Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 26 september 2022 (Kamerstuk 21501-32-1460)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1461
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 september 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over:
– de brief van 15 september 2022 inzake de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
26 september 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1460),
– de brief van 8 juli 2022 inzake besmetting met Afrikaanse varkenspest op een varkensbedrijf
in Emsbüren Duitsland en aanvullende inzet in Nederland (Kamerstuk 29 683, nr. 260).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 september 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 23 september 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De griffier van de commissie, Jansma
Vragen/opmerkingen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad van 26 september 2022. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet schrijft over het voorstel van de
Europese Commissie (EC) om de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) te herzien, onder
andere door een verlaging van de drempelwaarde voor varkens- en pluimveehouderijen
en het toevoegen van rundveehouderijen en de methaanuitstoot door veehouderijen aan
de reikwijdte van de RIE. In het betreffende BNC-fiche spreekt het kabinet zich positief
uit «vanwege de te verwachten milieuwinst» en kunnen de voorstellen van de EC ondersteunend
zijn aan het Nationaal Klimaatbeleid en de integrale en brongerichte emissiereductieopgave
in de veehouderij. Hoe ziet de Minister de voorstellen van de EC in relatie tot het
programma Stikstofreductie en Natuurverbetering en het Nationaal Programma Landelijk
Gebied (NPLG)? Deze leden hebben nog veel vragen over de impact van de voorstellen
op de Nederlandse landbouw in het algemeen en op individuele veehouders, bijvoorbeeld
over de administratieve en financiële lasten, aanvullende vergunning- en/of rapportageverplichtingen
of eventuele strengere emissie-eisen voor melkrundveehouderijen in verband met Best
Beschikbare Technieken (BBT)-conclusies. Uit het BNC-fiche blijkt dat het kabinet
nog verduidelijkende vragen heeft gesteld aan de EC, bijvoorbeeld over de gevolgen
van het «lichtere vergunningsregime» voor de veehouderij. Is daar inmiddels meer duidelijkheid
over? Wanneer verwacht de Minister de impactanalyse van het effect van de herziening
op de veehouderijsector naar de Kamer te kunnen sturen? Kan de Minister toezeggen
om voor die tijd geen onomkeerbare stappen te zetten in Brussel? Op welke wijze wordt
de agrarische sector betrokken bij de uitvoering van de impactanalyse? Op welke wijze
wordt het lopende onderzoek van de Wageningen Universiteit naar de effectiviteit van
emissiearme stalsystemen in de praktijk betrokken bij de inzet van de Minister in
Brussel?
Antwoord
Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de ambitie om de reikwijdte voor
industriële activiteiten onder de RIE te verbreden, wanneer deze een belangrijke impact
hebben op gezondheid en milieu en deze in verhouding staat tot de lasten. Daarnaast
wordt er door het verlagen van de drempelwaarde voor varkens- en pluimveehouderijen
naar verwachting het gelijke speelveld in Europa verbeterd. Ook staat het kabinet
in beginsel positief tegenover het toevoegen van rundveehouderijen en methaan vanwege
de te verwachten milieuwinst. Deze voorstellen kunnen ondersteunend zijn aan het Nationaal
Klimaatbeleid en de integrale en brongerichte emissiereductieopgave in de veehouderij.
Met het voorstel van de Commissie wordt ook beoogd om de Best Beschikbare Technieken
voor het reduceren van ammoniak en methaan te stimuleren, wat aansluit op de ambities
van de emissieopgaven in het kader van het programma Stikstofreductie en Natuurverbetering
en de opgaven van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG). Nederland
heeft verduidelijkende vragen gesteld aan de Commmissie over de voorstellen voor de
veehouderij die onder de RIE valt in Europa. Naar verwachting zal de Commissie de
verplichtingen uit hoofdstuk 2 niet van toepassing laten zijn op de veehouderij. Mogelijk
zullen onderdelen, al dan niet gewijzigd, landen in de nog uit te werken operating rules voor de veehouderij. Nederland vindt het belangrijk dat dit nader wordt verduidelijkt
en dat de impact van voorstellen voor de Nederlandse veehouderij inzichtelijk wordt
gemaakt. Nederland heeft aangegeven een impact assessment uit te willen voeren op de voorstellen en uitwerking van de operating rules en op basis daarvan nadere inbreng leveren op de voorstellen. Het impact assesment zal worden uitgevoerd wanneer de operating rules nader zijn uitgewerkt. Zoals aangegeven in het BNC-fiche van 5 april 2022 (Kamerstuk
22 112, nr. 3416), zal hierbij ook de veehouderijsector worden betrokken (zoals ook aangekondigd bij
de Beantwoording vragen BNC-fiche Verordening portaal industriële emissies en BNC-fiche
Herziening Richtlijn Industriële Emissies en Richtlijn Storten Afvalstoffen van 14 juni
2022 (Kamerstuk 22 112, nr. 3435)). De Tweede Kamer zal over de uitkomsten van het impact assessment worden geïnformeerd. De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan toezeggen
om geen onomkeerbare stappen te zetten in Brussel. Dit zal een combinatie zijn tussen
het te doorlopen EU proces met bijbehorende planning, en de aandacht die Nederland
heeft voor de nog uit te voeren impactanalyse, voordat ze zich uitspreek over de operating rules.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de Minister van LNV
hebben eerder WUR gevraagd onderzoek te doen naar de effectiviteit. Zoals aangegeven
in de brief aan de Kamer van 12 september jl. (Kamerstuk 29 383, nr. 368) stuurt de Staatssecretaris van IenW het WLR-rapport «Verbetering van effectiviteit
emissiearme stalsystemen in de praktijk» op korte termijn aan de Kamer, voorzien van
een beleidsreactie. Het onderzoek van Wageningen Universiteit naar de effectiviteit
van emissiearme stalsystemen in de praktijk zal nadat deze aan de Kamer is aangeboden,
met toelichting onder de aandacht worden gebracht bij de Commissie.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief over de besmetting
met Afrikaanse varkenspest (AVP) op een varkensbedrijf in Emsbüren in Duitsland en
de aanvullende inzet in Nederland. Deze leden wijzen de Minister op eerdere vragen
van deze leden tijdens het commissiedebat over de Landbouw- en Visserijraad van 13 juni
20221 over de inzet op vaccinatie tegen AVP, waar de Minister in de beantwoording sprak
over «twee onderzoeksprojecten voor een zoektocht naar een vaccin [tegen AVP]». Om
welke onderzoeksprojecten gaat dit, wanneer worden de eerste resultaten verwacht en
ziet de Minister mogelijkheden om vanuit de overheid een bijdrage te leveren?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
Landbouw- en Visserijraad en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
Afrikaanse Varkenspest
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het bericht dat er AVP is uitgebroken
net over de grens in Duitsland. Daarnaast gaat de vogelgriep in Nederland nog steeds
rond. Dit vergroot bij deze leden het gevoel van noodzaak om verder te gaan met de
uitwerking van het voorkomen van zoönoserisico binnen de gebiedsgerichte aanpak. Deze
leden willen weten of de Minister deze noodzaak ook voelt en druk zet achter de te
zenden brief zoals beloofd in het vorige overleg.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Vogelgriep
De leden van de D66-fractie vernemen dat in Europa wat voorgang is geboekt op het
vaccinatiedossier. Echter, op dit moment zijn er in Nederland weer bedrijven die geruimd
moeten worden omdat vogelgriepbesmettingen worden vastgesteld. Bovendien kampt Nederland
nu met de ergste vogelgriepuitbraak in twintig jaar. Deze leden zijn daarom van mening
dat het bestrijden van vogelgriep urgentie heeft en dat we niet enkel kunnen afwachten
hoe de vaccinatieproeven verlopen. Hoe staat het ondertussen bijvoorbeeld met het
nemen van extra bioveiligheidsmaatregelen op de meest kwetsbare bedrijven? Deze leden
zijn van mening dat hier vaart achter gezet kan en moet worden. Bovendien signaleren
deze leden dat nog steeds veel onduidelijkheid bestaat over wie verantwoordelijk is
voor het opruimen van wilde vogels. Hoe staat het met het landelijke draaiboek, eerder
voorgesteld door deze leden in het Actieplan vogelgriep2?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Derogatie Goede Landbouw- en Milieucondities
De leden van de D66-fractie willen graag nog meer informatie over het feit dat de
Minister gebruik gaat maken van de derogatie op twee Goede Landbouw- en Milieucondities
(GLMC’s). De Minister geeft aan dat deze derogaties worden ingezet omdat het bijdraagt
aan de voedselzekerheid, alhoewel de Minister ook aangeeft dat de Nederlandse bijdrage
hierin nihil is. Kan de Minister aangeven waarom zij nu van mening is dat de voedselproductie
in gevaar komt, terwijl de Minister eerder aangaf dat de Nederlandse bijdrage nihil
is voor de mondiale voedselzekerheid? De Minister geeft aan dat ze verwacht dat de
derogaties positief zijn voor de deelnamebereidheid van de ecoregeling en het agrarisch
natuurbeheer. Kan de Minister onderbouwen waarom zij verwacht dat de derogatie op
GLMC7 positief bijdraagt aan de deelnamebereidheid? Ook verwacht de Minister dat het
areaal gewassen in Europa daalt als de derogaties niet worden ingezet. Deze leden
vernemen graag waarop deze verwachting is gebaseerd. De Minister stelt dat de derogaties
geen effect hebben op de ambities van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Deze leden vragen echter of het bereiken van deze ambities niet vertraagd wordt door
de versoepeling van eisen. Kan de Minister nader onderbouwen waarom zij verwacht dat
het bereiken van de ambities van het GLB volgens haar niet vertraagd wordt door de
derogaties? Is de Minister bereid dit extern te laten toetsen? Deze leden willen net
als het kabinet perspectief bieden aan de boeren. Juist daarom is het volgens deze
leden onwenselijk om nu de milieueisen te verlagen. Volgens deze leden zorgt het alleen
maar voor verwarring als er derogaties worden verleend, terwijl de ambities wel gehandhaafd
blijven. Is de Minister het hiermee eens? Welke gevolgen heeft het voor Nederlandse
boeren als de derogaties op GLMC7 en GLMC8 niet doorgaan?
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het Tsjechische voorzitterschap
op zoek is naar nog meer flexibiliteit in het GLB in het licht van de voedselzekerheid,
waarbij gedacht kan worden aan soortgelijke derogaties als degene die net zijn afgegeven.
