Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over het bericht dat een slachtoffer erin is geslaagd een hoger beroep af te dwingen na een strafproces
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat een slachtoffer erin is geslaagd een hoger beroep af te dwingen na een strafproces (ingezonden 20 juli 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 12 september 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3658.
Vraag 1 en 2
Bent u ermee bekend dat het een slachtoffer in een strafzaak voor het eerst is gelukt
een hoger beroep af te dwingen omdat zijn slachtofferrechten tijdens het proces niet
gewaarborgd werden door de rechter?1
Deelt u de mening dat dit een hoopvolle doorbraak is met betrekking tot de rechten
van slachtoffers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1 en 2
Laat ik voorop stellen dat slachtofferrechten in strafzaken altijd moeten worden gewaarborgd.
De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet om de rechtspositie van slachtoffers
te versterken. In het Coalitieakkoord is opgenomen dat we de positie van het slachtoffer
borgen. Samen met de betrokken ketenpartners zet ik mij daarvoor in volgens de ambitie
uit de meerjarenagenda slachtofferbeleid 2022 – 2025.
Deze casus betreft een zaak waarin het OM na uitspraak in eerste aanleg heeft besloten
om geen hoger beroep in te stellen. Het slachtoffer meent dat zijn slachtofferrechten
(spreekrecht) tijdens het proces niet zijn gewaarborgd en is het niet eens met de
beslissing van het OM om geen hoger beroep in te stellen. Om dit alsnog af te dwingen,
is het slachtoffer een kort geding gestart tegen de beslissing van het OM. Middels
deze procedure wordt de beslissing van het OM om geen hoger beroep in te stellen aan
de voorzieningenrechter voorgelegd. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak vooropgesteld
dat het Openbaar Ministerie (OM) een grote mate van beleidsvrijheid geniet gelet op
de taak van het OM in het Nederlands rechtsbestel. En ook dat afwegingen die het OM
daarbij maakt in beginsel moeten worden gerespecteerd.
Beslissingen van het OM worden beoordeeld door de strafrechter of door de zogeheten
beklagrechter ex art. 12 Wetboek van Strafvordering. De wet voorziet niet in (voorafgaand)
rechterlijk toezicht door de burgerlijke rechter op de beslissing van het OM om al
dan niet hoger beroep in te stellen. De rechter heeft in deze zaak echter geoordeeld
dat de uitzonderlijke situatie zich voordoet dat de keuze van het OM om af te zien
van hoger beroep niet in redelijkheid navolgbaar is en niet juist is gemotiveerd.
Gelet op de fatale termijn om hoger beroep in te stellen, is de vordering om hoger
beroep in te stellen toegewezen, ter zekerstelling van de rechten van het slachtoffer.
Hierbij heeft de rechter nadrukkelijk overwogen dat het aan het OM is om een nadere
inhoudelijke afweging te maken om te bezien of het OM het hoger beroep alsnog wil
intrekken.2 Deze afweging heeft het OM inmiddels gemotiveerd gemaakt waarop het hoger beroep
is ingetrokken. Tegen dit besluit van het OM heeft het slachtoffer opnieuw een kort
geding aangespannen met de eis dat het hoger beroep zou moeten worden doorgezet. Deze
eis is door de voorzieningenrechter afgewezen. Ik herken dan ook niet het beeld dat
het een slachtoffer in een strafzaak is gelukt om behandeling in hoger beroep af te
dwingen.
Tegen de eerste uitspraak van de voorzieningenrechter heeft het OM hoger beroep ingesteld,
vanwege het feit dat het OM meent dat de burgerlijke rechter in rechtsstatelijk opzicht
zijn bevoegdheden te buiten is gegaan.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de houding van het Openbaar Ministerie (OM) dat, ondanks de evidente
schending van het slachtofferspreekrecht, weigerde in hoger beroep te gaan met verwijzing
naar de «grote mate van beleidsvrijheid» die het OM geniet?
Antwoord 3
Het OM komt een grote mate van beleidsvrijheid toe gelet op de taken en de plaats
van het OM in het Nederlands rechtsbestel. De wet voorziet ook niet in (voorafgaand)
rechterlijk toezicht door de burgerlijke rechter op de beslissingen van het OM. Zoals
de voorzieningenrechter heeft geoordeeld, is het wel van belang dat keuzes van het
OM in redelijkheid navolgbaar en begrijpelijk gemotiveerd zijn. De vraag of in deze
zaak de afweging voldoende navolgbaar en begrijpelijk was gemotiveerd, ligt voor in
het hoger beroep dat het OM heeft aangespannen.
Vraag 4 en 5
Deelt u de opvatting dat beleidsvrijheid waarover het OM beschikt nooit bedoeld is
om aantoonbare fouten in het strafproces en de gevolgen daarvan van tafel te vegen?
Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het OM standaard in beroep dient te gaan wanneer slachtofferrechten
tijdens het proces aantoonbaar en onomstotelijk geschonden zijn? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, bent u bereid hiertoe een aanwijzing te geven?
Antwoord 4 en 5
Bij de afweging of het OM hoger beroep instelt, wordt primair meegewogen of dit redelijkerwijs
tot een ander oordeel kan leiden. Dit is in de kern namelijk het beoogde doel van
het hoger beroep. Ook eventuele omissies in het strafproces in eerste aanleg kunnen
bij deze afweging worden betrokken indien dit de uitspraak in de ogen van het OM heeft
beïnvloed. Een verplichting om standaard in hoger beroep te gaan zonder deze afweging
te maken is niet aan de orde.
Vraag 6
Zijn meer zaken bekend sinds de uitbreiding van het slachtofferspreekrecht sinds juli
2016 waarin slachtoffers ten onrechte zijn beperkt in hun spreekrecht? Zo ja, hoeveel
zaken betreft dit?
Antwoord 6
Het algemene beeld is, dat slachtoffers in staat worden gesteld hun spreekrecht uit
te oefenen in overeenstemming met de betreffende bepalingen. Ik ben op moment niet
bekend met meer zaken waarin slachtoffers hierin ten onrechte zouden zijn beperkt.
Vraag 7
Zijn in deze zaken door slachtoffers pogingen gedaan hoger beroep af te dwingen? Zo
ja, in hoeveel zaken en om welke redenen zijn deze pogingen van de hand gewezen?
Antwoord 7
Mij zijn geen andere voorbeelden bekend waarin slachtoffers pogingen hebben gedaan
om hoger beroep af te dwingen zoals in de aangehaalde zaak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.