Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kops over met het bericht Nieuwbouw daalt in wooncrisis – Opnieuw minder vergunningen afgegeven
Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over met het bericht Nieuwbouw daalt in wooncrisis – Opnieuw minder vergunningen afgegeven (ingezonden 18 augustus 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
9 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nieuwbouw daalt in wooncrisis – Opnieuw minder vergunningen
afgegeven»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe is het mogelijk dat er – midden in een diepe wooncrisis – niet meer, maar steeds
minder nieuwbouwvergunningen worden afgegeven?
Antwoord 2
De achtergebleven vergunningverlening lijkt mede te komen door onvoldoende capaciteit
bij gemeenten, hogere bouwprijzen en onzekerheid over het stikstofvraagstuk. Daarom
investeren we met de flexpoolregeling (twee keer 40 miljoen euro) ten behoeve van
extra capaciteit en kennis met betrekking tot de planvorming en vergunningverlening
bij medeoverheden. We monitoren samen met bouwpartijen de hogere bouwprijzen en hebben
hierover een convenant gesloten. Op stikstofvraagstukken ondersteunen we met kennis
en expertise.
Lagere aantallen vergunningen nu, heeft effecten op de woningproductie over ongeveer
twee jaar. Samen met de medeoverheden en de sector zetten we erop in om het ingroeipad
naar de woningbouwproductie van 100.000 woningen per jaar te gaan halen. Over de voortgang
rapporteer ik uw Kamer twee keer per jaar.
Vraag 3
Deelt u de conclusie dat dit haaks staat op uw eigen belofte dat «er met meer tempo meer betaalbare woningen moeten worden gebouwd»?2 Bent u ertoe bereid minder te beloven en meer te doen?
Antwoord 3
De ambitie van 900.000 woningen tot en met 2030, met een ingroeipad naar 100.000 woningen
per jaar en twee derde betaalbaar, blijft overeind. De maatschappelijke opgave is
groot, daarom blijft dit nodig. Ik kan niet ontkennen dat de omstandigheden lastiger
zijn geworden. Met de ingezette maatregelen als de regeling flexpools, de Woningbouwimpuls,
investeringen in infrastructuur en woningbouw en ondersteuning via het expertteam
woningbouw bij projecten, werken we aan de gestelde doelen in het programma Woningbouw
van 11 maart 2022.
Vraag 4
Hoeveel bouwprojecten liggen stil vanwege stikstof en om hoeveel woningen gaat het
hier? Hoe legt u aan de Nederlandse woningzoekenden uit dat er voor hen geen woningen
worden bijgebouwd vanwege een niet-bestaand stikstofprobleem?
Antwoord 4
De rijksoverheid beschikt niet over een centraal overzicht van (beoogde) woningbouwprojecten
in Nederland. Op projectniveau zijn enkele woningprojecten bekend die stilliggen als
gevolg van stikstof. Het is niet mogelijk om volledig inzicht te krijgen in het aantal
stilliggende woningprojecten, daar initiatiefnemers vaak geen vergunningsaanvragen
indienen als zij de onderbouwing ten aanzien van stikstof niet rond krijgen. Duidelijk
is wel dat een substantieel deel van de beoogde woningbouw te maken zou kunnen krijgen
met stikstofbeperkingen.
De bouwvrijstelling voorkomt een deel van die woningbouwbeperkingen bij de realisatiefase.
Daarnaast zal het stikstofregistratiesysteem (SSRS) verder worden gevuld met stikstofruimte
voor onder andere woningbouwprojecten. Verder bieden intern en extern salderen in
een groot aantal gevallen soelaas, evenals projectmatige optimalisatie. Naar verwachting
resteren er nog problemen in met name Zuid-Holland en Noord-Holland. In overleg met
betrokkenen worden maatwerkoplossingen gezocht via een gebiedsgerichte aanpak.
Vraag 5
Klopt het dat u «vasthoudt aan binnenstedelijk bouwen, waar minder snel tempo kan
worden gemaakt»? Hoe rijmt u dat met uw eigen coalitieakkoord, waarin staat: «We bouwen
in heel Nederland, zowel binnen- als buitenstedelijk»?3
Antwoord 5
Om het woningbouwtekort in te kunnen lopen moeten we in heel Nederland bouwen, dus
zowel binnen- als buitenstedelijk. Dit kabinet stelt de komende 10 jaar € 7,5 miljard
ter beschikking voor de ontsluiting van nieuwe woningen. Van dit bedrag is inmiddels
€ 1,5 miljard bestemd voor grootschalige woningbouwlocaties in heel Nederland, waar
versnelling kan worden bereikt door middel van financiële ondersteuning op het gebied
van bovenplanse bereikbaarheidsmaatregelen. Afgelopen voorjaar heb ik – samen met
de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – in het Bestuurlijk
Overleg Leefomgeving over 70 woningbouwlocaties afspraken gemaakt voor € 1,2 miljard.
Het gaat hierbij om zowel binnenstedelijk als buitenstedelijke locaties. De resterende
€ 300 miljoen is beschikbaar voor plannen die al eerder zijn ingediend, maar nu nog
niet aan alle inhoudelijke criteria voldoen. In het najaar verwachten we de overige
middelen te bestemmen via het MIRT-proces.