Deze leden achten het onwenselijk dat nog meer versoepeling wordt toegepast in het
GLB, juist om de lange termijn duurzame voedselvoorziening op peil te houden. Is de
Minister het hiermee eens? Op welke manier gaat de Minister zich inzetten om verdere
versoepeling die ten koste kan gaan van verduurzaming te voorkomen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
GLB
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de beslisnotitie van het
GLB- Nationaal Strategisch Plan (NSP). In de beslisnotitie wordt aangegeven dat in
verband met een overprogrammering maar liefst 105 miljoen euro wordt geschaafd in
de pijler 2 budgetten, terwijl pijler 1 budgetten ongemoeid blijven. Bestaan er alternatieven
voor het schaven in de pijler 2 budgetten, bijvoorbeeld in pijler 1? Waarom worden
de maatregelen met betrekking tot veen beperkt tot de kust? Hoe verhoudt zich dit
tot het klimaatakkoord? Op welke basis concludeert de Minister dat er de facto geen
aanvullende nationale norm gesteld mag worden voor landschapselementen? Tenslotte
zijn deze leden benieuwd waarom Nederland ervoor heeft gekozen om de afname van grasland
alleen te monitoren en bij te sturen op nationaal niveau, terwijl de Richtlijn het
mogelijk maakt om ook op regionaal, subregionaal, bedrijfgroepsniveau of bedrijfsniveau
te monitoren en bij te sturen. Kan daarbij toegelicht worden welke andere Europese
landen er wel voor hebben gekozen op deze wijze te monitoren?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
De leden van de D66-fractie begrijpen dat ook de Verordening over gewasbeschermingsmiddelen
op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal staan. Alhoewel hier een separate
behandeling van komt, zijn deze leden benieuwd wat de Minister van plan is ook bij
deze Landbouw- en Visserijraad in te brengen. Deze leden zijn in het bijzonder benieuwd
naar de inzet van de Minister met betrekking tot de doelstelling van 50% reductie
en het reductiedoel van stoffen die in aanmerking komen voor vervanging. Ook hopen
deze leden dat de Minister aandacht zal besteden aan de doelstelling in relatie tot
toxiciteit van middelen. Als op aantallen kilo’s gebruik wordt gestuurd voor de reductie,
kan immers een prikkel ontstaan om stoffen te gebruiken met een hogere toxiciteit
en daarmee milieu-impact. Is de Minister het eens met deze leden dat gestuurd moet
worden op toxiciteit in plaats van gewicht?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Richtlijn Industriële emissies
De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van de RIE in
het bijzonder de voorgestelde herzieningen voor de veehouderij. Deze leden zijn het
met het kabinet eens dat het positief is dat meer veehouderijen worden toegevoegd
aan de RIE en kijken uit naar de uitwerking van het huidige voorstel. Helderheid over
de gevolgen voor de veehouderij zijn van groot belang. Deze leden willen graag weten
hoever het staat met het opstellen van een impactanalyse en of de commissie al meer
duidelijkheid heeft gegeven over vergunningsprocedure.
Antwoord
Het kabinet deelt de opvatting dat helderheid gewenst is over de gevolgen van de herziening
van de Richtlijn Industriële Emissies. Voor de duidelijkheid wil ik graag benadrukken
dat het gaat om de herziening van een richtlijn die door een lidstaat geïmplementeerd
moet worden en niet om een verordening die rechtstreeks van toepassing is. Zoals ook
aangekondigd bij de beantwoording vragen BNC-fiche Verordening portaal industriële
emissies en BNC-fiche Herziening Richtlijn Industriële Emissies en Richtlijn Storten
Afvalstoffen van 14 juni 2022, gaat Nederland nog een impact assessment uitvoeren. Nederland heeft richting de Commissie aangegeven om eerst een impact assessment uit voeren op de voorstellen en uitwerking van de operating rules, om op basis daarvan nadere inbreng te leveren. Naar verwachting zal de Commissie
de verplichtingen uit hoofdstuk 2 niet van toepassing laten zijn op de veehouderij
en zal er een lichter regime komen voor de veehouderij. Dat zal landen in de zogeheten
operating rules. Het is wel mogelijk dat de Commissie onderdelen uit Hoofdstuk 2 al dan niet gewijzigd
zal overnemen in de nog op te stellen operating rules.
Het kabinet verwacht dat er komende tijd in het traject van de herziening meer informatie
gaat komen vanuit Brussel, naar aanleiding van de gestelde vragen over een lichter
regime en de vergunningsprocedure.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor
de Landbouw- en Visserijraad van 26 september 2022. Deze leden hebben daar enkele
vragen over.
Landbouwaspecten van de Richtlijn Industriële Emissies
De leden van de PVV-fractie lezen dat de EC de reikwijdte van de RIE gaat vergroten
door methaanuitstoot en rundveehouderijen toe te voegen en daarnaast de drempelwaarde
voor varkens- en pluimveehouderijen te verlagen. Deelt de Minister de vrees van deze
leden dat dit zal leiden tot hogere administratieve- en financiële lasten voor onze
boeren? Deelt de Minister de mening dat de winstgevendheid in de agrarische sector
al zover onder druk staat dat lastenverzwaringen in deze sector zoveel mogelijk voorkomen
moeten worden?
Antwoord
Voor de volledigheid wil ik graag benadrukken dat het gaat om de herziening van een
richtlijn die door een lidstaat geïmplementeerd moet worden en niet om een verordening
die rechtstreeks van toepassing is. Het kabinet hecht er belang aan om verdere stappen
te zetten voor het behalen van milieu en gezondheidswinst. De Commissie introduceert
speciaal voor veehouderijen een lichter regime gericht op het zo laag mogelijk houden
van de administratieve lasten. Om die reden kan het kabinet in beginsel positief zijn
over het voorstel. Wel geeft Nederland aan de Commissie mee dat ten aanzien van de
aanpassing van de reikwijdte voor veehouderijen het van belang is dat de verdere uitwerking
ook zal worden getoetst aan het beginsel van proportionaliteit en het creëren van
een gelijk speelveld tussen onze veehouders en de andere veehouders in de Europese
Unie. Het kabinet vindt het van belang dat de RIE geen onevenredige gevolgen heeft
voor de Nederlandse veehouderij ten aanzien van de administratieve lasten en kosten
(lastenverzwaringen). Het kabinet zal na de uitwerking van de uitvoeringsregels een
impactanalyse uitvoeren voor de wijzigingen en het effect op de Nederlandse situatie.
Kunstmestvervanging door dierlijke mest
De leden van de PVV-fractie lezen dat het kabinet zich constant en intensief inzet
voor kunstmestvervanging door dierlijke mest in Europees verband. Deze leden vragen
hoe lang er al wordt gesproken over kunstmestvervanging door dierlijke mest, al langer
dan tien jaar? Vindt de Minister ook dat dit niet opschiet en dat Nederland deze kunstmestvervanging
moet invoeren, ook zonder steun van de EC? Hoe vindt de Minister dat het gaat met
de uitvoering van haar visie op «kringlooplandbouw» als boeren meer en meer worden
verplicht hun mest af te voeren en ze daarna meer kunstmest gaan gebruiken om toch
voldoende gewasopbrengsten te krijgen?
Antwoord
De discussie over kunstmestvervanging met producten uit dierlijke mest loopt inderdaad
al een lange tijd. Het kabinet is er van overtuigd dat kunstmestvervanging uit dierlijke
mest een belangrijk onderdeel uitmaakt van de kringloopvisie om dierlijke mest te
verwaarden tot veilige en effectieve meststoffen die gebruikt kunnen worden om voldoende
gewasopbrengsten te krijgen. In Nederland hebben we hier al ervaring mee in pilots.
Ik zal mij sterk blijven inzetten voor het verkrijgen van Europese toestemming om
kunstmest te vervangen door hoogwaardige verwerkte producten uit dierlijke mest binnen
de Nitraatrichtlijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda van de
Landbouw- en Visserijraad van 26 september 2022 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie brief constateren dat de brief over de AVP dateert van
8 juli 2022. Is de situatie rond de AVP in de tussentijd gewijzigd? Zo ja, kan de
Minister aangeven wat de laatste stand van zaken is? Deze leden maken zich nog steeds
zorgen om de varkenspest die steeds dichter in de buurt van Nederland wordt geconstateerd.
Het belang van een werkend vaccin is dan ook belangrijk om direct in te kunnen grijpen
wanneer de AVP ergens in Nederland wordt geconstateerd. De Minister gaf eerder aan
de onderzoeken naar een werkbaar vaccin van harte te ondersteunen. Wat is momenteel
de stand van zaken op het gebied van een vaccin tegen de AVP en wanneer is de verwachting
dat deze in Nederland beschikbaar is? Wat heeft de Minister concreet gedaan en wat
gaat de Minister nog doen om de ontwikkeling van een vaccin te versnellen? Wordt er
op dit vlak samengewerkt met andere landen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de CDA-fractie lezen over de situatie op de landbouwmarkten als gevolg
van de oorlog in Oekraïne en de uitdagingen waar de landbouwmarkten op dit moment
voor staan. Wat wordt de inzet van Nederland op de genoemde uitdagingen?
Antwoord
Nederland ondersteunt de inzet van de EU om Oekraïne te steunen bij de productie van
landbouwproducten en om de uitvoer hiervan naar de wereldmarkt op gang te houden.
Daarbij is van belang dat de uitvoer van granen over de Zwarte Zee mogelijk blijft
en dat de uitvoer over land naar de EU via de ingestelde solidariteitscorridors wordt
vergroot.
Erkent de Minister dat Nederland niet onafhankelijk is wat betreft voedsel, aangezien
een onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uitwijst dat als Nederland
niets meer zou importeren en exporteren, er te weinig landbouwgrond is om de Nederlandse
bevolking te voeden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat wordt de inzet van de Minister
op dit punt in de EC en op welke manier neemt de Minister dit mee in nationaal beleid?
Is de Minister het eens dat voedselzekerheid vanuit geopolitiek oogpunt nog hoger
op de agenda moet dan nu het geval lijkt te zijn?
Antwoord
Nederland produceert inderdaad lang niet al het voedsel dat in Nederland wordt geconsumeerd.
Net zoals Nederland lang niet al het voedsel consumeert dat in Nederland wordt geproduceerd.
Dat is al jaren zo en maakt dat Nederland afhankelijk is van andere landen. Op dit
moment is de voedselzekerheid in Nederland en de EU echter niet in gevaar. Er is ook
geen reden om aan te nemen dat deze op korte termijn wel in gevaar komt. Wel is de
voedselzekerheid momenteel in het geding in landen buiten de EU. Daarnaast komt de
voedselzekerheid op lange termijn in het geding als wij ons nu geen rekenschap geven
van de staat van het klimaat en de natuur. Dit kabinet zet zich daarom in o.a. in
voor klimaatneutraliteit, herstel van natuur en biodiversiteit, kringlooplandbouw
(inclusief het mogelijk maken van duurzame productiemethoden en een eiwitstrategie),
een duurzamere keten en een betere positie van de boer in de keten. Deze inzet moet
niet alleen leiden tot een voedselsysteem dat ook op lange termijn kan produceren
onder toekomstige klimatologische omstandigheden en met behulp van toekomstige natuurlijke
hulpbronnen, het moet ons ook minder afhankelijk maken van kan grondstoffen uit derde
landen. Voedselzekerheid staat momenteel hoog op de agenda, zowel op Europees als
op mondiaal niveau, zowel voor de korte als de lange termijn. Dat moet wat mij betreft
zo blijven gezien de toename van het aantal mensen dat honger lijdt en de toegenomen
kwetsbaarheid van het voedselsysteem door onder andere de klimaat- en biodiversiteitscrisis.
Mijn inzet is er daarom op gericht op o.a. het verbeteren van korte- en langetermijn-voedselzekerheid
in landen binnen en buiten de EU. Daarnaast werk ik samen met de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS), in lijn met de gewijzigde motie van het
lid Thijssen c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1447), aan een stappenplan om bij te dragen aan een betere mondiale voedselzekerheid.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het belang van de beschikbaarheid
van voldoende en betaalbare kunstmest en kunstmestvervangers onderschrijft.
Antwoord
Ja, ik onderschrijf zeker het belang van voldoende en betaalbare meststoffen, zowel
kunstmest als kunstmestvervangers.
Wat wordt de inzet van Nederland ten aanzien van het idee voor prijsplafonds voor
kunstmest en energie? Is de Minister ervan op de hoogte dat de hoge prijzen voor onder
andere gas en grondstoffen zorgt voor liquiditeitsproblemen en dat dit in veel gevallen
de druppel is die ervoor zorgt dat ondernemers moeten stoppen? Tot welke problemen
leidt dit in Nederland? Wat gaat de Minister doen om dit zoveel mogelijk te voorkomen?
