Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over Nederlandse bedrijven die actief zijn in Qatar vanwege het WK-voetbal
Vragen van Jasper van Dijk (SP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over Nederlandse bedrijven die actief zijn in Qatar vanwege het WK-voetbal (ingezonden 3 augustus 2022).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
(ontvangen 9 september 2022).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het artikel: «Nederlandse bedrijven verdienden miljoenen aan
bouwprojecten rond omstreden WK in Qatar»?1
Antwoord 1
Het artikel en de gerelateerde achtergrondartikelen2 maken inzichtelijk dat Nederlandse bedrijven om verschillende redenen actief zijn
(geworden) in Qatar, dat de Nederlandse ambassade in Doha Nederlandse bedrijven wijst
op de mensenrechtensituatie in Qatar, een aantal van de genoemde bedrijven IMVO-maatregelen
heeft genomen met oog op hun activiteiten in Qatar, maar er ook bedrijven actief zijn
in Qatar die voorafgaand aan een project geen onderzoek doen naar de arbeidsomstandigheden.
De artikelen maken ook inzichtelijk dat Qatar de afgelopen jaren belangrijke hervormingen
heeft doorgevoerd om de situatie van arbeidsmigranten te verbeteren, maar de implementatie
hiervan een punt van zorg blijft.
Qatar maakt onderdeel uit van de prioritaire Golfregio in de BHOS-nota van het kabinet
en kent uitdagingen op terreinen waar Nederlandse bedrijven veel expertise hebben,
zoals waterschaarste, de transitie naar hernieuwbare energie en de afhankelijkheid
van voedselimport. Het kabinet ondersteunt Nederlandse bedrijven om deze uitdagingen
te adresseren en bij te dragen aan een duurzame (economische) ontwikkeling, met inachtneming
van het geldende IMVO-beleid.
Het kabinet bevordert op EU-niveau IMVO-wetgeving en voert nationale IMVO-wetgeving
in. Naast wetgeving zet het kabinet in op het verlenen van informatie aan bedrijven,
het verstrekken van financiële ondersteuning, het stellen van IMVO-voorwaarden bij
overheidsinkoop en bij het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken en het stimuleren van sectorale samenwerking. Het kabinet verwacht dat op deze
manier de toepassing van gepaste zorgvuldigheid door ondernemingen wordt verhoogd
en in de ketens van Nederlandse bedrijven verder wordt gewerkt aan de bescherming
van mens en milieu.
Vraag 2
Erkent u dat «ongeveer twee miljoen arbeidsmigranten die de WK-faciliteiten bouwden
dat vaak in erbarmelijke leef- en werkomstandigheden deden, met naar schatting enkele
duizenden doden tot gevolg»?
Antwoord 2
In gesprekken met diverse partijen, waaronder ambassades en internationale (mensenrechten)organisaties
– zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) –, is bevestigd dat de genoemde
aantallen omgekomen arbeidsmigranten in internationale berichtgeving niet eenduidig
toe te schrijven zijn aan de bouwwerkzaamheden voor het WK. Hoewel onduidelijkheid
bestaat over het exacte aantal omgekomen arbeidsmigranten, is het kabinet van mening
dat misstanden en slechte arbeidsomstandigheden en ongevallen ten gevolge daarvan
te allen tijde voorkomen dienen te worden. Qatar heeft de afgelopen jaren belangrijke
hervormingen doorgevoerd om de situatie van arbeidsmigranten te verbeteren, maar de
implementatie hiervan blijft echter een punt van zorg dat Nederland regelmatig aan
de Qatarese autoriteiten overbrengt. Internationale (mensenrechten)organisaties geven
aan dat het van belang is samenwerking en de kritische dialoog voort te zetten, teneinde
duurzame veranderingen in de situatie van arbeidsmigranten in Qatar te realiseren.
In dat kader ondersteunt Nederland de Qatarese samenwerking met de ILO om de positie
van arbeidsmigranten te bevorderen door middel van het delen van kennis en expertise
en o.a. het mede-organiseren van medezeggenschapstrainingen voor arbeidsmigranten
binnen bedrijven. Nederland zal zich voor dit onderwerp blijven inzetten in de aanloop
naar het WK en zal Qatar, ook na het WK, blijven oproepen zich te committeren aan
volledige implementatie en handhaving van de hervormingen.
Vraag 3
Zijn er bij de Nederlandse bouwprojecten in Qatar slachtoffers gevallen?
Antwoord 3
Deze informatie is mij niet bekend.
Vraag 4
Hoe kan het dat sommige bedrijven (voordat zij actief werden) geen onderzoek deden
naar de arbeidsomstandigheden in Qatar? Deelt u de mening dat dit noodzakelijk is,
gezien de «grote risico’s met betrekking tot uitbuiting van arbeidsmigranten»?
Antwoord 4
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen
in lijn met de OESO-richtlijnen. Dit betekent dat zij de risico’s voor mens en milieu
in hun internationale waardeketen in kaart moeten brengen en deze risico’s moeten
voorkomen en aanpakken, ook in relatie tot hun eventuele activiteiten in of met Qatar.
De wijze waarop dat gebeurt, is de verantwoordelijkheid en keuze van de individuele
bedrijven. Het kabinet acht het evenwel van belang dat bedrijven hun verantwoordelijkheid
nemen in lijn met de OESO-richtlijnen. Daarom bevordert het kabinet IMVO-wetgeving
in de EU en voert het kabinet nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een
gelijk speelveld met omringende landen.
Vraag 5 en 6
Deelt u de mening dat bedrijven «over het algemeen niet transparant zijn in de stappen
die zij nemen om in Qatar uitbuiting te voorkomen»?
Klopt het dat «nog geen bedrijf» op de website heeft aangegeven hoe uitbuiting wordt
voorkomen, «terwijl VN-richtlijnen voorschrijven dat zij dat duidelijk moeten communiceren»?
Antwoord 5 en 6
Volgens de huidige kaders zijn bedrijven zelf verantwoordelijk om te ondernemen in
lijn met de OESO-richtlijnen en te rapporteren over de toepassing van gepaste zorgvuldigheid.
Het kabinet houdt hier momenteel geen toezicht op, maar moedigt bedrijven wel hiertoe
aan.
Vraag 7
Hoe gaat u realiseren dat bedrijven transparanter worden in de naleving van maatregelen
om uitbuiting te voorkomen?
Antwoord 7
Vanaf 2024 gaat nieuwe Europese wetgeving op transparantie in, de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Deze wet verplicht grote bedrijven te rapporteren over de impact van hun
activiteiten op mens en milieu. De CSRD zal daarmee bijdragen aan meer transparantie
van bedrijven over misstanden in hun waardeketen. Daarnaast bevordert, zoals aangegeven
in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst», het kabinet
op EU-niveau IMVO-wetgeving en voert het kabinet nationale IMVO-wetgeving in. Transparantie
van bedrijven over de IMVO-risico’s die zij lopen en hun aanpak daarvan zal deel uit
maken van een IMVO-verplichting. Wetgeving is het belangrijkste onderdeel van een
doordachte beleidsmix van IMVO-maatregelen, zoals beschreven in de beleidsnota «Van
voorlichten tot verplichten» van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337). Deze maatregelen betreffen onder andere het verlenen van informatie aan bedrijven,
het verstrekken van financiële ondersteuning, het stellen van IMVO-voorwaarden bij
overheidsinkoop en bij het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken en het stimuleren van sectorale samenwerking.
Vraag 8
In hoeverre wordt de FIFA aansprakelijk gesteld voor de misstanden in Qatar?
Antwoord 8
De FIFA is voor zover het kabinet nu bekend niet veroordeeld voor de misstanden in
Qatar waar door het lid Van Dijk aan wordt gerefereerd.
Vraag 9
Welke lessen trekt u uit de wijze waarop de bouwprojecten voor het WK tot stand zijn
gekomen? Hoe gaat u (medeplichtigheid aan) misstanden voorkomen?
Antwoord 9
De ontwikkelingen in Qatar onderschrijven het belang dat internationale sportfederaties
bij de toewijzing van internationale sportevenementen de mensenrechten in acht nemen.
Dit was ook de strekking van een open brief die voormalig Staatssecretaris Blokhuis
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in december 2021 samen met 22 EU-collega’s stuurde
aan de Europese Commissie3.
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen
in lijn met de OESO-richtlijnen. Dat geldt ook voor Nederlandse bedrijven die bijdragen
aan bouwprojecten voor WK’s en internationale sportevenementen in het algemeen. De
inzet van het kabinet is erop gericht dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen
in lijn met de OESO-richtlijnen. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.