Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de problemen bij jeugdzorgaanbieder Partners voor Jeugd
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de problemen bij jeugdzorgaanbieder Partners voor Jeugd (ingezonden 22 juni 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 14 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Grote jeugdzorgaanbieder luidt noodklok: kan niet meer
op tijd hulp leveren»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat een van de grootste jeugdzorgorganisaties in Nederland, die
zorg moet dragen voor kinderen met zeer complexe problematiek, dusdanig is vastgelopen
dat deze kinderen niet meer op tijd geholpen kunnen worden?
Antwoord 2
Dat is een zeer zorgelijke ontwikkeling. Ook wij constateren dat te veel kinderen
die kampen met complexe problemen en/of specialistische zorg nodig hebben op wachtlijsten
terecht komen of geen passende zorg ontvangen. Om die reden zijn forse verbeteringen
in de jeugdzorg en het stelsel nodig, inclusief de jeugdbescherming. Alle betrokken
partijen – gemeenten, aanbieders, professionals, cliënten en het Rijk – zijn het daarover
eens. De op 7 september gepubliceerde eindevaluatie van de herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen
onderstreept die noodzaak.
Er zijn dan ook stevige maatregelen nodig: zowel nu maar ook voor de toekomst. Voor
de toekomst is in 2021 een toekomstscenario ontwikkeld, dat de bescherming voor kinderen
en gezinnen, en daarmee het jeugdbeschermingsstel, meer gezinsgericht, eenvoudiger,
lerend en transparanter inricht. Parallel daaraan werken we aan hervormingen in de
jeugdzorg die in nauwe samenhang met het toekomstscenario worden vormgegeven, zodat
beide trajecten elkaar versterken.2 Maar ook in het heden zijn stevige maatregelen nodig. Voor deze maatregelen verwijzen
wij naar de brief die wij u voor Prinsjesdag toegezegd hebben en die gelijktijdig
met de antwoorden op deze Kamervragen aan uw Kamer zijn verzonden. In die brief berichten
wij u ook over de versnelling van het Toekomstscenario. Dit moet bijdragen aan een
snellere verbetering van de jeugdbescherming.
Vraag 3
Bent u van mening dat het de taak van de overheid is om de voortgang, continuïteit
en kwaliteit binnen de jeugdzorgketen te bewaken, te monitoren en te controleren?
Zo ja, kunt u verklaren hoe het heeft kunnen gebeuren dat de vertragingen binnen Partners
voor Jeugd zo groot zijn geworden dat cliënten niet meer binnen de gestelde termijnen
geholpen kunnen worden? Waarom zijn de problemen binnen deze organisatie niet eerder
gesignaleerd en waarom is er niet eerder ingegrepen? Graag een gedetailleerde analyse.
Antwoord 3
In ons decentrale jeugdzorgstelsel zijn de gemeenten primair verantwoordelijk voor
het realiseren van een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod voor jeugdbescherming,
jeugdreclassering en jeugdhulp. De gemeenteraad heeft de taak om het college van BenW
hierop te controleren. Daarnaast houden de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) toezicht op de kwaliteit en tijdigheid
van hulp die aan kinderen wordt gegeven. De Jeugdautoriteit (JA) heeft de taak om
de continuïteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering te
bevorderen. Vanuit de stelselverantwoordelijkheid houdt het Rijk zicht op een goede
uitvoering van de wettelijke taken van de verschillende actoren in het jeugdstelsel.
Daarbij baseert het Rijk zich onder meer op rapportages van de inspecties en de JA.
Indien sprake is van taakverwaarlozing door gemeenten kan het Rijk door middel van
interbestuurlijk toezicht (IBT) toezicht uitoefenen op de uitvoering van de Jeugdwet
door gemeenten.
Vanuit gemeenten, gecertificeerde instellingen (GI’s), JA, en Inspecties heeft het
Rijk de afgelopen tijd zorgelijke signalen ontvangen over de jeugdbeschermingsketen.