Vraag 6
Klopt het dat grote locaties niet worden ontwikkeld door «gesteggel tussen overheden»?
Kunt u een overzicht van deze locaties verstrekken en daarbij aangegeven waar het
«gesteggel» precies over gaat? Bent u ertoe bereid gemeenten/provincies die liever
windturbines bouwen dan woningen (zoals in Utrecht) onmiddellijk tot de orde te roepen?
Antwoord 6
Om het huidige woningtekort aan te pakken, is het noodzakelijk om de komende jaren
het bouwtempo flink te verhogen en meer woningen bij te bouwen. Daarbij is het van
belang dat gemeenten, provincie en Rijk samenwerken aan de woningbouwopgave. We maken
als Rijk bestuurlijk afspraken met provincies over het provinciaal aandeel in de nationale
woningbouwdoelstellingen. Deze worden vervolgens in woondeals door vertaald naar regio’s
en gemeenten. In deze woondeals maken we onder andere afspraken over concrete (grote)
woningbouwlocaties, het aantal te bouwen woningen en de uitvoering van de woningbouw.
Deze nieuwe werkwijze vraagt ook om een nauwe monitoring en overleg over de voortgang
van de woningbouwafspraken. Indien geconstateerd wordt dat de voortgang stokt of er
knelpunten optreden, zal op verschillende manieren kunnen worden geïntervenieerd,
van gezamenlijke factfinding tot inzetten van juridisch instrumentarium. Deze manier
van werken zal ertoe moeten leiden dat het woningtekort in de komende jaren zal afnemen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het te bizar voor woorden is dat Nederlanders geen woning kunnen
krijgen en hopeloos lang op de wachtlijst moeten staan, dat u vanwege een door uzelf
gecreëerd «stikstofprobleem» niet voldoende woningen bijbouwt, maar dat u wél massaal
woningen met voorrang blijft weggeven aan statushouders? Deelt u conclusie dat dit
beleid ziek is?
Antwoord 7
Nee, die mening deel ik niet. Op het gebied van huisvesting zet het kabinet zich in
voor meer woningen voor alle woningzoekenden. Het programma Woningbouw, dat op 11 maart
2022 aan uw Kamer is gestuurd, beschrijft de aanpak om de woningbouw te versnellen.4
Op dit moment verblijven bijna 16.000 statushouders bij COA, terwijl mensen in Ter
Apel buiten moeten slapen. Dit maakt de tijdige huisvesting van mensen waarvan besloten
is dat zij in Nederland mogen blijven van groot belang. Huisvesting geeft deze mensen
bovendien de mogelijkheid om sneller te participeren en integreren in de Nederlandse
samenleving.
Om zo veel mogelijk te voorkomen dat lokale woningzoekenden minder kans maken op een
woning, moeten er versneld extra sociale huurwoningen worden gebouwd. De snelste manier
om dat te doen is het bouwen van meer flexwoningen. De doelstellingen uit het programma
Woningbouw zijn dan ook versneld naar de realisatie van in totaal 37.500 flexwoningen
in de periode 2022–2024 (2022: 7.500, 2023: 15.000, 2024: 15.000). Daarbij is het
uitgangspunt dat een derde beschikbaar komt voor mensen met een verblijfsvergunning
en twee derde voor mensen die om andere redenen met spoed op zoek zijn naar een huis.
Hierover zijn afspraken gemaakt met medeoverheden, die versneld extra prioriteit geven
voor het beschikbaar stellen van locaties en het gereedmaken voor bebouwing daarvan.
Vraag 8
Bent u ervan op de hoogte dat driekwart van de toenemende woningbehoefte tot 2030
bedoeld is voor migratie?5 Het klopt toch dat u de Minister voor Volkshuisvesting van Nederland bent? Wanneer stopt u met het faciliteren van migratie en zet u – eindelijk – de
Nederlandse woningzoekenden op één?
Antwoord 8
Voor de vijftienjarige periode 2022 t/m 2036 wordt een groei van de bevolking met
in totaal 1.438.000 inwoners voorzien (8,2%), waarvan 25% door natuurlijke aanwas
en 75% als gevolg van buitenlandse migratie. De verwachte bevolkingsgroei vormt de
basis voor de raming van de woningbehoefte. Daarmee zijn de Nederlandse woningzoekenden
meegenomen in de behoefteberekeningen aan woningen. De verhoudingen die gelden voor
de groei van de bevolking, kan echter niet zonder meer worden geprojecteerd op de
groei van huishoudens en de daarmee samenhangende woningbehoefte.
Het grootste deel van de immigratie betreft arbeidsmigratie vanuit EU-landen. Asielmigratie
is grotendeels afhankelijk van de ontwikkelingen in het buitenland en kent een geringer
aandeel in de totale immigratie. In het programma woningbouw heb ik de ambitie opgenomen
om 900.000 woningen te bouwen tot en met 2030 om aan de toenemende woningbehoefte
tegemoet te komen, vervangende nieuwbouw te plegen en om zo snel mogelijk het woningtekort
in te lopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.