Is de Minister bereid om het borgstellingskrediet uit te breiden om de ondernemers
lucht te geven?
Antwoord
Voor de glastuinbouw zet ik mij vol in op een versnelling van de energietransitie.
Zo heb ik het subsidiebudget voor energiebesparende maatregelen fors verhoogd. Ik
zal de Kamer hierover nader informeren. Daarnaast is het kabinet voortdurend met het
bedrijfsleven in gesprek om te bezien of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk
zijn. Daar kan ik nu niet op vooruit lopen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de EC voor een
Verordening inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (SUR). Hierin
wordt als doel gesteld om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te halveren, waarbij
uitgegaan wordt van kilogramreductie. Echter, volgens de leden zou het moeten gaan
om het reduceren van de milieu-impact van gewasbeschermingsmiddelen, aangezien kilogramreductie
niet één op één te vertalen is naar een reductie van de milieu-impact. Is de Minister
het met deze leden eens? Zo nee, waarom niet? Is de Minister op de hoogte van de enorme
gevolgen van dit voorstel op bedrijfsniveau? Op welke manier wordt deze ondernemers
perspectief geboden? Zo ja, wat gaat de Minister doen om daadwerkelijk te focussen
op de reductie van de milieu-impact in plaats van de kilogramreductie? Kan de Minister
ook een update van de stand van zaken geven ten aanzien van het snel beschikbaar maken
van alternatieve gewasbeschermingsmiddelen? Wat is de inzet van de Minister hier op
dit moment in?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister in kaart kan brengen wat de gevolgen
zijn voor de regeldruk op het boerenerf als gevolg van de voorstellen die gedaan worden
in het kader van de Green deal, en in het bijzonder de voorgestelde Richtlijn Industriële
Emissies.
Op welke manier zorgt de Minister er in de EC voor dat de regeldruk voor Nederlandse
boeren niet hoger wordt dan het al is? Wat is de Nederlandse inzet in de EC concreet
ten aanzien van het creëren van een gelijk speelveld voor onze boeren en bestrijden
van oneerlijke concurrentie als gevolg van verschillende regelgeving per lidstaat?
Wordt er bij de voorstellen rekening mee gehouden dat de Nederlandse boeren op dit
moment onder hoogspanning staan als gevolg van onder andere de stikstofproblematiek
en afbouw van derogatie?
Antwoord
Het kabinet brengt per voorstel dat voortvloeit uit de Green Deal en andere Europese
wetgeving o.a. in beeld wat de verwachte betekenis van het voorstel is voor het behalen
van de doelen uit het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), voor de lastenverzwaring en of de maatregel proportioneel wordt geacht. Op basis
daarvan bepaalt het kabinet zijn positie, die de Kamer ook toekomt o.a. middels een
BNC-fiche. Met betrekking tot de RIE heeft het kabinet aangekondigd om een impact assesment uit te voeren op de voorstellen van de RIE en de uitwerking van de operating rules. Hierin zal ook de regeldruk worden meegenomen. De Tweede Kamer zal hierover geïnformeerd
worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken.
De leden van de GroenLinks-fractie staan positief tegenover het voornemen om een groter
deel van de landbouw op te nemen in de RIE. Wat deze leden betreft moeten alle sectoren
met een significante bijdrage hier onder vallen. Deze leden zijn wel benieuwd op basis
waarvan de grenzen voor bepaalde aantallen dieren worden getrokken. Waarom niet 100
koeien of 50? Waarom 10.714 legkippen en niet 10.715? Moet er wel een grens komen?
Is de vraag of iets een commercieel bedrijf is, of een hobbyboer, niet relevanter?
Antwoord
De Europese Commissie heeft een evaluatie gedaan die eind 2020 is afgerond.3 De Europese Commissie is op basis daarvan gekomen tot het voorstel voor herziening
van de RIE waarin een drempelwaarde voor 150 Livestock Units (LSU») is opgenomen.
LSU’s zijn omrekeningskoersen van dieren in grootvee-eenheden (GVE) en is een geaccepteerde
rekenmethode om verschillende diercategorieën op dezelfde manier in te delen. 150
LSU’s in de categorie legkippen komt daarbij in de praktijk uit omgerekend uit op
10.714 legkippen. Een drempelwaarde is van belang om te kunnen beoordelen welke bedrijven
onder de RIE vallen. Voor deze bedrijven gaan dezelfde regels in alle lidstaten gelden,
zodat er een gelijk speelveld ontstaat. Daarnaast heeft de Commissie aangegeven om
bij het opstellen van de operating rules te kijken naar de aard, omvang, dichtheid en complexiteit van installaties in de
veehouderij en zo de eisen beter af te stemmen op de activiteit. Op dit moment moet
dit nog uitgewerkt worden.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben waardering voor de pogingen om een groter
deel van de Oekraïense oogst het land uit te krijgen en beschikbaar te maken voor
de landen en mensen die daarvan afhankelijk zijn. Maar in de EU is er nog weinig gedaan
om de verliezen op te vangen, zo menen deze leden. Is de Minister bereid om zich in
de EU in te zetten voor een minimumtoewijzing van granen en andere akkerbouwproducten
voor menselijke consumptie en dat slechts het overschot mag worden aangewend als veevoer?
Op die manier kan er meer grip op de beschikbaarheid en de prijs voor humaan voedsel
komen en wordt voorkomen dat Nederlandse kippen en varkens de voedselconcurrent worden
van mensen in Middel-Oosterse en Noord-Afrikaanse landen en elders.
Antwoord
Landbouwers en afnemers maken hun eigen keuze bij de productie en aankoop van hun
(voedsel)gewassen, waarbij de te verwachten opbrengstprijs en beschikbaarheid van
alternatieven een belangrijke afweging vormt. De wereldmarktprijs voor granen is inmiddels
flink gedaald door de exportmogelijkheden via de Zwarte Zee, de ingestelde solidariteitscorridors
van de EU en de wereldwijde oogst van nieuw graan dit seizoen. Het kabinet heeft een
aantal stappen gezet om bij te dragen aan mondiale voedselzekerheid, met de Nederlandse
respons op de huidige crisis. Dit betreft enerzijds actie op de korte termijn; zo
wordt het budget voor versterking van lokale voedselsystemen in ontwikkelingslanden
van jaarlijks circa 330 miljoen euro, de komende 5 jaar verhoogd met in totaal 450
miljoen euro. Via diverse multilaterale kanalen zoals World Food Program zijn bijdragen
geleverd aan crisis respons. Voor nieuwe initiatieven die kunnen bijdragen aan het bestrijden van de voedselcrisis
wordt een speciale faciliteit ingericht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Daarnaast werk ik samen met de Minister voor BHOS, in lijn met de gewijzigde motie
van het lid Thijssen c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1447), aan een stappenplan om bij te dragen aan een betere mondiale voedselzekerheid.
Ook wil ik hier graag wijzen op het belang van het versterken van de weerbaarheid
van het voedselsysteem als geheel tegen grote uitdagingen als klimaatverandering en
de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen, incl. biodiversiteit. Implementatie
van de Green Deal, waaronder van Boer tot Bord- en de EU Biodiversiteitsstrategie
zijn daarom cruciaal voor de voedselzekerheid op de lange termijn.
De leden van de GroenLinks-fractie zien voor de etikettering graag dat niet alleen
het land van herkomst wordt vermeld, maar ook dat een relatieve milieuscore voor transport
meetelt. Dus dat asperges uit Limburg een betere score krijgen dan de asperges die
worden ingevlogen uit Peru. Sowieso zou wat deze leden betreft elk product dat via
de lucht wordt vervoerd van een vliegtuigsticker of soortgelijk logo moeten worden
voorzien, om consumenten te wijzen op de onverantwoorde milieu-impact van hun aanschaf.
Is de Minister bereid zich hiervoor in te zetten?
Antwoord
Op veel voedingsproducten is al een logo of keurmerk met een duurzaamheidsclaim te
vinden. Dit is een manier om duurzaamheidsinspanningen zichtbaar te maken aan consumenten
en bedrijven. Omdat er echter zoveel verschillende logo’s zijn, zien we dat consumenten
het overzicht en vertrouwen in beeldmerken verliezen. Om meer handelingsperspectief
te bieden, biedt Milieu Centraal inzicht in een top van keurmerken die op dit moment
het beste scoren op duurzaamheid, transparantie en betrouwbaarheid. Deze keurmerken
worden aangeduid als de topkeurmerken. Met mijn beleid zet ik in op het verduurzamen
van het gehele voedselsysteem, de consumptie is hier een belangrijk onderdeel van.
Hierbij kijk ik echter niet enkel naar transport, maar naar alle schakels in de keten.
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat door het afschaffen van de derogatie
vaker wordt geopperd dat het gebruik van kunstmest zal toenemen omdat de gebruiksnorm
nog niet is aangepast. Uiteindelijk is de gebruiksnorm natuurlijk relevanter voor
de vervuiling van bodem en water dan de fractie dierlijke mest. Aangezien het onaannemelijk
is dat Nederland aan de Kaderrichtlijn Water (KRW) zal voldoen ligt het voor de hand
dat Brussel Nederland tegen die tijd een veel lagere gebruiksnorm gaat opleggen, die
voorkomt dat er nog langer nitraten en fosfaten uitspoelen. Deze leden willen graag
weten of hier al over wordt gesproken en wat dan de inzet van de Minister is. Kiest
het kabinet wederom voor de kortetermijnbelangen van de reguliere landbouw of wordt
gekozen voor de toekomst en voor verduurzaming?
Antwoord
Over de stikstofgebruiksnormen wordt reeds gesproken. In het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn
heeft Nederland een evaluatie gepland voor de stikstofgebruiksnormen. Zoals in de
brief van 5 september jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 450) is aangeven, is Nederland vanuit de derogatiebeschikking verplicht de stikstofgebruiksnormen
in door nutriënten verontreinigde gebieden vanaf 2025 te verlagen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Dierenwelzijn
De leden van de PvdD-fractie lezen dat het voorzitterschap op het gebied van dierenwelzijn
wil inspelen op actuele ontwikkelingen. Deze leden vragen de Minister wat hier mee
wordt bedoeld. De Minister schrijft dat de EC in 2030 het houden van kippen in legbatterijen
wil verbieden in de EU. Kan de Minister bevestigen dat dit sinds 2012 al is verboden
en dat dit sinds eind 2015 eindelijk ook daadwerkelijk wordt nageleefd, na een aantal
inbreukprocedures tegen lidstaten die zich niet aan de regels hielden? Deze leden
herinneren de Minister aan het voornemen van de EC, naar aanleiding van het End the
Cage Age-initiatief, om kooihuisvesting voor alle in het burgerinitiatief genoemde
diersoorten en -categorieën helemaal uit te faseren. Dit zou worden opgenomen in het
EU-wetgevingsvoorstel voor dierenwelzijn dat eind 2023 zal worden gepresenteerd. Kan
de Minister bevestigen dat zij zich inzet voor uitfasering van alle vormen van kooihuisvesting
voor tenminste de diersoorten die in het burgerinitiatief worden genoemd? Kan de Minister
garanderen dat zij dit traject niet gaat frustreren door te proberen de overgangstermijnen
op te rekken? Hoe ziet de Minister de mogelijkheden om tegelijk de import te stoppen
van vlees-, zuivel- en eierproducten van dieren die buiten de EU worden gebruikt in
kooisystemen? Kunnen deze leden ervan uitgaan dat de Minister zich hier maximaal voor
gaat inspannen, mede om de positie van de Nederlandse boer te verbeteren?
