Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over het UBO-register
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Financiën over het bericht «Financiën moet snel duidelijkheid geven over regels UBO» (ingezonden 8 juli 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Ministers van Justitie en Veiligheid
en van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 12 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met bericht «Financiën moet snel duidelijkheid geven over regels UBO»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Klopt het dat de Kamer van Koophandel aankijkt tegen een stuwmeer van aanmeldingen
en dat er te weinig capaciteit is om de achterstanden op korte termijn in te lopen?
Is hier vooraf voldoende op ingespeeld, aangezien de ervaring leert dat voldoen aan
een dergelijke regel uitgesteld wordt tot een laatste moment door inwoners of bedrijven?
Wanneer verwacht u dat de achterstanden zijn ingelopen? Welke mogelijkheden ziet u
om dit proces te versnellen?
Antwoord 2 en 3
Het UBO-register is op 27 september 2020 in werking getreden. Vanaf die datum hebben
alle reeds bestaande juridische entiteiten 18 maanden, tot 27 maart jl., gehad om
de UBO’s te registreren. In deze periode van 18 maanden zijn diverse inspanningen
verricht om juridische entiteiten tot registratie te bewegen, waaronder een tweetal
directe aanschrijvingen met de oproep te registreren. Zoals onder meer aangegeven
in de Kamerbrief van 14 april jl. over de stand van zaken van het UBO-register2 hebben desalniettemin veel entiteiten tot het allerlaatste moment gewacht met het
doen van opgave. Dit heeft een omvangrijke piek in opgaven veroorzaakt, met tijdelijk
langere verwerkingstijden tot gevolg. De Kamer van Koophandel (KVK) is momenteel deze
piek aan het verwerken. De KVK heeft de capaciteit voor het verwerken van opgaven
maximaal uitgebreid en verwerkt op dit moment ongeveer 25.000 opgaven per week. De
KVK heeft naar verwachting begin september de meeste opgaven die gedaan zijn voor
en op de deadline van 27 maart 2022 verwerkt. Echter ook in de weken na de deadline
zijn nog relatief veel opgaven binnengekomen. De huidige verwachting is dat de opgaven
die in de weken na de deadline zijn binnengekomen eind oktober is verwerkt. Uiteraard
houd ik, in nauw overleg met de KVK, in de gaten of er geen nieuwe pieken ontstaan
en of de taak waar de KVK voor gesteld staat, uitvoerbaar blijft. Als laatste merk
ik op dat juridische entiteiten die nieuw worden opgericht geen hinder van langere
verwerkingstijden ondervinden. Ze dienen direct bij oprichting de UBO’s op te geven
en dit wordt door middel van een separaat proces afgehandeld.
Gelet op de bijgestelde verwachting dat de werkvoorraad medio oktober zal zijn weggewerkt,
is richting alle betrokkenen op 22 juli jl. een verlenging aangekondigd van de tijdelijke
regeling omtrent hoe om te gaan met ontbrekende registraties in het UBO-register.
Kort gezegd houdt deze in dat meldingsplichtige instellingen bij een ontbrekende registratie
in het UBO-register tijdelijk kunnen volstaan met de vaststelling dat de client opgave
heeft gedaan met daarbij de uitleg welke gegevens en documentatie zijn opgegeven.
Dit voorkomt dat de tijdelijke piek in verwerkingstijden zou leiden tot een belemmering
voor het aangaan van een zakelijke relatie. Deze regeling gold aanvankelijk tot 1 september
2022, maar dat is verlengd naar 1 januari 2023. Hierbij is bewust voor een langere
termijn gekozen dan naar verwachting nodig zal zijn om voldoende duidelijkheid te
bieden. De verlenging is aan een brede groep toezichthouders en (brancheorganisaties
van) meldingsplichtige instellingen gecommuniceerd. De regeling zelf is eerder al
gecommuniceerd in onder meer de Kamerbrief van 14 april jl. over de stand van zaken
van het UBO-register.
Vraag 4, 5 en 6
Hoe is het volgens u mogelijk dat er in deze fase nog strijd is over de juiste toepassing
van de regels die voortvloeien uit het UBO-register? Is de Verenigde Betaalinstellingen
Nederland (VBIN) niet vooraf betrokken?
Kunt u definitieve duidelijkheid bieden over de vraag of inschrijving in het UBO-register
alleen een extra controlemiddel voor financiële instellingen is of een dwingende regel
om toegang tot financiering of het betalingsverkeer te verkrijgen?
Mogen ondernemingen en vrijwilligersorganisaties worden uitgesloten van een betaalrekening
op basis van het ontbreken van een UBO-inschrijving?
