Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
35 953 Voorstel van wet van het lid Van Raan houdende wijziging van de Klimaatwet om te bewerkstelligen dat Nederland zo spoedig mogelijk een zo groot mogelijke bijdrage gaat leveren aan het voorkomen van een verdere opwarming van de Aarde (Klimaatwet 1.5)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 5
VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING
VAN DE RAAD VAN STATE
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Klimaatwet te wijzigen
om te bewerkstelligen dat Nederland zo spoedig mogelijk een zo groot mogelijke bijdrage
gaat leveren aan het voorkomen van een verdere opwarming van de Aarde, en dat het
wenselijk is daarbij een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges in
te stellen op het terrein van klimaat;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Klimaatwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepalingen «aandeel hernieuwbare energie», «hernieuwbare energie», «CO2-neutrale elektriciteitsproductie» en «Richtlijn hernieuwbare energie» vervallen.
2. Na de begripsbepaling «broeikasgassen» worden vijf begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
brede welvaart:
de kwaliteit van leven in het hier en nu en de mate waarin deze ten koste gaat van
die van latere generaties of van die van mensen elders in de wereld;
emissiebudget:
totaal aan emissies van broeikasgassen uitgedrukt in CO2-equivalenten dat binnen Nederland mag worden uitgestoten in een te bepalen periode;
emissiekloof:
het verschil tussen het emissiebudget en het totaal aan daadwerkelijke emissies van
broeikasgassen uitgedrukt in CO2-equivalenten;
klimaatneutraal:
situatie waarin de totale jaarlijkse hoeveelheid emissies van alle door Nederland
veroorzaakte broeikasgassen uitgedrukt in CO2-equivalenten volledig in Nederland wordt opgeslagen;
netto negatieve uitstoot:
situatie waarin de jaarlijkse opslag van broeikasgassen in Nederland hoger is dan
de totale jaarlijkse hoeveelheid emissies van alle door Nederland veroorzaakte broeikasgassen
uitgedrukt in CO2-equivalenten;.
B
Artikel 2, eerste en tweede lid, komen te luiden:
1. Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van het klimaatbeleid gericht op het
onomkeerbaar, zo spoedig mogelijk en zo maximaal mogelijk terugdringen van de emissies
van broeikasgassen om te komen tot een klimaatneutraal Nederland in uiterlijk 2030,
en op het verminderen van emissies in het buitenland, teneinde maximaal bij te dragen
aan het beperken van de wereldwijde opwarming van de Aarde en de verandering van het
klimaat.
2. Teneinde deze doelstelling te bereiken:
a. overschrijden de emissies van broeikasgassen in Nederland het emissiebudget niet;
b. worden de emissies van broeikasgassen in Nederland zo spoedig mogelijk en zo maximaal
mogelijk teruggebracht, waarbij de emissies van broeikasgassen in Nederland minimaal
zijn teruggebracht tot een niveau dat 90% tot 100% lager ligt in 2030 dan in 1990,
en Nederland uiterlijk op 31 december 2030 klimaatneutraal is;
c. wordt na 31 december 2030 beleid gevoerd dat gericht is op een verdergaande vermindering
van de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer, waarbij Nederland vanaf 2030 in
toenemende mate een netto negatieve uitstoot heeft, en
d. wordt beleid gevoerd dat maximaal bijdraagt aan de beperking van emissies die het
gevolg zijn van de productie van goederen die in Nederland worden geïmporteerd.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het klimaatplan bevat tevens:
a. het emissiebudget en het budget dat resteert, een indicatie van het deel daarvan dat
de eerstvolgende vijf jaren zal worden verbruikt en een indicatieve verdeling per
jaar van dat deel over de sectoren die broeikasgassen uitstoten waarbij het principe
wordt gehanteerd dat alle sectoren die broeikasgassen uitstoten ook bijdragen aan
de reductie daarvan en waarbij de aan de sectoren internationale luchtvaart en internationale
scheepvaart toegerekende emissies worden bepaald op basis van de in Nederland geleverde
bunkerbrandstoffen;
b. de maatregelen die worden getroffen zodat de doelstellingen, bedoeld in artikel 2,
worden bereikt;
c. een beschouwing over de meest recente wetenschappelijke inzichten omtrent het beperken
van klimaatverandering;
d. een beschouwing van de ontwikkeling in de technologische mogelijkheden om de emissies
van broeikasgassen te beperken en de daarmee samenhangende inzet van Onze Ministers
op innovatie;
e. een beschouwing van de wereldwijde en Europese ontwikkelingen op het gebied van de
beperking van klimaatverandering voor zover deze relevant zijn voor het Nederlandse
beleid;
f. een beschouwing van de gevolgen die het te voeren klimaatbeleid van de regering heeft
op de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden, de werkgelegenheid
inclusief scholing en opleiding van werknemers, de ontwikkeling van de economie, het
tot stand komen van een eerlijke en betaalbare transitie en voor de betrouwbaarheid
van de energievoorziening;
g. een rapportage over alle emissies van broeikasgassen die in Nederland plaatsvinden,
met inbegrip van de uitstoot van broeikasgassen op grote hoogte en de open zee die
het gevolg zijn van de in Nederland geleverde bunkerbrandstoffen, en de emissiekloof;
h. een rapportage over de emissies van broeikasgassen buiten Nederland die plaatsvinden
bij de productie van goederen die in Nederland worden geïmporteerd, alsmede een beschrijving
van het beleid dat erop is gericht dergelijke emissies of import te beperken;
i. een beschouwing van de alternatieven voor het te voeren klimaatbeleid die redelijkerwijs
in beschouwing dienen te worden genomen, alsmede de effecten van deze alternatieven
voor de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden, en de effecten
op de werkgelegenheid inclusief scholing en opleiding van werknemers, de ontwikkeling
van de economie en het tot stand komen van een eerlijke transitie;
j. een verantwoording van de krachtens onderdeel i beschreven alternatieve maatregelen
die ondanks het in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, beschreven uitgangspunt van
«zo spoedig mogelijk en zo maximaal mogelijk», toch niet worden genomen, en
k. een beschouwing van de effecten van het te voeren klimaatbeleid voor de brede welvaart.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien in het klimaatplan wordt afgeweken van een aanbeveling van de Klimaatcommissie
als bedoeld in artikel 7b, tweede lid, onder a, wordt dit in het klimaatplan uitdrukkelijk
gemotiveerd.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «ten minste eens in de vijf jaren» ingevoegd «en binnen
een jaar na de inwerkingtreding van de Klimaatwet 1.5».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Na de vaststelling van het klimaatplan wordt iedere maand over de voortgang van de
uitvoering gerapporteerd, met uitzondering van de beschouwing van de effecten van
het te voeren klimaatbeleid voor de brede welvaart waarover halfjaarlijks wordt gerapporteerd,
en worden maatregelen genomen als de rapportage daartoe aanleiding geeft in het licht
van de doelstellingen van deze wet.
E
In artikel 5 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde
lid.
F
Artikel 6, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel a wordt voor de puntkomma toegevoegd «afgezet tegen het emissiebudget».
2. Aan onderdeel b wordt voor de komma toegevoegd «afgezet tegen de sectorale emissiebudgetten».
G
Artikel 7, vierde lid, vervalt.
H
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 3A. KLIMAATCOMMISSIE
Artikel 7a
1. Er is een Klimaatcommissie.
2. De Klimaatcommissie bestaat uit een voorzitter en acht andere leden.
3. De Klimaatcommissie vervult haar taken in onafhankelijkheid.
Artikel 7b
1. De Klimaatcommissie heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal
te adviseren over de uitvoering van deze wet en het behalen van de doelstellingen,
bedoeld in artikel 2.
2. De Klimaatcommissie adviseert in ieder geval over:
a. het klimaatplan, waarbij zij Onze Ministers die het aangaat voorafgaand tevens adviseert
over het emissiebudget en de indicatieve verdeling, bedoeld in artikel 3, tweede lid,
onderdeel a;
b. de klimaatnota;
c. de mogelijkheden om met behulp van belastingheffing bij te dragen aan het behalen
van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, en
d. doelstellingen gericht op een netto negatieve uitstoot in Nederland vanaf 2035, met
oplopende ambitie voor de jaren 2040, 2045 en 2050.
3. De Klimaatcommissie kan op verzoek van Onze Ministers die het mede aangaat adviseren
over maatregelen die genomen worden ter uitvoering van het klimaatplan of die in betekenende
mate een effect hebben op het bereiken van de doelstellingen van deze wet, waaronder
voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur. De Klimaatcommissie
zendt een afschrift van het advies aan Onze Ministers.
ARTIKEL II
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juli 2022 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet) (36 169) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan deze wet, wordt in artikel I, onderdeel B, van deze wet, aan artikel 2, tweede
lid, toegevoegd:
Onze Ministers die het aangaat treffen daarnaast passende maatregelen opdat Nederland
voldoet aan de reductieverplichtingen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Europese
klimaatwet en de ter uitwerking daarvan vastgestelde bindende EU-rechtshandelingen.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juli 2022 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet) (36 169) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking is getreden of treedt dan
deze wet, wordt artikel I, onderdeel B, van die wet als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel 1 en onderdeel 2, onder a, vervalt.
b. In onderdeel 2, onder b, wordt «Zij» vervangen door «Onze Ministers die het aangaat».
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Klimaatwet 1.5.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
De Minister voor Klimaat en Energie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.