De leden van de PvdD-fractie vragen tot slot of de Minister kennis heeft genomen van
het recent verschenen rapport van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA)
over welzijnsproblemen in de varkenshouderij.4 Kan de Minister ingaan op de bevindingen die hierin worden beschreven? De leden vragen
daarnaast specifiek naar de mening van de Minister over de moederloze opfok van biggen
bij bedrijven waar veel zeugen standaard meer biggen moeten werpen dan zij zelf kunnen
voeden. Deze biggen worden dan binnen een paar dagen na de geboorte weggehaald bij
hun moeder en deels apart gezet in zogeheten moederloze opfok. Kan de Minister bevestigen
dat het feit dat een zeug meer biggen krijgt dan zij kan verzorgen een gevolg is van
een doelbewust fokbeleid, gericht op het vergroten van het aantal biggen per worp?
Bij hoeveel bedrijven in Nederland vindt dit soort moederloze opfok plaats? Verwacht
de Minister, net als de EFSA, dat dit in de toekomst vaker (ongewenst) zal voorkomen?
Herinnert de Minister zich dat zij moederloze opfok eerder niet duurzaam heeft genoemd?5 Deelt de Minister de mening dat dit in strijd is met artikel 1.20 van het Besluit
houders van dieren, waarin staat dat het verboden is om biggen van het ouderdier te
scheiden voordat zij 28 dagen oud zijn?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Landbouwaspecten van de Richtlijn Industriële Emissies
De leden van de PvdD-fractie maken zich ernstige zorgen over het feit dat er in de
nieuwe RIE door veehouderijen niet aan de BBT-eisen voldaan kan worden door minder
dieren te gaan houden, maar slechts door nieuwe staltechnieken te gebruiken.6 Hiermee wordt de intensieve veehouderij in stand gehouden. Deze leden wijzen hierbij
op het lock-in effect die investeringen in staltechnieken hebben: de veehouderijbedrijven
worden hiermee kapitaalintensiever, waardoor mogelijke uitkoop door de overheid, in
het kader van stikstof of van klimaat, duurder wordt. Hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat bedrijven die mogelijk in de komende acht jaar (of daarna) uitgekocht moeten
worden, voor die tijd niet nog verplicht worden om in technische lapmiddelen te investeren?
Deelt de Minister de mening dat dat een verkwisting van belastinggeld zou zijn? Zo
ja, wat zal de inbreng van de Minister in de Landbouw- en Visserijraad zijn om dit
te voorkomen?
Antwoord
Het kabinet is zich bewust van het risico van lock-in effecten indien veehouders gaan
investeren in bepaalde emissiearme stalsystemen. Daarnaast vindt het kabinet het van
belang dat indien veehouders de Beste Beschikbare Technieken moeten gaan toepassen,
dit bijdraagt aan de reductie van emissies (ammoniak, methaan, geur, fijnstof) en
het voorkomen van lock-in effecten. Nederland heeft daarom in het BNC-fiche (5 april
2022) aangegeven dat Nederland zorgvuldig zal bekijken hoe de voorstellen binnen een
duidelijk tijdspad geïmplementeerd kunnen worden, zodat de nieuwe groep veehouderijbedrijven
die onder de RIE gaan vallen, in staat worden gesteld om te kunnen voldoen aan de
gestelde verplichtingen. Aangezien de inwerkingtreding van de herziene RIE nog enkele
jaren op zich laat wachten en de voorgestelde implementatietermijn van 18 maanden
heeft, voorziet het kabinet vooralsnog geen risico dat de nieuwe voorstellen van de
RIE de integrale gebiedsgerichte aanpak in de provincies kan doorkruisen of lock-in
situaties creëert.
De leden van de PvdD-fractie wijzen op de recente uitspraak van de Raad van State
over «emissiearme» stalvloeren.7 De werking daarvan blijkt in de praktijk veel te onzeker te zijn. Hoe gaat de Minister
voorkomen dat veehouders gedwongen worden om te investeren in technieken waarvan de
werking jaren later onzeker blijkt te zijn? Hoe garandeert de Minister dat bij de
nieuwe BBT-conclusies niet gezwicht wordt voor de druk van fabrikanten en de agro-industrie
om de technieken schoner in te schatten dan ze in de praktijk waar kunnen maken, zoals
eerder al is gebeurd op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat?8
De leden van de PvdD-fractie wijzen op de breed aangenomen motie van het lid Van Esch
c.s.9 om te allen tijde te voorkomen dat de nieuwe BBT-eisen in strijd zijn met de kaders
van de Wet dieren, waarin het perspectief van het dier centraal staat, en te allen
tijde te voorkomen dat ze brandgevaarlijk zijn. Hoe gaat de Minister uitvoering geven
aan deze motie?
Antwoord
Zoals aangegeven in de brief aan de Kamer van 12 september jl. (Kamerstukken 29 383 en 28 973, nr. 368) zal de Tweede Kamer medio dit najaar een brief ontvangen van de Minister voor Natuur
en Stikstof over aanscherpingen en verduidelijkingen in het bestaande instrumentarium
van toestemmingverlening in het kader van de Wet Natuurbescherming (Wnb). In deze
brief is tevens aangekondigd dat een reactie op de impact van de uitspraak van de
recente uitspraak van de Raad van State voor het verlenen van Wnb-vergunningen hierin
wordt meegenomen. Zoals verder aangegeven in bovengenoemde brief van 12 september
jl. stuurt de Staatssecretaris van IenW het WLR-rapport «Verbetering van effectiviteit
emissiearme stalsystemen in de praktijk» op korte termijn aan uw Kamer, voorzien van
een beleidsreactie. De resultaten van dit onderzoek zullen met toelichting onder de
aandacht worden gebracht bij de Europese Commissie. Daarbij is voor het kabinet van
belang dat in de voorstellen van de RIE naast milieuwinst en het reduceren van emissies,
ook rekening wordt gehouden met verbetering van dierenwelzijn en brandveiligheid bij
het toepassen van Best Beschikbare Technieken. Dit heeft Nederland ingebracht bij
de Commissie en Nederland heeft nadere mondelinge vragen gesteld over hoe de Commissie
hier rekening mee wil gaan houden bij de uitwerking van RIE. Het kabinet verwacht
nog verduidelijking op deze vragen en zal zich ervoor inzetten dat bij de implementatie
in nationaal beleid verder uitvoering kan worden geven aan de genoemde motie en het
verbeteren van dierenwelzijn en brandveiligheid in de veehouderij. De Kamer wordt
hier te zijner tijd over geïnformeerd.
Ontbossing
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de EU streeft naar een verhoogde bijdrage
van de EU aan de bescherming van de bossen in de wereld en duurzame bosbouw. Echter
blijkt dat het Europese bos steeds meer onder druk staat door klimaatverandering en
afname van biodiversiteit en dat jaarlijks de CO2-vastlegging in de Europese bossen geleidelijk afneemt10, omdat de bossen in een slechte conditie verkeren. Bovendien merken deze leden op
dat het Europese bossenbeleid zowel inzet op CO2-vastlegging als op het gebruik van hout. Op woensdag 14 september 2022 werd zelfs
voor de EU-wet voor hernieuwbare energie gestemd waarin biomassa wordt gezien als
een oplossing. Kan de Minister bevestigen dat het verbranden van bomen voor energiedoeleinden
juist een probleem is en geen oplossing in de klimaatcrisis? Deze leden willen de
aangenomen motie van de leden Teunissen en Van Raan over bij de herziening van de
RED II pleiten voor rekenen met de werkelijke uitstoot van biomassa11 in herinnering brengen. Hoe heeft de Minister uitvoering gegeven aan deze motie?
Ook is er in de wet ruimte gehouden om biobrandstof, die geproduceerd is van voedselgewassen,
te bestempelen als «duurzaam». Hoe past dat bij het streven om bossen beter te beschermen?
De leden van de PvdD-fractie vinden dit zeer zorgelijk omdat het verbranden van bossen
klimaatverandering en biodiversiteitsverlies alleen maar verergert en versnelt en
omdat voedsel niet verbrand zou moeten worden. Deze leden vinden, in het licht van
de wereldwijde klimaat- en biodiversiteitscrises, dat de bescherming van Europese
bossen en de soorten die daarin leven de hoogste prioriteit zouden moeten krijgen.
Erkent de Minister dat Europese bossen onder druk staan? Zo nee, waarom niet? Is de
Minister het met deze leden eens dat bescherming van deze bossen de hoogste prioriteit
zou moeten krijgen? Zo nee, waarom niet? Beaamt de Minister dat het bossenbeleid tegenstrijdige
doelen behelst? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Nederland geen subsidies meer geeft
aan het verbranden van bomen voor in elk geval laagwaardige toepassingen en dat hiermee
onderstreept dat biomassa niet duurzaam is? Zo nee, wat is dan de reden dat het kabinet
stopt met deze subsidies voor biomassa? Is de Minister het ermee eens dat het verbranden
van bossen en met name natuurbossen niet duurzaam is? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
is de Minister bereid om in Europa op te roepen dat biomassa als niet duurzaam wordt
bestempeld? Zo nee, waarom niet? Deze leden merken op dat daarnaast ook een meerderheid
van het Europees Parlement tegen duurzaamheidsvereisten stemde die moeten voorkomen
dat waterkrachtcentrales schade toebrengen aan vissen en ecosystemen. Kan de Minister
aangeven wat de inzet van Nederland op dit punt is? Is de Minister bereid om in Europa
op te roepen voor het opnemen van duurzaamheidsvereisten opdat vissterfte bij waterkrachtcentrales
reduceert? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Visserijmogelijkheden
De leden van de PvdD-fractie hebben vernomen dat in de aankomende Landbouw- en Visserijraad
van gedachten gewisseld zal worden over de vangstmogelijkheden en vangsthoeveelheden
voor 2023. Deze leden merken op dat de Minister de inzet voor de onderhandelingen
op basis van de ontvangen wetenschappelijke adviezen van de International Council
for the Exploration of the Sea (ICES) zal baseren. Daarnaast heeft de Minister laten
weten dat Nederland voorstander is van de van de voorzorgsbenadering, maar tegen automatische
reducties voor gegevensarme bestanden. Is de Minister het met deze leden eens dat
het tegenstrijdig is om vóór het voorzorgsprincipe te zijn, maar tégen automatische
reducties voor gegevensarme bestanden, aangezien het in strijd is met het voorzorgsprincipe
om bij een kennislacune door te gaan met de activiteit waarover zorgen bestaan? Zo
nee, waarom niet? Wat zal de inzet van Nederland zijn voor vangstmogelijkheden van
soorten waarvoor ICES nulvangst adviseert? Is de Minister bereid om voor soorten waarover
geen gegevens beschikbaar het voorzorgsprincipe leidend te laten zijn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord
Voor bepaalde gegevens-arme bestanden werd in het kader van de voorzorgsbenadering
eens in een zeker aantal jaar een automatische reductie toegepast – de zogenoemde
voorzorgsbuffer (doorgaans – 20%). Het kan daarbij wel zijn dat in weerwil van de
beperkte gegevens de beschikbare wetenschappelijke data over het bestand of de trend
daarin, toch aangeven wordt dat deze automatische reductie niet verder noodzakelijk
is. In die gevallen waar er aanvullende aanwijzingen zijn dat deze reductie niet verder
noodzakelijk is, is Nederland er voorstander van dat naar die specifieke omstandigheden
gekeken wordt. Onlangs heeft ICES aanpassingen gedaan in de methodiek voor gegevensarme
bestanden. De werking en gevolgen van deze nieuwe methodieken worden nog nader geanalyseerd.