Over deze signalen hebben wij u in mei geïnformeerd.3 We hebben aangegeven dat kinderen die bescherming nodig hebben te lang moeten wachtten
op de inzet van jeugdbescherming en specialistische jeugdhulp, als gevolg van onder
meer krapte op de arbeidsmarkt, hoge werkdruk bij de GI’s en de uitstroom van gekwalificeerd
personeel. Om die reden hebben wij diverse maatregelen ingezet, waaronder maatregelen
om te komen tot passende zorg voor de meest kwetsbare kinderen en jongeren en diverse
maatregelen om de werkdruk te verlagen en het ondersteunen van instellingen bij het
realiseren van passende zorg.4
Daarnaast hebben we in de zomer gesprekken in de regio’s gevoerd met de verantwoordelijke
gemeenten en GI’s om tot een regionale en landelijke verbeteraanpak te komen. Aan
deze gesprekken heeft ook Partners voor Jeugd deelgenomen. Op basis van de uitkomsten
van de gesprekken hebben we, samen met de GI’s en gemeenten, extra maatregelen uitgewerkt
die op korte termijn kunnen bijdragen aan een oplossing voor het verminderen van de
werkdruk bij jeugdbeschermers. Met deze extra maatregelen moet de negatieve spiraal
worden doorbroken die noodzakelijk is om de continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming
te borgen. De maatregelen moeten GI’s in staat stellen om binnen afzienbare tijd een
verlaging in werkdruk te realiseren. Voor een overzicht van die maatregelen verwijzen
wij naar de brief die gelijktijdig met de antwoorden aan uw Kamer is verstuurd.
Vraag 4
Wat is uw conclusie ten aanzien van de decentralisatie van de jeugdzorg, die heeft
gezorgd voor versplintering en chaos van en in het zorgaanbod, met als gevolg dat
er binnen gemeenten grote verschillen zijn ontstaan in het aanbod van en de mogelijkheden
binnen de jeugdzorg en dat de wachtlijsten in veel gemeenten zijn opgelopen?
Antwoord 4
Specialistische jeugdhulp, zowel in het vrijwillig-, gedwongen-, civiel- of strafrechtelijk
kader, moet zo georganiseerd zijn dat kwetsbare jeugdigen tijdig passende hulp ontvangen.
Onze inzet is dat de specialistische zorg centraler wordt georganiseerd, zoals afgesproken
in het Coalitieakkoord en nader uiteengezet in de brief «Hervormingen jeugdzorg» die
wij uw Kamer in mei 2022 hebben gestuurd.5 Daartoe hebben we het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen»
in voorbereiding. Dit wetsvoorstel verplicht gemeenten tot regionale samenwerking
bij de inkoop en organisatie van bepaalde vormen van (specialistische) jeugdhulp (waaronder
de specialistische jeugd-ggz), specialistische jeugdhulp in het strafrechtelijk kader,
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Gemeenten dienen hiertoe een gemeenschappelijke
regeling te treffen. Hiermee wordt de versnippering tegengegaan waar GI’s en jeugdhulpaanbieders
mee te maken hebben. Ook zijn we met gemeenten in gesprek over de doorontwikkeling
van het Landelijk Transitie Arrangement om de beschikbaarheid te borgen van hoog specialistische,
vaak landelijk gecontracteerde vormen van jeugdhulp, waaronder jeugdhulp in het strafrechtelijk
kader.
We werken toe naar sterke en congruente regio’s die de regionale inkoop van specialistische
zorg voor jeugdigen goed kunnen organiseren. We signaleren dat een aantal jeugdregio’s
te klein is om bepaalde vormen van specialistische jeugdhulp goed te kunnen regelen.
Minder regio’s en meer congruentie in buitengrenzen van regio’s is daarom gewenst.
Op dit moment zijn wij hierover met betrokken partijen in gesprek. Afspraken hierover
worden in de hervormingsagenda jeugd vastgelegd.
