Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over de Visserij
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de Visserij (ingezonden 1 augustus 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 9 september
            2022).
         
Vraag 1
            
Is u bekend dat er een groot gebrek aan gekwalificeerde bemensing aan boord van Nederlandse
               vissersvaartuigen is?
            
Antwoord 1
            
Ja, het is mij bekend dat er een tekort aan vissers is aan boord van Nederlandse vissersvaartuigen.
Vraag 2
            
Is u bekend dat Nederlandse visserijbedrijven gekwalificeerde personen proberen aan
               te trekken uit landen die net als Nederland het Internationaal Verdrag betreffende
               de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen
               (STCW-F) hebben erkend?
            
Antwoord 2
            
Ja, dat is mij bekend.
Vraag 3
            
Is u bekend dat buitenlandse vissers met praktijkervaring NIET in aanmerking komen
               voor een Nederlandse vaarbevoegdheid door het ontbreken van een sociaal akkoord tussen
               STCW-F-landen waardoor het mogelijk is om vaarbevoegdheden (visserijpapieren) uit
               te wisselen?
            
Antwoord 3
            
Ja, dat is mij bekend. Het afsluiten van een bilaterale overeenkomst tussen landen
               die het STCW-F verdrag hebben geratificeerd maakt wederzijdse erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen
               van vissers mogelijk. Het afsluiten van deze overeenkomsten op basis van het STCW-F
               verdrag is vooralsnog ingewikkeld en arbeidsintensief. Een belangrijke reden hiervoor
               is het gebrek aan borging dat de andere verdragsstaat kwalitatief vergelijkbare visserijopleidingen
               en vaarbevoegdheden hanteert. De curricula van visserijopleidingen in verschillende
               landen lopen uiteen en bij de ratificatie van het STCW-F verdrag wordt geen inhoudelijke
               beoordeling gedaan van de visserijopleidingen door de IMO. Daarnaast is het STCW-F
               verdrag niet omgezet naar EU-regelgeving. Dat heeft als gevolg dat de European Maritime
               Safety Agency (EMSA), anders dan voor de koopvaardij, voor de visserij niet toeziet
               op kwaliteitsborging. Toezicht en een bepaalde mate van kwaliteitsborging moet de
               verdragsstaat dus zelf regelen en dat is een arbeids- en tijdsintensieve taak. Omdat
               het STCW-F verdrag niet naar EU-regelgeving is omgezet, dient ook tussen EU lidstaten
               een wederzijdse erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen via het sluiten van een bilaterale
               overeenkomst geregeld te worden. Ik hecht grote waarde aan de veiligheid van bemanning
               op Nederlandse vissersvaartuigen en daarvoor is kwaliteitsborging van competenties
               van vissers van groot belang.
            
Vraag 4
            
Is u bekend dat Nederland sinds de implementatie van het STCW-F-verdrag in de nationale
               regelgeving (Besluit zeevarenden) op 1 april 2019 slechts met één land een sociaal
               akkoord heeft gesloten om vaarbevoegdheden te kunnen uitwisselen?
            
Antwoord 4
            
Nederland heeft tot nu toe op basis van het STCW-F verdrag een overeenkomst afgesloten
               met België. Aangezien er intensief contact met de Belgische maritieme autoriteiten
               en kennis over hun wetgeving is, is er voldoende zekerheid dat hun visserijopleidingen
               en opleidings- en kwaliteitseisen overeenkomen met die van Nederland.
            
Vraag 5
            
Is u bekend dat veel landen in en buiten Europa het STCW-F-verdrag hebben erkend en
               dat dit grote potentie heeft voor de Nederlandse vissersvloot om gekwalificeerde bemensing
               te bewerkstelligen?
            
Antwoord 5
            
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, garandeert het ratificeren van het STCW-F
               verdrag nog geen borging op de kwaliteit van de visserijopleiding en de daaruit resulterende
               competenties van vissers in een verdragsstaat. Met de sector ben ik daarom in gesprek
               over welke landen prioriteit zouden kunnen krijgen bij het komen tot bilaterale overeenkomsten.
               Daarbij speelt onder meer de potentiële toegevoegde waarde voor de Nederlandse visserijvloot
               een rol, alsmede de mate waarin en de wijze waarop Nederland zich kan verzekeren van
               de noodzakelijke kwaliteit van de opleidingen en vaarbevoegdheden in de betreffende
               verdragsstaat.
            
Vraag 6
            
Is u bekend dat uw ministerie hierover tegen de visserijvertegenwoordigers keer op
               keer aangeeft dat het gebrek aan ambtelijke menskracht de oorzaak is van het uitblijven
               van sociale (STCW-F) akkoorden met meerdere landen en dat verder verwezen wordt naar
               de Europese Commissie om met een oplossing te komen?
            
Antwoord 6
            
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 is het aangaan van overeenkomsten op basis
               van het STCW-F verdrag ingewikkeld en een tijdsintensieve klus en is het STCW-F verdrag
               niet naar EU-regelgeving omgezet. Met de sector ben ik in gesprek over welke landen
               prioriteit zouden kunnen krijgen bij het komen tot bilaterale overeenkomsten. Tevens
               zal dit najaar uitbreiding komen in het team dat aan dergelijke maritieme bemanningszaken
               werkt.
            
Vraag 7
            
Wat gaat u doen om op korte termijn wél dit soort sociale akkoorden met landen als
               Polen, Litouwen en Portugal te sluiten?
            
Antwoord 7
            
Zie de antwoorden op de vragen 3 en 5. Daarnaast is de voorkeur voor Polen, Litouwen
               en Portugal mij bekend en zal ik samen met de sector ook binnen deze drie landen prioriteren
               met welk land het afsluiten van een overeenkomst het meest van toegevoegde waarde
               is. Het streven is om dit najaar met de sector overeen te zijn gekomen welk land de
               meeste toegevoegde waarde heeft om een overeenkomst mee af te sluiten. Op basis daarvan
               zal uiterlijk begin volgend jaar samen met de sector een start worden gemaakt met
               op een zo pragmatisch mogelijke wijze de kwaliteit van de visserijopleiding en de
               daaruit resulterende competenties van vissers te beoordelen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.