In dit verband wil ik opmerken dat bij de wetenschappelijke adviezen voor 2023 welke
tot dusver bekend zijn het advies ook wordt gevolgd. Voor wat betreft nul-vangstadviezen
is het niet per sé de situatie dat er weinig data beschikbaar zijn. Het voorzorgsprincipe
is overigens ingebed in alle ICES-adviezen. Van belang is dat in het geval van een
nul-vangstadvies maatregelen genomen worden zodat het bestand zich kan herstellen.
De leden van de PvdD-fractie hebben tevens vernomen dat de EC afgelopen week heeft
besloten om 87 zeegebieden te sluiten voor bodemberoerende visserij, na een noodoproep
van wetenschappers12 vanwege de omvangrijke vernietiging van zeeleven door deze vorm van visserij. Kan
de Minister aangeven voor hoe lang de sluiting zal zijn? Is de Minister het eens met
de wetenschappers dat bodemberoerende visserij zeer schadelijk is voor het zeeleven
en dat bodemberoerende visserij uit natuurgebieden op zee verbannen zou moeten worden?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister bereid om, gelet op de herziening van het
Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB), in Europa een oproep te doen om natuurgebieden
op zee te sluiten voor bodemberoerende visserij? Zo nee, waarom niet? Is de Minister
bereid om meer zeegebieden dan tot nu is afgesproken in het Noordzeeakkoord te sluiten
voor bodemberoerende visserij, gezien de negatieve gevolgen van bodemberoerende visserij
op het zeeleven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Op 15 september heeft de Europese Commissie een uitvoeringsverordening (2022/1614)
onder de Deep sea Regulation (2016/2336) gepubliceerd. Hierin zijn 87 gebieden opgenomen
die tussen de 400 en 800 meter diep liggen langs het continentaal plat. In deze gebieden
zijn zogeheten Vulnerable Marine Ecosystems (VMEs) aanwezig. De Europese Commissie
is voornemens om de Implementing Act te actualiseren als wetenschappelijk advies daar
aanleiding toe geeft. Op dit moment is mij niet bekend hoe lang de Commissie voornemens
is deze gebieden te sluiten.
Wat betreft de bodemberoerende visserij het volgende. Deze vorm van visserij kan inderdaad
schadelijk zijn voor het zeeleven, vooral in gebieden die daar gevoelig voor zijn.
Bodemberoerende visserij wordt geweerd indien dit noodzakelijk is voor het beschermen
van ecologisch waardevolle gebieden conform de Europese kaders. Nederland steunt net
als de andere lidstaten de Europese Biodiversiteitstrategie waarin onder andere natuurbescherming
centraal staat. Het is aan de lidstaten om invulling te geven aan de Biodiversiteitstrategie.
Wetenschappelijke onderbouwing voor maatregelen ten behoeve van natuurbescherming
is hierbij van belang.
Op dit moment houdt de Europese Commissie een publieke consultatie om input van stakeholders
te krijgen op het functioneren van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Er
is dus op dit moment nog geen sprake van een herziening van het GVB. Op 1 juni 2022
heb ik de Kamer geïnformeerd over de Nederlandse reactie op deze consultatie. De brief
hierover die ik naar de Europese Commissie heb gestuurd zit als bijlage bij de geannoteerde
agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 13 juni 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1437).
De geldende Europese procedure voor sluitingen van visserij is de artikel 11-procedure
uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Nederland kan voorstellen doen voor het
sluiten van gebieden in de eigen Exclusieve Economische Zone, hiervoor is wel instemming
nodig van lidstaten met een direct belang. Een gezamenlijk voorstel wordt vervolgens
ingediend bij de Europese Commissie. Het is aan de Commissie om dergelijke voorstellen
om te zetten in Europese wetgeving. Inzet van het kabinet is om deze procedure zo
spoedig mogelijk te doorlopen voor de afspraken uit het Noordzeeakkoord omtrent bodemberoerende
visserij. Hiertoe heeft een eerste consultatie met betrokken lidstaten begin juli
plaatsgevonden. Het kabinet heeft op dit moment geen voornemen om verdergaande maatregelen
te treffen dan afgesproken in het Noordzeeakkoord (15% in 2030). De doelen uit het
Noordzeeakkoord tonen al een grote Nederlandse ambitie en een belangrijke stap voor
de bescherming van de biodiversiteit in de Noordzee. Deze afspraken voer ik dan ook
uit.
Wat vindt de Minister ervan dat in het Noordzeeoverleg positief is gereageerd op het
verzoek van de visserijsector dat meervoudig ruimtegebruik van windparken (dat wil
zeggen het combineren van windparken op zee met natuurbescherming) kan worden benut
om meer ruimte te creëren voor de visserijsector? Ondersteunt de Minister dit? Zo
ja, hoe verhoudt meervoudig ruimtegebruik zich tot de wens van het kabinet om de visserijsector
te kunnen saneren op grond van ruimtelijke beperkingen, zoals bijvoorbeeld de uitbreiding
van windparken en natuurgebieden?
Antwoord
Medegebruik en natuurontwikkeling in windparken zijn belangrijke onderwerpen die in
het Noordzeeoverleg aan de orde komen. Daar staat het Noordzeeoverleg positief tegenover
en is in lijn met het Noordzeeakkoord. Er is geen relatie met de saneringsregeling
zoals deze momenteel openstaat, die onderdeel vormt van de Brexit Adjustment Reserve en tot doel heeft dat de sector zich kan aanpassen aan de situatie die is ontstaan
na de Brexit. Een sanering op grond van ruimtelijke beperkingen is op dit moment niet
mogelijk. Nederland heeft richting Europese Commissie aangegeven in de consultatie
op het GVB (Kamerstuk 21 401-32, nr. 1437) het van belang te vinden dat het in de toekomst wel mogelijk wordt om ook te kunnen
saneren vanwege ruimtelijke beperkingen. In het Noordzeeakkoord is vastgelegd dat
in 2030 15% van de Noordzee gesloten zal zijn voor bodemberoerende visserij. Daarnaast
ligt er een grote opgave voor de realisatie van windparken, waarbij het meervoudig
ruimtegebruik op dit moment gericht is op passieve visserij en aquacultuur. De ruimte
voor bodemberoerende visserij op de Noordzee zal dus afnemen.
Is het denkbaar dat het beleid om meervoudig ruimtegebruik te stimuleren de gewenste
sanering van de visserijsector bemoeilijkt of vertraagt? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
is de Minister het eens dat dat het uitbreiden van de ruimte voor de visserijsector
niet in lijn is met de visie van haar ambtsvoorganger die stelde dat de visserijsector
moet krimpen omdat we niet door kunnen gaan op dezelfde manier13? Zo nee, waarom niet? Tot slot verzoeken deze leden de Minister om de Kamer actief
te informeren over de inzet van het kabinet in het Noordzeeoverleg.
Antwoord
De doelgroep voor de sanering zijn de kottervissers die geraakt worden door de Brexit.
Bij meervoudig ruimtegebruik gaat het op dit moment om passieve visserij en aquacultuur
en niet om bodemberoerende kottervisserij. Er is geen sprake van uitbreiding van de
ruimte voor de visserij, maar van medegebruik van windparken met andere vormen van
visserij. Zoals ook aangegeven in de brief van 1 juli jl. (Kamerstukken 29 675 en 33 450, nr. 210) is de inzet van het kabinet nog steeds gericht op een transitie van de vloot om
daarmee toe te werken naar een duurzamere en kleinere vloot. Wat betreft de inzet
van de overheid in het Noordzeeoverleg verwijs ik in deze naar het Noordzeeakkoord,
waarvan de uitgangspunten ten aanzien van medegebruik nog steeds gelden.
Paling
De leden van de PvdD-fractie merken op dat Eurocommissaris Sinkevičius heeft laten
weten dat er verdergaande maatregelen nodig zijn om de paling te behouden14. De Eurocommissaris wil hierover in gesprek gaan met de lidstaten tijdens de aanstaande
Landbouw- en Visserijraad van 26 september. Deze leden beschouwen dit gesprek als
cruciaal voor het voortbestaan van de paling, die met uitsterven wordt bedreigd. Dit
omdat het Europese palingbeleid leidend is en daarom van belang voor het herstel van
de paling. Eurocommissaris Sinkevičius vraagt de lidstaten nu om input met betrekking
tot het nemen van verdergaande maatregelen voor het behoud van de paling. Wetenschappers
roepen al jaren op dat de sterfte van de paling door menselijke toedoen tot nul moet
worden gereduceerd om de soort te behouden. Daarom zou de palingvisserij moeten worden
gestopt, inclusief de vangst van jonge paling (glasaal). Nederland speelt als grootste
palingvisser een grote rol in de achteruitgang van de paling. Daarom vinden deze leden
dat Nederland alles op alles moet zetten om te voorkomen dat de paling verder achteruit
gaat. Is de Minister het met deze leden eens dat Nederland een grote verantwoordelijkheid
draagt om de paling te behouden? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om deze
verantwoordelijkheid te nemen en het Europese aalbeheerbeleid drastisch aan te scherpen?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie merken bovendien op dat uit recent onderzoek door de
Wageningen Universiteit is gebleken is dat het aalbeheerplan van Nederland en van
andere Europese lidstaten niet werkt15. Nederland haalt bijvoorbeeld haar doelstelling om 40 procent van de paling uit te
laten trekken bij lange na niet. Momenteel is die uittrek slechts 9,4 procent. Ook
toont het onderzoek aan dat het aalbestand niet herstelt; noch in Nederland, noch
in Europa. Nederland staat op de tiende plek in vergelijking met Europese lidstaten
als het gaat om de effectiviteit van de uitvoering van Europese aalherstelplannen,
volgens vergelijkend onderzoek van Good Fish16. Deze leden vragen aan de Minister of zij bekend is met het feit dat Nederland, met
een palinguittrek van 9,4 procent, ver onder het Europese doel van 40 procent ligt17. Is de Minister het met deze leden eens dat Nederland op het gebied van de bescherming
van de paling (aalbeheerbeleid) slechter presteert dan veel andere Europese lidstaten?
Zo nee, waarom niet? Wat is de Minister voornemens te doen om het Nederlandse aalbeheerbeleid
te verbeteren? Is de Minister voornemens het advies van ICES om alle palingvisserij
te staken, inclusief de vangst van glasaal, actief op te volgen en onder de aandacht
te brengen in Europa, aangezien haar ambtsvoorganger stelde dat vangstmogelijkheden
gebaseerd moeten worden op de wetenschappelijke adviezen van ICES18? Zo nee, waarom negeert de Minister het advies van ICES? Is de Minister verder bereid,
in lijn met het ICES-advies, actief voor een Europese stop op het vangen en terugplaatsen
van glasaal te pleiten? Zo nee, waarom gaat de Minister in tegen het advies van ICES?
