Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Michon-Derkzen over het bericht ‘Grote zorgen om jihadisten die in Nederland blijven terwijl paspoort is afgepakt’
Vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Grote zorgen om jihadisten die in Nederland blijven terwijl paspoort is afgepakt» (ingezonden 28 juli 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 6 september 2022). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3712.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Grote zorgen om jihadisten die in Nederland blijven
terwijl paspoort is afgepakt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Klopt het dat veroordeelde IS-terroristen, van wie de Nederlandse nationaliteit is
ingetrokken, Nederland niet verlaten? Kunnen of willen zij dat niet?
Klopt het dat het hier om 45 gevallen van het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit
gaat? Kunt u aangeven in hoeveel van die 45 gevallen het niet gelukt is de betrokken
persoon uit te zetten?
Antwoord 2 en 3
Allereerst wil ik duidelijkheid verschaffen over het aantal van 45 intrekkingen. In
21 gevallen is besloten tot het intrekken van het Nederlanderschap omdat zij in Nederland
onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf (artikel 14 tweede
lid Rijkswet op het Nederlanderschap). Tot op heden staan drie intrekkingen in rechte
vast, in de andere 18 zaken loopt de bezwaar- of beroepsprocedure nog. Er kan sprake
zijn van gedwongen vertrek uit Nederland als het (hoger) beroep tegen intrekking van
het Nederlanderschap niet langer afgewacht mag worden.
Vreemdelingen waarvan het Nederlanderschap is ingetrokken vanwege een onherroepelijke
veroordeling voor een terroristisch misdrijf, dienen Nederland te verlaten. De Dienst
Terugkeer en Vertrek (DT&V) regisseert het vertrek van vreemdelingen die geen recht
hebben op verblijf in Nederland. Uiteraard staat het personen die de Nederlandse nationaliteit
(dreigen te) verliezen vrij om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Bij de vreemdeling
berust ook primair de verantwoordelijkheid om zelfstandig Nederland te verlaten. In
de praktijk komt het echter voor dat vreemdelingen waarvan het Nederlanderschap is
ingetrokken niet zelfstandig (willen) vertrekken en gedwongen vertrek niet mogelijk
is, bijvoorbeeld omdat er geen reisdocumenten zijn, of omdat deze vreemdelingen en/of
het land van de tweede nationaliteit niet of onvoldoende meewerken aan het verkrijgen
van (vervangende) reisdocumenten.
Van de 21 intrekkingen op grond van artikel 14 tweede lid Rijkswet op het Nederlanderschap
zijn, tot op heden, 5 vreemdelingen uit Nederland vertrokken. In deze gevallen verleenden
de vreemdelingen in meer of mindere mate medewerking aan hun vertrek. Er zijn verschillende
redenen waarom de overige 16 vreemdelingen (nog) niet zijn vertrokken, bijvoorbeeld
omdat zij nog in strafrechtelijke detentie zitten, er sprake is van tijdelijke opschorting
van de vertrekprocedure vanwege een toegewezen voorlopige voorziening of geen geldige
reisdocumenten beschikbaar zijn. Bij de DT&V zijn de vreemdelingen die nog niet zijn
vertrokken in beeld en wordt gewerkt aan het vertrek.
Van de 45 intrekkingen gaat het in 242 gevallen om intrekking op grond van artikel 14 vierde lid Rijkswet op het Nederlanderschap
(RWN). Het betreft intrekkingen van personen die zijn uitgereisd om zich aan te sluiten
bij een terroristische organisatie en bevinden zich op het moment van intrekking in
het buitenland. Vanwege de ongewenstverklaring kunnen zij legaal niet terugkeren naar
Nederland3.
Vraag 4 en 5
Weegt u bij afnemen van de Nederlandse nationaliteit mee of de terrorist daadwerkelijk
kan worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Wat houdt het uitzetten van deze mensen tegen? Wat is nodig om deze veroordeelde terroristen,
van wie het Nederlanderschap is ontnomen, wél uit te zetten?
Antwoord 4 en 5
Uit de behandeling van het wetsvoorstel ten aanzien van artikel 14 tweede lid in de
Kamer blijkt dat de (on)mogelijkheid van vertrek niet van invloed is op de beslissing
het Nederlanderschap in te trekken. De vraag of (gedwongen) vertrek kan plaatsvinden
is afhankelijk van meerdere omstandigheden die in de loop van de tijd kunnen wijzigen.
Dit betreft onder meer de individuele omstandigheden van de vreemdeling, de beschikbaarheid
van een reisdocument en de situatie in het land waarnaar de vreemdeling dient terug
te keren. Tevens komt de vraag naar de mogelijkheid van vertrek aan de orde wanneer
de DT&V daadwerkelijk aan het vertrek kan werken. Dat kan zijn direct na de intrekking
van het Nederlanderschap maar het is ook mogelijk dat betrokkene nog een gevangenisstraf
moet uitzitten. In dat geval komt de verwijderbaarheidsvraag pas later aan de orde.
In ieder geval geldt dat zelfstandig vertrek vrijwel altijd mogelijk is, ongeacht
de vraag of er wel/geen zicht op gedwongen vertrek bestaat.
Vraag 6
Waarom verblijven veroordeelde terroristen, van wie de Nederlandse nationaliteit is
ontnomen, niet standaard in vreemdelingendetentie tot zij uitgezet kunnen worden?
Waarom kan geen concrete datum van vertrek aan die detentie verbonden worden?