Daarnaast ondersteunen we gemeenten en aanbieders in hun regionale verantwoordelijkheid
voor de aanpak van wachttijden. Samen met de VNG hebben we het Ondersteuningsteam
Zorg voor de Jeugd (OZJ) opdracht gegeven in samenwerking met het Ketenbureau i-Sociaal
Domein inzicht en overzicht van regionale wachttijden te creëren. Hierbij wordt zoveel
mogelijk gebruik gemaakt van bestaande data en inzichten. De aanpak van het OZJ is
een combinatie van 1: data-analyse; 2: een structurele aanpak naar onderliggende oorzaken;
en 3: specifieke ondersteuning van regio’s. Uw Kamer is hierover in maart 2022 nader
geïnformeerd.6
Vraag 5 en 6
Kunt u uitleggen waarom er per gemeente zulke grote verschillen zijn in het beschikbare
zorgaanbod en er sprake is van een «aanbestedingscircus»?
Kunt u verklaren waarom veel gemeenten niet goed in staat te zijn te anticiperen op
de zorgvraag en niet de juiste contracten met zorgaanbieders weten te sluiten?
Antwoord 5 en 6
Volgens de Jeugdwet hebben de gemeenten de verantwoordelijkheid om te zorgen voor
een tijdig kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp. Het is aan
gemeenten om de behoefte aan jeugdzorg van jeugdigen in te schatten, een beeld te
verkrijgen van het aanbod van zorg in de markt, om hier vervolgens met de juiste inkoopstrategie
in te voorzien. Om de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg te borgen is meer
samenwerking tussen gemeenten, jeugdhulpaanbieders en GI’s nodig. De onzorgvuldig
vormgegeven marktwerking in sommige delen van de jeugdhulp zorgt voor perverse prikkels
die tot onnodige administratieve lasten leiden en bijgesteld moeten worden. Een belangrijke
stap daartoe is het wetsvoorstel «Maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en
Wmo 2015» dat uw Kamer in april 2022 heeft aanvaard. Dit wetsvoorstel helpt gemeenten
om eenvoudiger aan te besteden. Daarnaast maakt het wetsvoorstel het aantrekkelijk
om de inkoopmethode open house minder vaak te gebruiken. Deze inkoopmethode kan leiden
tot een groot aantal aanbieders waarop gemeenten nauwelijks kunnen sturen. Op dit
moment onderzoeken wij een mogelijke begrenzing van open house.
Verder ondersteunen wij vanuit het Ketenbureau i-Sociaal Domein gemeenten om goed
geïnformeerd en voorbereid in te kunnen kopen, bijvoorbeeld met een basisleergang
Inkoop Jeugdwet met verschillende producten en opleidingen.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoe lang de «noodoplossing» van het niet meer op volgorde afwerken
van de wachtlijsten om de meest complexe gevallen voorrang te geven volgens u acceptabel
is en wat de te verwachten nevenschade hiervan zal zijn?
Antwoord 7
Wij vinden het van groot belang dat – ook wanneer een kind of jongere niet direct
geholpen kan worden – hun veiligheid te allen tijde is geborgd. We zien dat GI’s soms
overgaan tot het inzetten van wachtlijstbeheer wanneer kinderen door capaciteitsgebrek
niet tijdig geholpen kunnen worden. Op basis van een risicotaxatie wordt bepaald welke
kinderen het meest urgent zijn en als eerste geholpen dienen te worden. Daarbij worden
ook afspraken gemaakt op welke wijze de veiligheid van het kind gemonitord wordt als
hij/zij niet direct geholpen kan worden, zodat de GI onverwijld kan ingrijpen als
de situatie daartoe aanleiding geeft. Ook kunnen al afspraken gemaakt worden over
het inzetten van noodzakelijke jeugdhulp.
