Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Slootweg over het bericht dat fors meer kinderen zich in Nederland in hun eentje voor asiel melden
Vragen van het lid Slootweg (CDA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat fors meer kinderen zich in Nederland in hun eentje voor asiel melden (ingezonden 11 augustus 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 12 september
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3828.
Vraag 1
Kent u het bericht «Fors meer kinderen melden zich in Nederland in hun eentje voor
asiel»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u al inzicht in wat de reden is dat er in Nederland zich fors meer kinderen
melden voor asiel?
Antwoord 2
Naar aanleiding van een toename van het aantal asielverzoeken door alleenstaande minderjarige
vreemdelingen is de instroom van amv’s geanalyseerd2. Deze analyse is in juni 2022 gepubliceerd. Uit de analyse blijkt een waaier aan
redenen en omstandigheden voor amv’s om naar Europa en uiteindelijk Nederland te reizen,
die mogelijk bijdragen aan de toename. Eén van de vaak genoemde redenen is gezinshereniging.
Voor een deel van de amv’s geldt dat Nederland geen actieve keuze was.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat de «nareisprocedure», het proces voor gezinshereniging, «soms» gemakkelijker
is wanneer een kind asiel aanvraagt, zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
aangeeft? Wanneer gaat dat «soms» op?
Indien dit zo is, wordt er dan niet een mogelijkheid gecreëerd dat er een inhumane
prikkel ontstaat om een minderjarige vooruit te sturen om hierdoor een asielstatus
te verkrijgen? Is dit in uw ogen wenselijk? En indien dit niet wenselijk is, hoe denkt
u dat dit kan worden ondervangen?
Antwoord 3 en 4
Het recht op nareis en het bijbehorende beleid zijn gelijk voor kind en ouder. Dat
wil zeggen dat er geen verschil bestaat wanneer de aanvraag wordt ingediend door een
amv voor zijn of haar ouders, of wanneer de aanvraag wordt ingediend door een ouder
voor zijn of haar kinderen. Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids-
of uitvoeringsregels die aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte
van wanneer de aanvraag andersom zou zijn ingediend. De Europese regels over het bepalen
bij welke EU-lidstaat de verantwoordelijkheid berust voor de inhoudelijke behandeling
van een asielverzoek voor een alleenstaande minderjarige verschillen wel ten opzichte
van de regels voor andere asielzoekers. Zo kan, ingevolge de EU-Dublinverordening,
een alleenstaande minderjarige door de lidstaat waar deze zich ophoudt niet worden
teruggestuurd naar de lidstaat waar deze de EU onrechtmatig is ingereisd noch naar
de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend, tenzij zijn gezins/familieleden
zich daar wettig ophouden en de overdracht in diens belang zou zijn.
In de meeste landen om ons heen geldt een gezinsherenigingsbeleid dat in grote lijnen
vergelijkbaar is, omdat dit is gestoeld op internationale en Europese regelgeving.
Op nationaal niveau kunnen beleidsregels zijn neergelegd die afwijken van het Nederlandse
nareisbeleid en daarin nadeliger ten opzichte van Nederland zijn. Zo kan het in sommige
andere lidstaten bijvoorbeeld lastiger zijn om een nareisaanvraag in te dienen voor
personen met een subsidiaire beschermingsstatus of zijn de gunstige nareisvoorwaarden
niet van toepassing op jongvolwassen gezinsleden. Voor zover bekend echter, is in
geen van de ons omringende landen beleid van kracht dat amv’s ten opzichte van volwassen
aanvragers zou benadelen, waardoor een gezinsherenigingsaanvraag in Nederland indienen
gunstiger zou zijn voor een amv.
Vraag 5
Kan het tegengaan van een inverse prikkel om kinderen vooruit te sturen in verband
met een gemakkelijkere nareisprocedure worden aangepast door beleid aan te passen?
Of dienen hiervoor wetten te worden aangepast?