Antwoord 6
De inzet is gericht op het realiseren van vertrek vanuit of aansluitend op de strafrechtelijke
detentie. Een deel van de veroordeelden waarvan het Nederlanderschap is ingetrokken
verlaat Nederland dan ook vanuit detentie. Waar mogelijk zal de betrokkene aansluitend
aan de strafrechtelijke detentie nog in vreemdelingenbewaring worden gesteld om aan
zijn of haar uitzetting te werken. Na detentie is vreemdelingenbewaring op dit moment
in veel gevallen niet mogelijk omdat «zicht op gedwongen uitzetting» (doelbinding
detentiebepaling) naar bepaalde landen op dit moment ontbreekt. Diplomatieke trajecten
om samenwerking te herstellen lopen, maar dit neemt tijd in beslag. Daardoor moet
rekening worden gehouden met langer verblijf in Nederland terwijl zelfstandige terugkeer
blijvend wordt gestimuleerd.
Vraag 7
Bestaat voor deze veroordeelde terroristen, van wie de nationaliteit is ontnomen,
altijd een meldplicht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Als vertrek uit Nederland niet direct plaatsvindt wordt meestal een meldplicht en
gebiedsgebod opgelegd. Dit wordt per individueel geval afgewogen. De afdeling Vreemdelingenpolitie,
Identificatie en Mensenhandel (AVIM), onderdeel van de politie, handhaaft de meldplicht
en het gebiedsgebod.
Vraag 8
Bent u bereid bij deze gevallen, een veroordeelde terrorist wiens Nederlandse nationaliteit
is ontnomen, illegaliteit strafbaar te stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Per individueel geval wordt bekeken of de persoon een potentieel gevaar is voor de
Nederlandse nationale veiligheid. Wanneer dit het geval is, betekent dit dat de intrekking
van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede of vierde lid vergezeld zal
gaan van een beslissing tot ongewenstverklaring als de vreemdeling op dat moment niet
in Nederland is, of een terugkeerbesluit en zwaar inreisverbod als de vreemdeling
zich in Nederland bevindt. In combinatie met artikel 197 Sr betekent dit dat als betrokkene
door eigen toedoen niet vertrekt, hij door het Openbaar Ministerie strafrechtelijk
vervolgd kan worden en kan worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste
zes maanden. De beslissing om al dan niet te vervolgen is voorbehouden aan het Openbaar
Ministerie.
Vraag 9
Klopt het dat de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)
signaleert dat er een verhoogde dreiging voor de nationale veiligheid uitgaat van
dit soort veroordeelde terroristen? Hoe beoordeelt u die dreiging?
Antwoord 9
Het klopt dat in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 55 en 564 aandacht wordt gevraagd voor de mogelijke veiligheidsrisico’s die gemoeid zijn met
de vrijlating van voor terroristische misdrijven veroordeelden personen, waaronder
een aantal mannen en vrouwen die veroordeeld zijn voor hun uitreis naar Syrië en Irak.
Vraag 10
Wordt door de veiligheidsdiensten of de NCTV toezicht gehouden op deze groep?
Antwoord 10
De NCTV voert geen toezicht uit. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten onderzoeken
voortdurend de ontwikkelingen in de dreiging. Dit alles binnen de kaders van de Wet
Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (Wiv 2017).
Op basis hiervan geeft de AIVD uitvoering aan zijn wettelijke taak om onderzoek te
verrichten met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij
nastreven, dan wel door hun activiteiten, aanleiding geven tot het ernstige vermoeden
dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan
wel voor de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
In algemene zin onderstreep ik als Minister van Justitie en Veiligheid het belang
van de coördinerende rol van de NCTV om samen met betrokken partners vast te kunnen
stellen of alle noodzakelijke maatregelen in een bepaalde situatie getroffen worden,
zoals bijvoorbeeld wanneer iemand vrijkomt uit detentie. Deze taak kan de NCTV momenteel
niet uitvoeren. De juridische grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens die
nodig is voor de analyse- en coördinatietaken van de NCTV (de Wet verwerking persoonsgegevens
coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid) is momenteel
in behandeling.
Om zicht te houden op de vrijgekomen veroordeelde terroristen zonder rechtmatig verblijf
in Nederland bestaan verschillende, vreemdelingrechtelijke dan wel bestuursrechtelijke
maatregelen, zoals de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding
(Twbmt). Als vertrek niet direct lukt, wordt meestal een meldplicht en gebiedsgebod
opgelegd dat gehandhaafd wordt door de AVIM.
Vraag 11
Hoe beoordeelt u de oproep tot landelijke regie vanuit de G4-gemeenten? Gaat u gehoor
geven aan die oproep? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Ik waardeer de inspanning van gemeenten om samen met relevante ketenpartners en de
rijksoverheid te blijven inzetten op effectieve samenwerking.
Voor deze specifieke doelgroep geldt dat veel ketenpartners, waaronder DT&V, samenwerken
en de vrijlatingen monitoren om een divers pakket aan (mitigerende) maatregelen klaar
te hebben. De sleutel voor de aanpak van terrorismeveroordeelden zonder rechtmatig
verblijf ligt niet bij één maatregel of bij één enkele organisatie. Het vergt een
combinatie van maatregelen om het zicht op deze personen te optimaliseren. Voor een
nadere toelichting op de mogelijke maatregelen verwijzen wij naar het antwoord op
vraag 10.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.