De GI’s hebben inmiddels – zoals aangekondigd in onze brief «Hervormingen jeugdzorg»
van mei 20227 – één landelijk handelingsperspectief ontwikkeld voor het omgaan met wachtlijsten
voor alle GI’s. Vanuit het Rijk volgen we deze ontwikkeling op de voet en zullen daar
ook voorwaarden aan verbinden. In de brief die gelijktijdig aan uw Kamer is verzonden,
informeren we u over alle te nemen maatregelen om op korte termijn de werkdruk in
de jeugdbescherming te verminderen, waaronder het handelingsperspectief.
Vraag 8
Kunt u aangeven wat er ondertussen gebeurd is met de brandbrief van de Raad voor de
Kinderbescherming en jeugdzorgorganisaties8 van vorige maand aan de Tweede Kamer, inzake het feit dat een derde van de kinderen
die onder toezicht worden gesteld veel te lang moet wachten op passende hulp?
Antwoord 8
Ondanks alle inspanningen in de afgelopen periode, is er op korte termijn meer nodig
om ervoor te zorgen dat alle kinderen de hulp en bescherming krijgen die ze verdienen.
Zoals uiteengezet in onze brief «Hervormingen jeugdzorg» van mei 2022, sturen we aan
op twee sporen: maatwerk binnen de regio en intensivering van de landelijke aanpak.
Deze aanpak is ook relevant in het kader van de brandbrief van de Raad voor de Kinderbescherming
en jeugdzorgorganisaties. Verder verwijzen we naar de bij vraag 3 beschreven ontwikkeling
van een regionale en aanvullende landelijke aanpak (zie onder), waarover we u nader
informeren in de brief die gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer is verstuurd.
Vooruitlopend op de maatregelen die we in bovengenoemde brief m.b.t. jeugdbescherming
hebben opgenomen, hebben wij u in de brief «Hervormingen jeugdzorg» van mei 2022 al
aangekondigd enkele regio-overstijgende zaken aan te pakken in een landelijke aanpak.
Dit omvat onder andere:
Het opzetten van een begeleide stimuleringsregeling om zijinstroom binnen de jeugdbescherming
te bevorderen;
Het ontwikkelen van een kwaliteitskader en prestatiebeschrijvingen voor jeugdbeschermingsmaatregelen
in samenwerking met gemeenten en sectorpartijen;
Het faciliteren van de inventarisatie van succesfactoren die uit de regio’s worden
opgehaald en gericht zijn op het verminderen van werkdruk en het behoud van medewerkers
bij de GI’s;
De ondersteuning van de sector in een arbeidsmarktaanpak, gericht op het aantrekken
en behoud van personeel door o.a. het ontwikkelen van campagnes die het imago van
de jeugdbescherming verbeteren.
Deze vier acties zullen naar verwachting in het vierde kwartaal van 2022 gereed zijn.
Vraag 9
Welke stappen zijn er ondernomen om ervoor te zorgen dat kinderen en ouders sneller
geholpen worden? Graag een uitgebreid antwoord.
Antwoord 9
In de beantwoording van vraag 3, 4 en 8 hebben wij reeds diverse maatregelen benoemd
die we op korte termijn nemen om kinderen en ouders sneller en beter te helpen.
Voor de lange termijn moeten de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en
gezinsbescherming voor het jeugdbeschermingsstelsel zorgdragen dat gezinnen en kinderen
beter en sneller geholpen worden. Op dit moment zijn wij in gesprek met de partners
van de zogenoemde vijfhoek gemeenten (naast het Rijk en VNG, professionals, cliënten
en jeugdhulpaanbieders) om te komen tot een Hervormingsagenda Jeugd. Streven is dat
deze agenda dit najaar gereed is.
Het toekomstscenario moet leiden tot een meer gezinsgericht, eenvoudiger, lerend en
transparanter jeugdbeschermingsstelsel, waarin de rechtsbescherming gewaarborgd is.
Wij verwijzen naar onze brief «Hervormingen jeugdzorg» voor een nadere toelichting
op het toekomstscenario.9 In de brief die gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer zijn verstuurd, informeren
we u over de wijze waarop we de invoering van het toekomstscenario gaan versnellen.