Antwoord 5
Minderjarigen die alleen naar Europa reizen, zijn extra kwetsbaar en ik acht dit dan
ook onwenselijk. Echter, niet voor alle minderjarigen geldt dat zij vooruit gestuurd
worden. Er zijn immers ook minderjarigen die hun eigen vluchtredenen hebben.
Gezinshereniging kan een van de redenen zijn om in Nederland asiel aan te vragen.
De perceptie die onder amv’s en hun gezinsleden van het gezinsherenigingsbeleid bestaat,
hoeft daarbij niet aan te sluiten bij het werkelijke beleid. Er is immers niet daadwerkelijk
sprake van een beleidsmatige reden om als amv in plaats van als ouder de hereniging
aan te vragen. Het is daarmee eveneens de vraag of een beleidsaanpassing voor nareis
het door u beoogde effect zou hebben.
Daarnaast geldt dat, omdat er geen begunstigend beleid voor specifiek amv’s van kracht
is, een aanpassing van het nareisbeleid die gericht zou zijn op het ontmoedigen van
het vooruit sturen van kinderen, een benadeling van de amv zou betekenen. Dit druist
in tegen het uitgangspunt om het belang van juist de minderjarige vreemdeling zwaar
mee te wegen en gaat voorbij aan het gegeven dat het, vooruitgestuurd of niet, alleenstaande
minderjarige vreemdelingen betreft van wie is vastgesteld dat zij asielbescherming
behoeven.
Ten aanzien van de afwijkende Dublinregels voor alleenstaande minderjarigen, zoals
kort geschetst in het antwoord op vraag 3 en 4, heeft de Europese Commissie in haar
voorstel voor een nieuwe Dublinverordening (de ontwerpverordening asiel- en migratiebeheer
van september 2020) voorgesteld dat een alleenstaande minderjarige in beginsel wel
zou kan worden teruggestuurd naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft
ingediend. Het kabinet steunt deze aanpassing.
Vraag 6
Zijn er Europees rechterlijke uitspraken die het onmogelijk maken dat beleid en regelgeving
worden aangepast om een gemakkelijkere nareisprocedure door het vooruitsturen van
een kind tegen te gaan?
Antwoord 6
Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die
aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag
andersom zou zijn ingediend. Het HvJEU en het EHRM wijzen in hun jurisprudentie regelmatig
op het bijzondere belang van alleenstaande minderjarigen. In het arrest van het Hof
van Justitie van 13 maart 20193 bijvoorbeeld benadrukt het Hof het in de Gezinsherenigingsrichtlijn bepaalde uitgangspunt
dat de lidstaten gezinshereniging moeten begunstigen en in het bijzonder rekening
dienen te houden met het belang van de betrokken minderjarige kinderen. Zie ook Ghatet
t. Zwitserland4 en Tuquabo-Tekle t. Nederland5 waarin het EHRM in het kader van gezinshereniging oordeelde dat bij alle beslissingen
betreffende kinderen de belangen van het kind voorop moeten staan.
Daarnaast benadrukt het EHRM dat lidstaten zorg moeten dragen voor amv’s wanneer deze
op hun grondgebied zijn. Zie bijvoorbeeld Khan t. Frankrijk6 en Rahimi t. Griekenland7 waarin het Hof oordeelde dat amv’s behoren tot de «categorie van de meest kwetsbare
personen in de samenleving», en dat het de plicht van de Staat is hen te beschermen
en te verzorgen door het nemen van passende maatregelen.
Vraag 7
Zijn er uitspraken van de Raad van State die het onmogelijk maken dat beleid en regelgeving
wordt aangepast om een gemakkelijkere nareisprocedure door het vooruitsturen van een
kind tegen te gaan?
Antwoord 7
Er gelden binnen het gezinsherenigingsbeleid geen beleids- of uitvoeringsregels die
aanvragen van ouders voor hun kinderen benadelen ten opzichte van wanneer de aanvraag
andersom zou zijn ingediend. Ook de Raad van State wijst in haar jurisprudentie regelmatig
op het bijzondere belang van alleenstaande minderjarigen. In een uitspraak van 26 januari
20228 bijvoorbeeld wordt dit belang en de weging die hier binnen het nareiskader bij dient
te horen, uiteengezet.
