Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over het oordeel van het College voor de rechten van de mens van 23 mei 2022 over de taaleis van de Haagse Hogeschool
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het oordeel van het College voor de rechten van de mens van 23 mei 2022 over de taaleis van de Haagse Hogeschool (ingezonden 25 juli 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 12 september
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3737.
Vraag 1
Bent u bekend met het oordeel van het College voor de rechten van de mens van 23 mei
2022 over de taaleis van de Haagse Hogeschool?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het ook volstrekt legitiem dat een instelling voor hoger onderwijs die topkwaliteit
wil leveren de eis stelt van uitstekende taalbeheersing in de Nederlandse taal voor
functies waarin curriculumontwikkeling en afstemming met allerlei Nederlandse partners
een belangrijke rol spelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
In het algemeen vind ik het legitiem en ook wenselijk dat een instelling voor hoger
onderwijs bevordert dat haar medewerkers de Nederlandse taal uitstekend beheersen
wanneer het voor een functie noodzakelijk is. Of dit noodzakelijk is kan verschillen
tussen functies. Het College voor de rechten van de mens heeft in dit geval geoordeeld
dat de Haagse Hogeschool «niet heeft aangetoond dat het voor alle op dat moment opengestelde
vacatures noodzakelijk was om een taaleis te stellen, laat staan dat het voor alle
vacatures noodzakelijk was dat dit taalvaardigheidsniveau uiteindelijk uitstekend
zou moeten zijn».
Vraag 3
Is het naar uw mening wenselijk als er een cultuur ontstaat waarin instellingen zoveel
mogelijk moeten beknibbelen op de Nederlandse taal omdat anders personen die niet
aan de geobjectiveerde eisen voldoen zich gegriefd kunnen voelen? Is de samenleving
erbij gebaat als we in een neerwaartse spiraal komen waarin kwalificaties als redelijk
of voldoende in plaats van uitstekend de voorkeur verdienen om niet met juridische
oordelen om de oren geslagen te worden?
Antwoord 3
Ik juich het toe dat instellingen voor hoger onderwijs hoge eisen stellen aan hun
werknemers, ook waar het de taalbeheersing betreft. Daarnaast horen de instellingen
personen gelijk te behandelen ongeacht hun godsdienst, levensovertuiging, politieke
gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
De samenleving is erbij gebaat dat een onafhankelijk, nationaal instituut zich buigt
over gevallen waarbij die eisen op gespannen voet staan met gelijke behandeling en
daarover een oordeel geeft. Dat is hier ook gebeurd. De instelling is gevraagd beter
te motiveren voor welke functies deze eis daadwerkelijk noodzakelijk is.
Vraag 4
Onderkent u dat het voor instellingen een behoorlijke administratieve belasting kan
worden als ze per functie uitgebreid moeten gaan aantonen dat basale uitgangspunten
als een uitstekende beheersing van de Nederlandse taal echt noodzakelijk zijn? Vindt
u ook dat de instelling behoorlijk haar best gedaan heeft om intern uit te leggen
dat er ook voor de klagers perspectief bestond bij sollicitatie?
Antwoord 4
Van instellingen voor hoger onderwijs mag verwacht worden dat zij vacatures met zorg
opstellen. Het College heeft zich een oordeel gevormd over de wijze waarop de Haagse
Hogeschool dit heeft gedaan. Ik maak uit het oordeel van het College onder andere
op dat de hogeschool zich heeft ingespannen om eventuele drempels weg te nemen voor
sollicitanten, bijvoorbeeld door een ontwikkelperspectief te bieden voor sollicitanten
voor wie de taalbeheersing in het Nederlands nog niet voldoende is. Het is sowieso
goed dat de hogeschool dat aanbod doet.
Vraag 5
Hoe stimuleert u dat ook het excelleren in de Nederlandse taal over de volle breedte
van het hoger onderwijs als kwaliteitskenmerk wordt gezien? Bent u bereid hierover
met de sectororganisaties in gesprek te gaan?
Antwoord 5
De kwaliteitseisen die de overheid stelt aan opleidingen in het hoger onderwijs zijn
vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en nader
uitgewerkt in het accreditatiekader van de NVAO. Uw Kamer heeft met de Wet accreditatie
op maat (2018) ingestemd om bij de kwaliteitsbeoordelingen niet langer oordelen als
goed en excellent te hanteren. Het is aan de instellingen zelf om keuzes te maken
waarin zij wensen te excelleren. Ik zie geen aanleiding om daarover nu met de sectororganisaties
in gesprek te gaan. Wel heb ik onlangs aangekondigd met de koepels een verkenning
te doen naar de toekomst van het hoger onderwijs. In die verkenning zal ook aandacht
zijn voor de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.