Vraag 10
Kunnen wij concluderen dat de decentralisatie van de jeugdzorg heeft geresulteerd
in een toename van gezinssituaties die dusdanig hoog oplopen dat het «laatste redmiddel»
van uithuisplaatsing van een kind nodig is? Zo ja, wat is hier de oorzaak van?
Antwoord 10
Sinds de decentralisatie van de jeugdzorg is het aantal jongeren met een maatregel
voor kinderbescherming (ondertoezichtstelling en voogdij) die op een bepaald moment
jeugdhulp met verblijf ontvangen (uithuisplaatsing), gedaald van 14.945 kinderen op
31 december 2015 tot 13.170 kinderen op 31 december 2021. Dat blijkt uit cijfers van
het CBS over het aantal kinderen dat op 31 december van elk jaar jeugdhulp met verblijf
krijgt. Hierin zitten ook plaatsingen van kinderen in het netwerk van gezinnen.
Als alleen gekeken wordt naar het aantal OTS-en (bij voogdij is nagenoeg altijd sprake
van jeugdhulp met verblijf) dan zien we ook daar een daling in het aantal kinderen
die op een bepaald moment jeugdhulp met verblijf ontvangen; van 7.300 kinderen op
31 december 2015 naar 5.615 kinderen op 31 december 2021. Er is niet alleen sprake
van een daling in absolute aantallen, maar ook in relatieve aantallen (als percentage
van het aantal kinderen met een maatregel voor OTS dat jeugdhulp met verblijf heeft).
In relatieve zin gaat het om een daling van 34% op 31 december 2015 naar 25% op 31 december
2021.
Op grond van deze gegevens kunnen wij dan ook niet concluderen dat er een toename
zou zijn van het aantal uithuisplaatsingen in de jeugdbescherming sinds de decentralisatie.
Vraag 11
Wat gaat u doen om de werk- en regeldruk in de jeugdzorgketen te verminderen? Zijn
hier al concrete plannen voor? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 11
De tijd die hulpverleners te veel in administratie steken, moet naar zorg voor kinderen.
Onze inzet is om stevige stappen te zetten naar een veel eenvoudigere uitvoeringspraktijk
waarbij administratieve lasten worden verminderd. Daartoe zetten we diverse stappen,
zoals nader uiteengezet in onze brief «Hervormingen jeugdzorg» van mei 2022.10
Zo is bijvoorbeeld de wet Maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015
op 1 juli 2022 in werking getreden. Deze wet helpt gemeenten om eenvoudiger aan te
besteden. Verder blijft het Ketenbureau i-Sociaal Domein gemeenten ondersteunen met
handreikingen, opleidingen en ondersteuning op maat, omdat inkopen kennis en expertise
vereist.
Met het Ketenbureau i-Sociaal Domein en met gemeenten en aanbieders verkennen we op
dit moment concrete mogelijkheden om de uitvoeringspraktijk drastischer te vereenvoudigen
door verdergaande standaardisatie van de drie uitvoeringsvarianten (inspannings-,
output- en taakgericht) en de bijbehorende sturing en verantwoording uit te werken.
Vraag 12
Heeft u een concreet noodplan om Partners voor Jeugd op de korte termijn overeind
te houden, zolang er geen structurele oplossingen voor de hele jeugdzorgketen geïmplementeerd
worden? Zo ja, wat behelst dit plan?
Antwoord 12
De continuïteit van de jeugdzorgketen staat onder druk en dat is nadrukkelijk een
gedeelde verantwoordelijkheid. Oplossingen voor deze problematiek vragen extra inspanningen
van het Rijk, gemeenten en GI’s. In de brief die gelijktijdig met de antwoorden aan
uw Kamer is verstuurd, informeren we u over welke maatregelen genomen worden om de
druk op de jeugdbeschermingsorganisaties – waaronder Partners voor Jeugd – op korte
termijn te verlagen. We verwijzen daarbij naar onze beantwoording van vraag 3, 4 en
8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.