Vraag 8
Klopt het dat de Raad van State heeft aangegeven dat Nederland minderjarige asielzoekers
niet terug mag sturen naar Griekenland, in het kader van de Dublin afspraken, omdat
de voorzieningen voor deze groep in dat land onvoldoende zijn?
Antwoord 8
Zoals al uiteengezet in het antwoord op de vragen 3 en 4 is het binnen de huidige
de EU-Dublinverordening niet mogelijk een alleenstaande minderjarige asielzoeker terug
te sturen naar de lidstaat waar deze eerder een asielverzoek heeft ingediend, tenzij
zich daar verwanten wettig ophouden en de overdracht in zijn belang zou zijn. In opvolging
van Europese en nationale rechterlijke uitspraken over de asiel- en opvangsituatie
in Griekenland vinden er, ondanks de daartoe strekkende Aanbeveling (EU) 2016/2256
(Pb 2016, L 340) van 8 december 2016 van de Europese Commissie, geen overdrachten
plaats van andere asielzoekers aan dat land.9 Samen met andere lidstaten spoort het kabinet de Europese Commissie dan ook aan om
een concreet plan te presenteren om Dublintransfers naar Griekenland weer volledig
te hervatten.
Vraag 9
Zijn er nog andere EU-landen waar Nederland minderjarige asielzoekers niet naar terug
mag sturen wanneer ze daar als eerste asiel hebben aangevraagd, omdat de voorzieningen
daar ontoereikend zijn?
Antwoord 9
Naar aanleiding van uitspraken van de Raad van State kunnen op dit moment, zonder
nader onderzoek naar de omstandigheden waarin zij terecht komen, geen Dublinclaimanten,
waaronder ook minderjarigen, worden overgedragen aan Malta10, Kroatië11 en Hongarije12.
Vraag 10
Kennen onze omringende landen ook dit verschijnsel dat er fors meer kinderen zich
melden voor asiel?
Antwoord 10
Uit de analyse waarnaar wordt verwezen in mijn antwoord op vraag 2 blijkt dat zowel
het aandeel van amv’s in de totale asielinstroom als de absolute instroom van amv’s
is toegenomen in de hele EU gedurende het jaar 202113. Daarbij valt op dat in België en Duitsland in 2021 ook een stijging valt waar te
nemen in de instroom van amv ten opzichte van 2020. Dit geldt ook voor Italië, Spanje,
Zwitserland en met name Oostenrijk. Voor Denemarken en Zweden geldt dat daar geen
stijging valt waar te nemen.
Vraag 11
Wijkt het beleid in Nederland voor het verlenen van een asielstatus af van landen
als België, Duitsland, Denemarken, Zweden en Oostenrijk? Zo ja, waarin wijkt het af?
Antwoord 11
Binnen de Europese Unie zijn de lidstaten gebonden aan meerdere bindende richtlijnen
en verordeningen. Denemarken is hier vanwege zijn opt-out niet aan gebonden, maar
is net als de andere EU-lidstaten wel gebonden aan het Vluchtelingenverdrag en internationale
mensenrechtenverdragen.
De basis van het asielbeleid is daarmee gelijk in deze landen. De interpretatie van
het internationaal recht en bijvoorbeeld de duiding van een feitelijke situatie in
een land van herkomst kunnen wel per lidstaat verschillen. Verschillen in asielbeleid
kunnen daarom op meerdere aspecten zien, zoals bijvoorbeeld het landgebonden asielbeleid
dat landen ten aanzien van specifieke nationaliteiten kunnen voeren. Verdere harmonisatie
van het beleid dat lidstaten voeren is gewenst, ook om potentiële inverse prikkels
te voorkomen. Buiten de juridische kaders wordt harmonisatie in beleid en uitvoering
gestimuleerd middels het EUAA, waaraan Nederland actief deelneemt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.