Antwoord
De Nederlandse regering onderschrijft het belang om in een gezamenlijke aanpak met
alle lidstaten in te zetten op herstel van de aalstand. Om deze reden zijn al sinds
2009 substantiële beperkingen ten aanzien van de visserij op aal ingesteld. Dit betreft
een drie-maands gesloten periode voor alle aalvisserij in de belangrijkste uittrekperiode
voor schieraal, een totaalverbod voor aalvisserij op de grote rivieren en een terugzetverplichting
voor alle recreatief gevangen aal. Daarnaast zet Nederland in de context van de Kaderrichtlijn
Water in op het wegnemen van migratiebelemmeringen en vermindering van de aalsterfte
bij waterkrachtcentrales. Voor een soort met een lange levenscyclus als de aal, waarbij
dieren pas na meer dan 10 jaar aan de voortplanting gaan bijdragen, is herstel een
proces wat tijd vraagt. Desondanks lijkt er aanleiding om in Europees verband tot
een verdere versterking van de aanpak te komen. Hier zet ik ook op in. Daarbij is
het van belang dat in alle lidstaten wordt toegewerkt naar een uniforme aanpak met
meetbare reductiedoelstellingen van de door menselijk handelen veroorzaakte sterfte
(visserij, migratiebelemmeringen, waterkrachtcentrales). Nu zien we dat de aanpak
in de verschillende landen nog teveel uiteen loopt, waarbij zelfs niet alle lidstaten
een nationaal aalbeheerplan hebben opgesteld. Nederland heeft dit wel gedaan en heeft
hiermee een substantiële vermindering van met name de visserijsterfte gerealiseerd
(Kamerstuk 29 664, nr. 206).
De Nederlandse inzet ten aanzien van de verdere versterking van de aalaanpak is er
op gericht dat alle factoren die van invloed zijn op sterfte van aal in samenhang
worden opgepakt. Dat wil zeggen visserij op alle levensstadia van de aal, maar daarnaast
ook migratiebelemmeringen, waterkrachtcentrales en vervuiling. Ik zal er bij de Commissie
op aandringen dat zij spoedig richting geeft om hiervoor met een aanpak te komen en
hierin te betrekken wat zij met de conclusies van de regionale adviescommissies wil
doen. Voor deze aanpak past niet primair het instrument van de TAC- en Quotaverordening,
maar is de Aalverordening het juiste instrument. Een totaalverbod op alle visserij
is daarbij voor dit moment niet mijn inzet. Op de overige aspecten van uw vraagstelling
zal ik op korte termijn in de beantwoording van de schriftelijke vragen van 8 september
jl. over ditzelfde onderwerp nader ingaan (uw kenmerk 2022Z16508).
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Landbouw- en
Visserijraad van 26 september 2022. Deze leden zijn blij met de uitgebreide aandacht
rondom voedselzekerheid van de Raad en willen de Minister nog enkele punten meegeven.
De leden van de CU-fractie vragen zich af wat de stand van zaken rondom het openstellen
van de saneringsregeling visserij op dit moment is. Deze leden hebben enkele weken
terug de Minister uitgebreid gewezen op de zorgen en onrechtvaardige aspecten van
de regeling met betrekking tot onder andere het niet compenseren van de vangstrechten.
Antwoord
De saneringsregeling is op 1 september jl. opengesteld en sindsdien zijn er ruim 45
aanvragen ingediend. Daarbij wil ik opmerken dat het enkel gaat om aanvragen, vissers
kunnen op een later moment nog besluiten om alsnog niet tot sanering over te gaan.
Waar de leden van de CU-fractie waarschijnlijk op doelen zijn de schriftelijke vragen
van lid Grinwis over de openstelling van de saneringsregeling voor de visserij. Ik
heb deze vragen ontvangen en ik zet mij in om deze zo spoedig mogelijk te beantwoorden
en naar de Kamer te sturen.
De saneringsregeling gaat er vanuit dat voor het te saneren vaartuig een contingent
geldt dat past bij de vangstcapaciteit van het vaartuig. Ik ben mij ervan bewust dat
de saneringsregeling voor sommige ondernemers gunstiger uitpakt dan voor anderen.
Ik deel niet uw mening dat hiermee sprake is van onrechtmatigheid. De saneringsregeling
is bovendien een keuze en visserijondernemers zijn dus niet verplicht om hier aan
mee te doen. Vaartuigen van dezelfde grootte worden gelijk behandeld omdat zij dezelfde
vangstcapaciteit vertegenwoordigen. Een subsidiebedrag (mede) op basis van de contingenten
is niet mogelijk. Omdat er in de laatste 4–5 jaar te weinig transacties van contingenten
hebben plaatsgevonden en er dus weinig marktgegevens zijn, werd een betrouwbare waardebepaling
van contingenten onmogelijk geacht. Daarnaast is het quotum van schol en tong, de
belangrijkste doelsoorten, al jarenlang onderbenut. Een saneringssubsidie enkel op
basis van de waarde van contingenten is dan ook niet realistisch. De Europese Commissie
kan dergelijke staatssteun alleen goedkeuren als er zekerheid is dat er geen sprake
is van overcompensatie. Gelet op het voorgaande kan dit niet worden vastgesteld.
Wil de Minister daarnaast scherp blijven op de aanval die Frankrijk op dit moment
voorbereid op de «Fly shoot»-vismethodes, en herhaling van fouten die zijn gemaakt
door Nederland bij het verbieden van de puls, voorkomen?
Antwoord
Ik kan u bevestigen dat ik hier scherp op ben. Er is nauw overleg tussen het Ministerie
van LNV en het voorzitterschap ter voorbereiding op de triloog over de door het Europees
Parlement voorgestelde aanpassing van het toegangsregime.
De leden van de CU-fractie zijn blij dat het voorkomen van ontbossing een steeds prominentere
plek inneemt in Europa en zijn blij met het voorstel van de EC om enkel ontbossingsvrije
producten toe te laten op de Europese markt. Het grootste probleem blijkt zowel binnen
als buiten Europa de handhaving. Oost-Europese oerbossen uit Estland en Polen blijven
op grote schaal omgehakt worden voor biomassa en er is niet tot nauwelijks handhaving
op. Hoe denken de lidstaten dit hardnekkige probleem zowel binnen als buiten de grenzen
van de Unie op te lossen? Wil de Minister zich inzetten voor centrale, betere handhaving
en bescherming van oerbossen? Wil de Minister zich daarnaast hardmaken voor een «bij
twijfel niet doen»-houding, waarbij risicovolle producten bij voorbaat worden geweerd?
Is de Minister bereid om Ngo's onderdeel te laten zijn van handhaving op het kapverbod
van oerbossen, omdat zij veelal degenen zijn die misstanden aan het licht hebben gebracht,
in tegenstelling tot landelijke of Europese autoriteiten?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
De leden van de CU-fractie willen tot slot de Minister vragen om nogmaals druk uit
te oefenen op het toelaten van kunstmestvervangers. Voedselzekerheid is een groot
thema, mede als duurzaamheid, dan is het onbestaanbaar dat er geen haast wordt gemaakt
met dit onderwerp door de EC.
Antwoord
Ik zal mij sterk blijven inzetten voor het verkrijgen van Europese toestemming om
kunstmest te vervangen door hoogwaardige verwerkte producten uit dierlijke mest binnen
de Nitraatrichtlijn. Nederland zal de toelating van kunstmestvervangers gezamenlijk
met gelijkgestemde lidstaten opnieuw onder de aandacht van de Europese Commissie brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Landbouwaspecten van de Richtlijn Industriële Emissies
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de voorgestelde RIE. De EC wil
grote rundveehouderijen toevoegen aan de RIE. Deze leden zetten hier grote vraagtekens
bij. In tegenstelling tot varkens- en pluimveebedrijven zijn rundveebedrijven vaak
in meer of mindere mate grondgebonden, met weidegang, een sterke interactie tussen
voederteelt, management en emissies, en klimatologische invloeden. In hoeverre past
een industriële benadering van emissies daarbij? Hoe wordt bepaald wat de best beschikbare
technieken zijn? Bestaat het risico dat weidegang direct dan wel indirect belemmerd
wordt?
Antwoord
De Commissie heeft bij de toelichting van de herziening aangegeven dat bij de uitwerking
van de operating rules rekening wordt gehouden met de aard, omvang, dichtheid en complexiteit van installaties
in de veehouderij, met inbegrip van de specifieke kenmerken van rundveehouderijsystemen
op basis van weidegang. Bij de totstandkoming van de operating rules zal de commissie resultaten van onderzoeken en input van experts betrekken. Het kabinet
vindt het van belang dat de uitwerking van de voorstellen aansluit op de lokale praktijk
van de Nederlandse veehouderij. Het kabinet zit op dit moment geen risico’s die, al
dan niet indirect, de weidegang zouden kunnen belemmeren.
De leden van de SGP-fractie zijn, mede in het licht van het voorgaande, benieuwd naar
het lichtere vergunningenregime voor de veehouderij dat de EC blijkens het BNC-fiche
voor ogen heeft19. Kan de Minister dit nader duiden? Acht de Minister het met deze leden van belang
dat de inhoud van dit vergunningenregime integraal meegenomen kan worden bij de beoordeling
van de voorstellen? Wat wordt de betrokkenheid van lidstaten bij de uitwerking van
het vergunningenregime?
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister concreet aan kan geven welke regels
met de voorliggende RIE voor rundveebedrijven van toepassing zouden worden die afwijken
van en/of aanvullend zijn ten opzichte van de huidige praktijk?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de EC de methaanuitstoot van veehouderijbedrijven
mee wil nemen in de RIE, maar dat nog geen eisen worden gesteld. Wat zijn de voornemens
voor de middellange termijn? Wat kan dit betekenen voor de rundveehouderij, waar methaan
niet alleen vrijkomt bij de opslag van mest, maar ook bij vertering door het rundvee?
De leden van de SGP-fractie horen graag welk tijdpad de EC voor ogen heeft en hoe
ver het voorstel in de politieke procedure zit. Deze leden horen ook graag wanneer
de impactanalyse die het kabinet wil opstellen afgerond zal zijn.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om zich terughoudend op te stellen
zolang de impactanalyse niet is afgerond. Is de Minister daartoe bereid?
Antwoord
Nederland heeft verduidelijkende vragen gesteld aan de Commissie over de voorstellen
voor de veehouderij. Naar verwachting zal de Commissie de verplichtingen uit hoofdstuk
2 niet van toepassing laten zijn op de veehouderij (inclusief rundveehouderij) en
zal er een lichter regime worden doorgevoerd in de nog op te stellen operating rules voor de veehouderij. Nederland vindt het belangrijk dat dit nader wordt verduidelijkt
en dat de impact van voorstellen voor de Nederlandse veehouderij inzichtelijk wordt
gemaakt. Deze impactanalyse wordt ook gedaan ten aanzien van de nieuwe voorstellen
voor de rundveehouderij en de methaanuitstoot. Nederland heeft daarom aangegeven een
impact assessment uit te willen voeren op de voorstellen en uitwerking van de operating rules. Op basis daarvan zal Nederland nadere inbreng leveren op de voorstellen. Daarbij
is het kabinet ook bereid om inbreng te leveren op de uitwerking van een lichter regime
voor de veehouderij, door het aanleveren van relevante onderzoeken. De Tweede Kamer
zal over de uitkomsten van het impact assessment worden geïnformeerd. (zoals ook aangekondigd bij de beantwoording vragen BNC-fiche
Verordening portaal industriële emissies en BNC-fiche Herziening Richtlijn Industriële
Emissies en Richtlijn Storten Afvalstoffen van 14 juni 2022) (Kamerstuk 22 112, nr. 3435).
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad en heeft daarbij nog enkele vragen.
Situatie logistiek en productie landbouwproducten Oekraïne
Het lid van de BBB-fractie is blij met de inzet om de productie en uitvoer van landbouwproducten
te verbeteren. Echter uit dit lid nog steeds zorgen over de voedselzekerheid met betrekking
tot de situatie in Oekraïne. In de brief van het voorzitterschap van de Raad over
de marktsituatie van 12 juli jongstleden, staat de verwachting weergegeven van de
toe- of afname van de productie van bepaalde producten. Met name de graanproductie
neemt af ten opzichte van de voorgaande jaren. Welke gevolgen ziet de EC door deze
mogelijke afname en hoe zijn ze van plan om de voedselzekerheid niet in gevaar te
brengen?