Antwoord 4, 5, 6
Artikel 4, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme (Wwft) bepaalt dat een meldingsplichtige instelling bij het aangaan van
een nieuwe zakelijke relatie met een cliënt dient te beschikken over een bewijs van
inschrijving in het Handelsregister en daarbij dient vast te stellen of de UBO’s in
het Handelsregister zijn opgenomen. In de memorie van toelichting wordt bij artikel
4, tweede lid, aangegeven dat dit artikel de verplichting bevat «voor een instelling die een nieuwe zakelijke relatie wil aangaan om, voordat zij deze
relatie aan kan gaan, te beschikken over een bewijs van registratie van de uiteindelijk
belanghebbende van de cliënt uit het register.» Daarbij wordt verwezen naar artikel 14, eerste lid, van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn.
Deze bepaalt dat meldingsplichtige instellingen bij het aangaan van een nieuwe zakelijke
relatie met een registratieplichtige juridische entiteit een bewijs van registratie
of een uittreksel uit het UBO-register dienen te verzamelen. Als een juridische entiteit
niet aan de registratieplicht heeft voldaan, kan de meldingsplichtige instelling niet
aan de meldingsplicht voldoen. De interpretatie van de Wwft is derhalve conform de
richtlijn, namelijk dat het niet beschikken over UBO-informatie uit het handelsregister
een belemmering oplevert voor het aangaan van een nieuwe zakelijke relatie. Overigens
verbindt de wet geen consequenties aan een ontbrekende registratie voor zover het
een bestaande zakelijke relatie betreft. In dat geval zal de meldingsplichtige instelling zelf
de afweging dienen te maken of en welke consequenties deze verbindt aan het feit dat
een client niet aan een wettelijke plicht voldoet.
Voor wat betreft de mate van bekendheid van deze regelgeving en de betrokkenheid van
de sector geldt dat de wet in 2020 in werking is getreden en onder meer is geconsulteerd.
Daarbij geldt dat de gevolgen van een ontbrekende registratie voor meldingsplichtige
instellingen voorafgaand aan het verstrijken van de registratiedeadline van 27 maart
2022 expliciet onder de aandacht is gebracht bij diverse brancheorganisaties en toezichthouders.
Ook is hier kort na de deadline in de genoemde Kamerbrief van 14 april jl. expliciet
aandacht aan besteed. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 2 en 3, is evenwel
een tijdelijke regeling aangekondigd om te voorkomen dat deze bepaling in het licht
van de huidige piek in verwerkingstijden zou leiden tot onevenredige verstoring van
nieuwe dienstverlening.
Vraag 7
Zijn de regels voor de financiële sector om te controleren of (potentiële) klanten
bonafide zijn niet al voldoende?
Antwoord 7
Het UBO-register, inclusief bovengenoemde bepalingen, volgt uit de gewijzigde vierde
anti-witwasrichtlijn. Het speelt een belangrijke rol in de aanpak van witwassen en
terrorismefinanciering. Daarnaast beschermt het instellingen tegen malafide klanten.
Meldingsplichtige instellingen zijn verplicht om cliëntenonderzoek te doen en in dat
kader de UBO’s vast te stellen. Het UBO-register fungeert hierbij als een belangrijk
hulpmiddel. Meldingsplichtige instellingen mogen echter niet enkel op het UBO-register
vertrouwen. Daarbij dienen zij en bevoegde autoriteiten discrepanties tussen de gegevens
waarover zij beschikken en het UBO-register te melden bij de KVK. Dit «terugmeldmechanisme»
helpt de kwaliteit en daarmee de effectiviteit van het UBO-register verbeteren.
Vraag 8
Welke stappen neemt u om duidelijkheid te bieden aan de sector en aan ondernemingen
en andere entiteiten, zodat iedereen weet wat de regels zijn, hoe deze moeten worden
toegepast en wat de consequenties zijn van het niet voldoen aan de regels?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 4, 5 en 6 is de wetgeving reeds in 2020
in werking getreden, en volgt deze uit de in 2018 gewijzigde vierde-anti-witwasrichtlijn.
Daarnaast is op diverse wijzen aandacht besteed aan de gevolgen van ontbrekende registraties
in het UBO-register. Zowel vanuit de rijksoverheid als vanuit de Kamer van Koophandel
is op verschillende wijzen in communicatie over het register voorzien. Daarnaast vinden
sinds de start van het register periodieke overleggen met belanghebbenden plaats,
waaronder gebruikers, Wwft-instellingen, ondernemingen en anbi’s.
Daarnaast is er in bredere zin informatie beschikbaar ten behoeve van de toepassing
van de anti-witwaswetgeving. Om meldingsplichtige instellingen behulpzaam te zijn
bij de toepassing van de wettelijke verplichtingen uit de Wwft, publiceren het Ministerie
van Financiën en het Ministerie van Justitie en Veiligheid de Algemene Leidraad Wwft.
Deze algemene leidraad heeft betrekking op de algemene aspecten van de Wwft die voor
alle Wwft-instellingen gelden. De Algemene Leidraad Wwft wordt momenteel geüpdatet
zodat daarin onder meer het UBO-register kan worden meegenomen; deze update is overigens
openbaar geconsulteerd. Daarnaast publiceren de Wwft-toezichthouders specifieke leidraden
die gericht zijn op bepaalde typen meldingsplichtige instellingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.