bij kan dragen aan het verkrijgen
van een verblijfsvergunning voor deze groep, is de reikwijdte van de pilot aanzienlijk
beperkter gebleken dan vooraf beoogd. Uit de pilot blijkt bovendien dat de IND in
haar eigen toets grotendeels tot hetzelfde oordeel komt als de commissie die in de
pilot de deskundigenberichten uitbracht. Het oorspronkelijke doel van de pilot, namelijk
erkenning van het slachtofferschap en verbetering van de toegang tot voorzieningen
voor alle typen slachtoffers buiten het strafrecht om, wordt op deze wijze onvoldoende
gerealiseerd.
De positieve aspecten zien met name op het multidisciplinaire karakter van de identificatie
van het slachtoffer. Specifieke kennis van trends en ontwikkelingen in mensenhandelzaken
is daarbij van belang. Daarnaast is het gevoel van erkenning en de manier van bejegening
door de subcommissieleden als belangrijke meerwaarde door de onderzoekers benoemd.
De hoorzitting die standaard onderdeel uitmaakte van de procedure binnen de pilot
heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. De geleerde lessen uit de pilot zijn mogelijk
relevant voor verschillende bestaande procedures. Daarom zal met relevante organisaties
in gesprek worden getreden om te bezien hoe de opgedane kennis overgebracht kan worden
en hoe de positieve ervaringen waar mogelijk een plek kunnen krijgen in bestaande
procedures.
In het resultatenoverzicht dat bij de voortgangsbrief van 17 november 2021 over het
programma Samen tegen Mensenhandel is gevoegd, is ingegaan op de wijze waarop dit
gedaan is.13 De IND heeft bijvoorbeeld een werkinstructie opgesteld om de aannemelijkheid van
het mensenhandelrelaas binnen hun eigen werkprocessen te beoordelen.14 In deze openbare werkinstructie voor de beoordeling van de bijzondere individuele
omstandigheden wordt ingegaan op de beoordeling van de aannemelijkheid van het mensenhandelrelaas.
Openbaarmaking van deze instructie draagt bij aan meer openheid en transparantie in
het besluitvormingsproces met betrekking tot het verlenen van een verblijfsvergunning.
Vraag 14
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.