Antwoord
Op de komende Raad zal de Commissie nader ingaan op de verwachtingen ten aanzien van
de (graan)oogsten in de EU dit jaar. In eerdere signalen gaf de Commissie aan te verwachten
dat graanoogsten door de droogte dit jaar zo’n 4% lager uitvallen dan het vijfjarig
gemiddelde, maar dat de tarweoogst ongeveer gelijk blijft. De EU blijft ook met deze
productie één van de grootste graanproducenten ter wereld en één van de grootste exporteurs,
waarmee wordt bijgedragen aan de voedselzekerheid.
Gedachtewisseling over vangstmogelijkheden 2023
Het lid van de BBB-fractie vindt het belangrijk dat er goed gekeken wordt naar de
vangstmogelijkheden voor de visserijsector. Het is van belang dat vissers zo min mogelijk
worden beperkt met het vangen van vis. Gaat de Minister pleiten dat de Nederlandse
vissers niet worden beperkt in hun vangstmogelijkheden en hoe is de Minister van plan
dit te gaan doen?
Antwoord
Voor mijn inzet voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden volg ik de wetenschappelijke
adviezen gebaseerd op het bereiken van een maximaal duurzame oogst (MSY). Voor een
uitgebreidere toelichting in deze lijn verwijs ik u naar de toelichting aan het eind
van dit Schriftelijk Overleg.
Landbouwaspecten van de Richtlijn Industriële Emissies
Het lid van de BBB-fractie leest dat de RIE een van de vele voorstellen is waar boeren,
in het kader van de Green Deal, mee te maken gaan krijgen. Dit is weer een extra post
die wordt belast aan de boer. Het lid is van mening dat er integraal gekeken moet
worden naar de opeenstapelende eisen die gesteld worden aan stalsystemen (ammoniak,
fijnstof, geur, methaan, diergezondheid en -welzijn en brandveiligheid). Kan de Minister
gaan kijken naar de gezamenlijke impact van alle voorstellen uit de Green Deal op
de boeren en tuinders?
Het lid van de BBB-fractie vraagt welke gevolgen de verlaging van de drempelwaarde
en de toevoeging van rundveehouderij aan de RIE teweegbrengen voor de Nederlandse
boeren. Aangezien veel boeren al veel maatregelen hebben getroffen om emissies te
verlagen, vraagt dit lid, of deze herziening op de RIE directe gevolgen heeft voor
de Nederlandse boer. Kan de Minister verder toelichten welke voordelen het toevoegen
van veehouderijen aan de RIE met zich meebrengt ten aanzien van het creëren van een
gelijker speelveld?
Antwoord
Het kabinet brengt per voorstel dat voortvloeit uit de Green Deal o.a. in beeld wat
de verwachte betekenis van het voorstel is voor het behalen van de doelen uit het
coalitieakkoord, voor de lastenverzwaring en of de maatregel proportioneel wordt geacht.
Het kabinet bepaalt op basis daarvan zijn positie. Ten aanzien van de RIE vindt Nederland
het van belang dat naast de verwachte milieuwinst de voorstellen kunnen bijdragen
aan het behalen van de stikstof- en klimaatdoelstellingen en het realiseren van een
meer gelijk speelveld voor Nederlandse veehouders ten opzichte van veehouders in andere
lidstaten. De voorstellen voor aanpassingen van de RIE zorgen ervoor dat er eenduidiger
regels gaan gelden. Met de wijzigingen van de RIE zullen de eisen in alle landen dichter
bij elkaar komen te liggen. Daarnaast gelden er in Nederland ook emissie-eisen voor
bedrijven onder de drempelwaarden en voor melkrundveehouderijen. Door verlaging van
de drempelwaarde en uitbreiding met melkrundveehouderijen zullen ook andere Europese
landen dit soort eisen moeten uitvoeren. Dit levert milieuwinst op en draagt bij aan
een gelijk speelveld voor Nederlandse veehouders ten opzichte van veehouderijbedrijven
in het buitenland. Of voor melkrundveehouderijen strengere emissie-eisen nodig zijn
om aan de operating rules te gaan voldoen, kan niet op voorhand gezegd worden. Dit hangt af van de uitwerking
van deze operating rules. Het kabinet zal na de uitwerking van de operating rules een impactanalyse uitvoeren voor de wijzigingen en het effect op de Nederlandse situatie.
De Tweede Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Voedselzekerheid en betaalbaarheid van levensmiddelen
Het lid van de BBB-fractie wil voorkomen dat er nog een crisis komt bovenop alle crisissen
die er al zijn. Dit lid hoopt daarom dat er geen voedselcrisis plaats gaat vinden
in de wereld. Aangezien voedselzekerheid steeds onzekerder wordt, met name in Afrika
en Azië, en dan vooral in landen waar al voedselschaarste plaatsvindt. Nederland kan
zeker een bijdrage leveren aan de voedselzekerheid. Aangezien Nederland zeer geschikt
is voor het efficiënt produceren van voedsel met hoge kwaliteitseisen, is het belangrijk
dat dit behouden wordt.
Hoe gaat de EU ervoor zorgen dat de situatie in landen niet verslechterd en welke
bijdrage kan Nederland hieraan leveren?
Antwoord
De inzet van de EU richt zich op stabiliteit en de beschikbaarheid van voedsel op
lange termijn. Het versterken van de weerbaarheid van het voedselsysteem als geheel
tegen grote uitdagingen als klimaatverandering en de beschikbaarheid van natuurlijke
hulpbronnen, incl. biodiversiteit is prioriteit. Implementatie van de Green Deal,
waaronder van Boer tot Bord- en de EU Biodiversiteitsstrategie zijn daarom cruciaal
voor de voedselzekerheid op de lange termijn. De EU staat derdelanden ook bij via
haar inzet in getroffen landen.
De EU zal de wereld nooit kunnen voeden, maar een duurzaam, veerkrachtig Europees
voedselsysteem draagt wel bij aan een stabielere wereldmarkt. Bovendien is de EU in
de positie om met haar kennis en kunde van duurzame, veerkrachtige voedselsystemen
de wereld te helpen zichzelf te voeden.
Daarnaast heeft het kabinet een aantal stappen gezet met de Nederlandse respons op
de huidige crisis. Zo wordt het budget voor versterking van lokale voedselsystemen
in ontwikkelingslanden van jaarlijks circa 330 miljoen euro, de komende 5 jaar verhoogd
met in totaal 450 miljoen euro. Via diverse multilaterale kanalen zoals World Food
Program zijn bijdragen geleverd aan crisis respons. Voor nieuwe initiatieven die kunnen bijdragen aan het bestrijden van de voedselcrisis
wordt een speciale faciliteit ingericht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Daarnaast werk ik samen met de Minister voor BHOS, in lijn met de gewijzigde motie
van het lid Thijssen c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1447), aan een stappenplan om bij te dragen aan een betere mondiale voedselzekerheid.
Het lid van de BBB-fractie maakt zich ook grote zorgen over de betaalbaarheid van
voedsel. De betaalbaarheid van voedsel komt in het geding. Mede door de sterk stijgende
voedselprijzen wordt het moeilijker voor mensen om voedsel te kopen en stijgt de druk
op huishoudens met een laag inkomen, maar ook door de hoge energieprijzen en dergelijke.
Dit lid is van mening dat er voor boeren en burgers een eerlijke prijs moet zijn die
ervoor zorgt dat er een goed verdienmodel is en dat voedsel betaalbaar blijft. Wil
de Minister ervoor pleiten dat er geen voedselproducten met lagere kwaliteitseisen
worden geïmporteerd dan die van de EU om onrust in de markt te voorkomen? Wil de Minister
tijdens de Landbouw- en Visserijraad bespreken hoe ervoor gezorgd gaat worden dat
consumenten hun voedsel kunnen blijven betalen en dat er een eerlijk verdienmodel
voor de boeren overblijft?
Antwoord
Import moet altijd voldoen aan EU-producteisen ten aanzien van plant- en diergezondheid,
voedselveiligheid en etikettering. De zorgen omtrent lagere eisen met betrekking tot
productie begrijp ik, en dit is een onderwerp wat ik meermaals ter sprake heb gebracht
in de Landbouw- en Visserijraad.
De Europese Commissie heeft onderzoek gedaan naar de rationale en juridische haalbaarheid
van toepassen EU gezondheids- en milieu productiestandaarden op geïmporteerde producten.
De inzet van autonome maatregelen moet geval per geval bekeken worden op WTO-conformiteit,
de technische en economische haalbaarheid van controlemechanismen, en de daadwerkelijke
impact in relatie tot het te bereiken doel. Het onderzoek geeft ook een overzicht
van een aantal EU-rechtshandelingen of wetgevingsvoorstellen die worden voorbereid
om productiemethoden die verband houden met dierenwelzijn of milieubescherming in
te perken. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 13 juni jl. hebben de lidstaten
aan de Commissie gevraagd daarover op regelmatige basis te rapporteren aan de Raad.
Ik volg dit nauwlettend.
Het kabinet zet via verschillende fora bovendien in op het verhogen van internationale
standaarden op het gebied van milieubescherming en dierenwelzijn. Dat is belangrijk
omdat blijkt dat het beste resultaat behaald kan worden door tegelijk (complementair)
in te zetten op acties op het multilaterale niveau, bilateraal niveau, en autonome
maatregelen.
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal de Commissie spreken over de productie vooruitzichten
in Oekraïne en de logistieke verbindingen met de EU. De Oekraïense Minister van Landbouw
zal naar verwachting aan dit agendapunt deelnemen. Met de EU wordt gestreefd de (graan)productie
in Oekraïne op gang te houden waarmee de Oekraïense economie wordt gesteund en de
producten voor de wereldmarkt en de EU beschikbaar blijven. Deze inzet kan, naast
de veel andere factoren die van invloed zijn op de prijsontwikkeling, bijdragen aan
de stabilisatie van de markten en daarmee een dempend effect hebben op de productie-
en consumentenprijs van voedsel.
Gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen verminderen
De voorgestelde Verordening inzake duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
(SUR) heeft een eenzijdig doel en een eenzijdige aanpak. Om een reductie van het gebruik
van chemische gewasbeschermingsmiddelen te bereiken, wordt een groot aantal regels
opgelegd, zoals de beoordeling van de middelen met de Harmonized Risk Indicator, het
voorschrijven van Integrated Pest Management werkwijzen (IPM-werkwijzen) en de wijze
van advisering. Dit lid is van mening dat de transitie naar weerbare teeltsystemen
en weerbare planten ook op een andere manier kan. Wil de Minister pleiten om gebruik
te gaan maken van een andere aanpak met behulp van onderstaande punten?
Het lid van de BBB-fractie verzoekt de Minister de volgende standpunten mee te nemen:
ten eerste, ondersteun boeren en tuinders in de transitie naar weerbare, duurzame
teeltsystemen en weerbare planten. Ondernemers vragen onder andere stimulansen voor
verduurzaming, toelating van moderne veredelingstechnieken. Er is geen behoefte aan
nog meer administratieve regels zonder toegevoegde waarde. Ten tweede, neem in de
Richtlijn laagdrempelige stimuleringsprogramma’s op, inclusief middelen beschikbaar
voor programma’s zoals precisieland- en tuinbouw, biologische land- en tuinbouw, de
ontwikkeling van IPM-tools voor duurzame teeltsystemen en kennisverspreidingsprogramma’s.
