Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 155 Wijziging van de Wet wegvervoer goederen, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van Verordening (EU) 2020/1055 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 houdende wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1071/2009, (EG) nr. 1072/2009 en (EU) 1024/2012 teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de wegvervoersector (PbEU 2020, L 249)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 8 september 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng
is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
1
Implementatiewetgeving
2
Rehabilitatie vervoersmanager
2
Verklaring omtrent het gedrag (VOG)
2
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1072/2009
2
Gevolgen verstrijken uitvoeringstermijn van 21 februari 2022
2
Uitvoering en handhaving
3
Transponeringstabel
3
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van
onder meer de Wet wegvervoer goederen houdende wijziging van verschillende verordeningen
teneinde ze aan te passen aan ontwikkelingen in de vervoersector (hierna: het wetsvoorstel).
Zij hebben hierbij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij constateren
dat het voorstel op breed draagvlak kan rekenen onder betrokken partijen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de
regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover
voor dit moment geen nadere vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van dit wetsvoorstel.
Zij hebben daarover nog één vraag.
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Implementatiewetgeving
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een ketenaansprakelijkheid wordt ingevoerd.
Deze leden willen weten hoe de praktische invulling hiervan eruit gaat zien. Deze
leden willen weten wat de reactie is geweest van de vervoersector op dit besluit.
Het lid van de BBB-fractie wil weten wat wordt bedoeld met de zinsnede dat wegvervoersondernemingen
duurzaam aanwezig dienen te zijn in een lidstaat om eerlijke concurrentie en een gelijk
speelveld in de interne markt te kunnen garanderen.
Rehabilitatie vervoersmanager
Het lid van de BBB-fractie wil weten of de examens of gecertificeerde opleidingen
waartussen een lidstaat kan kiezen, als een vervoersmanager onbetrouwbaar is verklaard,
in alle lidstaten worden erkend.
Verklaring omtrent het gedrag (VOG)
Het lid van de BBB-fractie wil weten of er meer toelichting kan worden gegeven over
de wijze waarop de ernstige inbreuken op nationale voorschriften op het gebied van
handelsrecht, insolventierecht, loon- en arbeidsvoorwaarden, wegverkeer, beroepsaansprakelijkheid,
mensen- of drugshandel, impact gaan hebben op ons land en wat dit voor de lange termijn
betekent.
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1072/2009
De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering hoe omliggende landen (Duitsland,
België, Polen) omgaan met de restricties die worden voorgesteld ten aanzien van begin-
of eindtrajecten over de weg bij gecombineerd vervoer. Deze leden vragen aan de regering
of zij eenzelfde beleidskeuze maakt en, zo nee, waarom ze dat niet doet.
Gevolgen verstrijken uitvoeringstermijn van 21 februari 2022
De leden van de D66-fractie hebben, na kennis te hebben genomen van het advies van
de Raad van State en het nader verslag, enkele vragen over de implementatietermijn.
Zij vragen de regering naar de mogelijke gevolgen van de overschrijding van de implementatietermijn.
Wat betekent dit voor de handhaafbaarheid en handhaving van de onderhavige besluiten
en bepalingen? Welke lessen trekt de regering uit dit proces en is het mogelijk in
de toekomst in Europees verband een langere implementatietermijn af te spreken ofwel
de overschrijding van de implementatietermijn te voorkomen?
Uitvoering en handhaving
De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat de regering de Nederlandse vervoersector
die binnenlands vervoer verricht, wil beschermen tegen oneerlijke buitenlandse concurrentie.
Deze leden willen weten hoe de handhaving eruit gaat zien, nu er restricties worden
voorgesteld aan cabotage. Deze leden willen weten of daar voldoende capaciteit voor
is.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering of zij middels betrouwbare en actuele
cijfers kan onderbouwen of het aantal chauffeurs met een buitenlands rijbewijs vaker
de regels overtreedt dan Nederlandse chauffeurs (op Nederlandse wegen). Voorts moet
de regering dan denken aan de rij- en rusttijden, snelheidsovertredingen, overlast
et cetera. Deze leden willen weten welke nationaliteiten, anders dan de Nederlandse,
oververtegenwoordigd zijn bij ongevallen, overtredingen en overlast op de Nederlandse
wegen.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering hoe zij verzenders, expediteurs
en (sub)contractanten aansprakelijk gaat stellen, hoe zij dit denkt te handhaven en
wat de juridische consequenties zijn voor deze groep. Voorts vragen deze leden wat
deze groep aan additionele (administratieve) taken krijgt om te voorkomen dat zij
onnodig gesanctioneerd gaat worden.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering of het CBR zich er voldoende van
bewust is dat het met dit wetsvoorstel additionele taken krijgt en vragen voorts aan
de regering wat het effect van dit wetsvoorstel is op de doorlooptijd van het afnemen
van examens voor rijvaardigheidsbewijzen.
Transponeringstabel
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of, als het gaat om Artikel 1, onderdeel 7
van de Verordening (2020/1055), het aantal voertuigen dat een maximummassa van meer
dan 2,5 ton maar niet meer dan 3,5 ton inderdaad nihil is. Uit de aanvullende HUF-toets
van de ILT bleek tenslotte dat er tegen de verwachtingen in 1.400 voertuigen zijn
waarvoor de grens van 500 kg laadvermogen niet de strengste vergunningsgrens was.
Deze leden vragen of de regering inderdaad zeker is dat het aantal voertuigen met
een maximummassa van meer dan 2,5 ton maar niet meer dan 3,5 ton nihil is, en zij
daarom geen gebruik wil maken van de beleidsruimte om ervaren ondernemers in deze
categorie vrij te stellen van examens.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.