Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over 'het bericht dat de Nederlandse Staat onaanvaardbaar heeft gehandeld door zich te beroepen op de verjaringstermijn in een zaak omtrent interlandelijke adoptie'
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat de Nederlandse Staat onaanvaardbaar heeft gehandeld door zich te beroepen op de verjaringstermijn in een zaak omtrent interlandelijke adoptie (ingezonden 14 juli 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 12 september 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3638.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in de zaak van
Dilani Butink?1
Antwoord 1
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Vraag 2
Welk gevolg verbindt u aan de uitspraak van het Hof in deze zaak dat een beroep op
verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is? Deelt
u de mening dat ook bij zaken aangaande binnenlandse adoptie het niet redelijk en
billijk is om als overheid een beroep te doen op de verjaringstermijn? Zo nee, kunt
u uitgebreid motiveren waarom een beroep op de verjaringstermijn bij binnenlandse
adoptie volgens u wel redelijk en billijk zou kunnen zijn?
Antwoord 2
De Staat heeft in onderhavige beroepsprocedure niet langer een beroep gedaan op verjaring.
Het verjaringsoordeel van het Hof in deze zaak heeft betrekking op het beroep op verjaring
door de andere gedaagde. Het Hof heeft daar in deze individuele zaak, door toetsing
aan de door de Hoge Raad ontwikkelde gezichtspunten geoordeeld dat in dit specifieke
geval het beroep op verjaring door de andere gedaagde naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid onaanvaardbaar is.
Het is niet in zijn algemeenheid aan te geven dat het inroepen van verjaring – bij
binnenlandse adoptie – al dan niet redelijk en billijk is. Dat vergt een beoordeling
van geval tot geval. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 22 juni jl. over adoptie2 zal wanneer de Staat wordt gedagvaard in het geval van een binnenlandse adoptie worden
beoordeeld of het voeren van een verjaringsverweer aan de orde is. Daarbij zal niet
alleen naar het verstreken aantal jaren worden gekeken. Mede met het oog op de belangen
van betrokkenen, zal actief worden getoetst aan de criteria die in de jurisprudentie
van de Hoge Raad zijn ontwikkeld ter beoordeling van de redelijkheid en billijkheid
van het verjaringsverweer. Net als het Hof nu heeft gedaan in dit individuele geval.
Bij de toetsing aan de criteria uit de jurisprudentie van de Hoge Raad spelen diverse
aspecten een rol. In aanmerking moet worden genomen dat het in zaken omtrent binnenlandse
adopties draait om betrokkenen die veelal beschikten over Nederlandse dossiers en
die gebruik konden maken van het Nederlandse rechtssysteem. Verder moet in de beoordeling
worden betrokken of het een vordering betreft van geadopteerde kinderen, of van ouders
die afstand hebben gedaan en eerder in staat geacht mogen worden om (mogelijke) misstanden
aan de kaak te stellen. Ook speelt bij binnenlandse adoptie een rol dat de periode
waar het over gaat zeer ver terug in de tijd ligt, waardoor de feiten, in een individuele
zaak, zeer moeilijk zijn vast te stellen. Los hiervan kunnen in een individuele zaak
ook nog andere specifieke omstandigheden een rol spelen die bij de beoordeling moeten
worden betrokken. Tenslotte is van belang dat er een commissie wordt ingesteld onder
voorzitterschap van prof. dr. Micha De Winter die nog onderzoek gaat doen naar binnenlandse
adoptie in het verleden. De inhoud en conclusies van dit onderzoek zijn nog ongewis.
Vraag 3
Gaat de Staat zich nu neerleggen bij de uitspraak van het Hof? Erkent u dus dat de
Staat in strijd heeft gehandeld met de op de Staat rustende verplichtingen in deze
zaak en bent u bereid dit ook zo uit te spreken richting mevrouw Butink? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Daar kan ik op dit moment nog geen uitspraken over doen. De besluitvorming hierover
vergt een zorgvuldige bestudering van het arrest van het Hof en een beoordeling van
alle betrokken belangen. Hier zal binnen de cassatietermijn van drie maanden, die
op 12 oktober aanstaande verstrijkt, over worden besloten.
Vraag 4
Wat betekent deze uitspraak van het Hof voor andere adoptiezaken?
Antwoord 4
Daar kan ik – gegeven het feit dat nog over cassatie moet worden beslist – op dit
moment nog niets over zeggen.
Vraag 5
Bent u bereid nog eens goed te bekijken of de Staat wel door moet gaan met procederen
in andere zaken waarin geadopteerden in het gelijk zijn gesteld dan wel of u nieuwe
zaken voor de rechter moet laten komen? Bent u bereid te bezien of het niet beter
is om in zijn algemeenheid te erkennen dat de Staat meer had kunnen en moeten doen
om te waarborgen dat er geen misstanden konden plaatsvinden bij interlandelijke adopties
in het verleden? En bent u bereid eventuele geschillen met geadopteerden buitengerechtelijk
op te lossen?
Antwoord 5
Ervaren misstanden bij adopties kunnen grote en blijvende impact hebben op de levens
van geadopteerden. Het is begrijpelijk dat men zich tot de overheid wendt voor in
de eerste plaats erkenning van hun leed, maar ook voor hulp of vergoeding van schade.
Naar aanleiding van het rapport van de Commissie Joustra heeft mijn ambtsvoorganger
maatregelen getroffen en bovenal excuses aangeboden voor de ernstige misstanden die
zich in het verleden hebben voorgedaan bij interlandelijke adoptie. Ook ik acht excuses
hiervoor op zijn plaats en sta hier vanzelfsprekend volledig achter. Aan gedupeerden
moet erkenning en steun worden geboden. Daar worden ook maatregelen voor genomen.
Ik realiseer me terdege dat een juridische procedure veel van betrokkene vergt. Ook
daarom vind ik dat onnodige procedures moeten worden voorkomen. Ik kijk dan ook goed
naar alle individuele zaken om te bepalen of (door)procederen aangewezen is. Deze
individuele zaken beoordeel ik steeds van geval tot geval, omdat die individuele gevallen
vaak zowel juridisch als feitelijk veel van elkaar verschillen. Wanneer al blijkt
van onrechtmatig handelen door de Staat, is wat mij betreft een juridische procedure
niet nodig. Dat geldt in zijn algemeenheid al en wil ik bij deze nog eens benadrukken.
Zeker wordt dan geprobeerd tot een buitengerechtelijke oplossing te komen door te
schikken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.