Ten derde, neem de wettelijke barrières voor moderne veredelingstechnieken en groene
middelen weg en stimuleer de toepassingen ervan. Ten vierde, ondersteun de ontwikkeling
van IPM-tools en het gebruik ervan en stel hiervoor financiële middelen beschikbaar.
Ten vijfde, beoordeel het gebruik van middelen op basis van de milieu-impact en niet
op gebruikte kilogrammen. Ten zesde, neem in de reductiedoelen de eerder gerealiseerde
vermindering van het middelengebruik mee. Als laatste, roep de EC en het Europees
Parlement op om het voorbeeld van de Nederlandse overheid te volgen om samen met de
agrarische sector te werken aan verduurzaming van de land- en tuinbouw op basis van
een concreet plan met stimulansen en voldoende financiële middelen.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Afrikaanse Varkenspest
Het lid van de BBB-fractie maakt zich zorgen over de verspreiding van de AVP binnen
de EU. Aangezien er in Nederland verschillende preventieve maatregelen worden getroffen
om de insleep van de AVP te voorkomen, vraagt dit lid wat er op Europees niveau gebeurt
om de insleep of verspreiding van varkenspest te voorkomen en met name hoe lidstaten
waar besmettingen plaatsvinden omgaan met het voorkomen van verspreiding. Aangezien
de AVP op enkele tientallen kilometers van de Nederlandse grens is getraceerd, vindt
dit lid het belangrijk dat er zoveel mogelijk preventief moet worden gecontroleerd
op de verspreiding van de AVP naar de wilde zwijnen populatie. De Minister geeft aan
dat er al verschillende acties in gang zijn gezet in de provincie Overijssel, zoals
het extra opzoeken van kadavers van wilde zwijnen op migratieroutes tussen Overijssel
en Duitsland en de voorlichting over de risico’s van menselijk handelen bij de verspreiding
van het virus, vooral met het oog op het grensverkeer. Dit lid vraagt of er verdere
preventieve maatregelen getroffen kunnen worden, zodat er direct maatregelen kunnen
worden getroffen om de Nederlandse en Duitse wilde zwijnen populatie van elkaar te
scheiden, indien de AVP in Duitsland plotseling over gaat naar de wilde zwijnen populatie.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 september 2022 en zal op korte termijn beantwoord worden.
Derogatie
Het lid van de BBB-fractie betreurt het verlies van de derogatie van de Nitraatrichtlijn.
Het verlies van de derogatie zorgt ervoor dat zeer waardevolle dierlijke mest wordt
vervangen door kunstmest. Doordat er minder mest uitgereden mag worden zijn er boeren
die een gedeelte van hun mest niet kwijt kunnen wat ervoor zorgt dat er dus een gedeelte
van deze waardevolle meststof onbenut wordt en afgevoerd moet worden. Deze onbenutte
mest kan middels REcovered Nitrogen from manURE (RENURE) worden verwerkt tot kunstmest
vervanger, wat er onder andere voor zorgt dat Nederland minder afhankelijk is van
de kunstmestproductie en de andere voordelen die het met zich meebrengt. Is de Minister
bereid te gaan pleiten, tijdens de Landbouw- en Visserijraad, om het gebruik van deze
kunstmestvervangers mogelijk te maken en dat de productie hiervan gestimuleerd wordt
vanuit de EU? Hoe denkt de Minister de EC te overtuigen van het nut van RENURE?
Antwoord
Nederland zal de toelating van kunstmestvervangers gezamenlijk met gelijkgestemde
lidstaten opnieuw onder de aandacht van de Europese Commissie brengen. Nederland zal
wetenschappelijke informatie aandragen, afkomstig van de pilots en onderzoeksprojecten
die in Nederland gelopen hebben, die aantoont dat kunstmestvervangers uit dierlijke
mest even veilig en effectief zijn als kunstmestproducten.
De Minister gaf, in het commisssiedebat Mestbeleid op 13 september jongstleden, aan,
dat het verkrijgen van een derogatie niet vanzelfsprekend is, ook gaf de Minister
aan dat de derogatie niet is verleend door de EU, mede door de gepleegde mestfraude
in Nederland, maar dat er ook andere zaken zijn waarom deze derogatie niet is verleend.
Dit lid is benieuwd naar de beweegredenen van de EC voor het niet verlenen van de
derogatie. Kan de Minister aangeven welke zaken de doorslag hebben gegeven voor de
EC om de derogatie niet te verlenen en wat Nederland heeft gedaan en had kunnen doen
om wel een verlening van derogatie te kunnen krijgen?
Antwoord
De gedetailleerde inhoud van de derogatiebeschikking is vertrouwelijk totdat de Europese
Commissie de beschikking heeft vastgesteld en bekendgemaakt. Dit betekent dat ik op
dit moment niet kan ingaan op de inhoud van de beschikking en de overwegingen van
de Europese Commissie. Wel zal ik de Tweede Kamer zo snel als ik kan hierover verder
informeren.
Informatie Nederlands standpunt visserij-onderwerpen LVR 26 september 2022
Zoals ik de Kamer in mijn brief van 15 september 2022 (Kamerstuk 21 502-32, nr. 1460) heb meegedeeld, zal de Raad een oriënterend debat voeren ter voorbereiding op de
onderhandelingen dit najaar in kader van de vangstmogelijkheden 2023.
Hiertoe staan twee onderwerpen geagendeerd. Het betreft gedachtewisselingen over de
«Vangstmogelijkheden voor 2023 wat betreft de bestanden gedeeld met het Verenigd Koninkrijk»
en de «Jaarlijkse onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen en die tussen de EU en
de Oost-Atlantische Kuststaten (Coastal States)». Het non paper is pas op het moment
van schrijven beschikbaar gekomen en wordt momenteel nog bestudeerd. De hieronder
weergegeven inzet is dan ook gebaseerd op de reeds beschikbare adviezen.
Het proces voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden is aanzienlijk veranderd
als gevolg van Brexit. De onderhandelingen met het VK worden door de Commissie gevoerd
op basis van een vastgesteld mandaat. De lidstaten worden zowel op technisch als op
politiek niveau nauw betrokken bij de EU-inzet. De uiteindelijke resultaten worden
tijdens de decemberraad door de Raad vastgesteld in de TAC- en Quotaverordening. De
Commissie overlegt technische maatregelen en uitgangspunten in het bestandsbeheer
in het Specialised Committee on Fisheries (SCF) onder de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
met het VK.
In het kader van de Coastal States-onderhandelingen waaraan de EU deelneemt als «contracting party» naast Noorwegen, het VK, FarOer, IJsland en Groenland (de Russische Federatie is
thans uitgesloten van de onderhandelingen), wordt onderhandeld over de TAC’s (totale
vangstmogelijkheden) voor makreel, blauwe wijting, Atlanto Scandian herring, en roodbaars.
Hierbij wordt getracht ook een robuuste verdeelsleutel tussen de Coastal States overeen
te komen. Die is er momenteel niet, waardoor het totaal aan vangsten de TAC per soort
overschrijdt. De TAC wordt per soort vastgesteld en doorgaans wel conform het ICES-advies,
maar als gezegd overschrijden de vangsten deze TAC’s. Dit is zorgelijk en de inzet
van de EU is er op gericht om zo spoedig mogelijk een robuuste en eerlijke verdeelsleutel
overeen te komen. In de EU-Noorwegen bilaterale onderhandelingen worden bestanden
met elkaar geruild en toegang tot elkaars wateren besproken. Het is in deze de inzet
van Nederland dat zoveel mogelijk een zuivere balans tussen de lidstaten die bestanden
«inleggen» en die daarvoor bestanden «terugkrijgen» wordt bereikt.
Ten algemene is de inzet van Nederland net als in voorgaande jaren dat Nederland het
wetenschappelijk advies gebaseerd op het bereiken van de Maximale duurzame oogst (MSY),
volgt. Een andere inzet kan volgen uit de situatie dat onvoldoende wetenschappelijke
data beschikbaar zijn voor een soort dan wel dat er een meerjarig beheerplan voor
een bestand bestaat.
Hieronder licht ik de inzet toe van Nederland in de bovengenoemde gremia voor wat
betreft de bestanden waarvoor reeds wetenschappelijke adviezen zijn gepubliceerd,
dan wel voor die bestanden waar Nederland specifieke aandacht voor heeft.
Voor wat betreft de Noordzee-bestanden zijn door ICES de vangstadviezen voor 2023
gepubliceerd (afwijking ten opzichte van de TAC 2022): tong (– 40%), schol (+6%),
tarbot/griet (– 33 respectievelijk – 30%), kabeljauw (+40%), wijting (+214 %), zeebaars
(+15% ten opzichte van advies 2022) en haring (– 6%). Ik ben voornemens deze adviezen
als uitgangspunt te nemen. Voor een aantal bestanden wil ik hierbij een nadere duiding
toevoegen.
De verlaging van tong is aanzienlijk, te meer daar ook vorig jaar al een verlaging
is doorgevoerd. Hoewel het quotum de afgelopen jaren niet volledig is opgevist, zal
deze verlaging zeker niet zonder gevolgen voor de sector zijn. Mijn inzet zal er gezien
het belang van duurzaam bestandsbeheer op zijn gericht het advies te volgen. Het meerjarenplan
Noordzee geeft in sommige gevallen de mogelijkheid om af te wijken van het MSY-advies
maar gezien het tongbestand zich in 2023 onder een grenswaarde bevindt is het niet
mogelijk om daar aanspraak op te maken.
De verhoging voor wijting kende vorig jaar ook een advies in deze orde van grootte.
Dat is in de trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen teruggebracht tot
+25%, met als belangrijkste reden de stand van het Noordzee kabeljauw bestand en dat
kabeljauw en wijting in bepaalde visserijen veel samen gevangen worden. Gezien de
aanzienlijke toename in het advies voor Noordzee kabeljauw, vind ik het verantwoord
in te zetten op een grotere verhoging dan gerealiseerd voor dit jaar. Daarbij neem
ik een toename in dezelfde orde als de toename voor kabeljauw als uitgangspunt.
Wat betreft de zeebaars is de +15% voor mij een bovengrens gezien het bestand zich
maar net boven een veilige grens («het biomassa limiet referentiepunt») bevindt en
de regulering door middel van maxima per vlootsegment («metier») plaats vindt. Een
evenredige verdeling tussen de verschillende metiers blijft hierbij voor mij essentieel.
Daarnaast zal ik aandacht vragen voor de mogelijkheid om voor de demersale trawlers
en zegens een jaarlimiet in plaats van het huidige tweemaandelijkse limiet op te nemen.
Wat betreft de Noordzee-haring is vorig jaar als uitkomst van de onderhandelingen
besloten tot een éénmalige volledige gebiedsflexibiliteit van de Skagerrak-haring
TAC naar de Noordzee. Dit om het Oostzee haring bestand te ontzien. Omwille van het
behouden van de relatieve stabiliteit is de Nederlandse inzet dat de gebiedsflexibiliteit
van het Skagerrak naar de Noordzee niet net als dit jaar volledig zal zijn en dat
ingezet wordt op een bredere oplossing voor het herstel van Oostzee haring.
Ik wil daarnaast nog opmerken dat voor die bestanden waarover nog geen wetenschappelijk
advies is uitgebracht en waarover ook de Pelagic Advisory Council een advies uitbrengt
aan de Europese Commissie, ik ook het advies van de Pelagic Advisory Council zal beoordelen
en laten meewegen in mijn uiteindelijke standpunt. Hierbij acht ik het van belang
dat het advies van de PelAC een unaniem standpunt is van de daarin vertegenwoordigde
sector en de NGO’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier