Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Michon-Derkzen over het bericht ‘Politie: Schietpartij gayclub Oslo was islamitische terreurdaad’
Vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Politie: schietpartij gayclub Oslo was islamitische terreurdaad» (ingezonden 30 juni 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 5 september
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3600.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Politie: schietpartij gayclub Oslo was islamitische
terreurdaad»1?
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichtgeving hierover. Het is verschrikkelijk wat
er in Oslo is gebeurd. Het mag nooit zo zijn dat mensen worden aangevallen om wie
ze zijn.
Vraag 2
Kunt u schetsen wat er in Oslo is gebeurd?
Antwoord 2
Uit officiële verklaringen van de Noorse politie en het Noorse Openbaar Ministerie
(OM) is gebleken dat in de nacht van vrijdag 24 juni 2022 op zaterdag 25 juni 2022
een man met een vuurwapen heeft geschoten op personen in het uitgaansdistrict in het
centrum van de Noorse hoofdstad Oslo. Dit deed hij op drie vlakbij elkaar gelegen
locaties. Eerst bij een jazzclub die bekend staat als ontmoetingsplek voor homoseksuelen.
Daarna bij een nabijgelegen populaire homobar (London Pub). En later nog op een derde
locatie. Er vielen daarbij in totaal twee doden en 21 gewonden (van wie tien zwaargewond).
Vraag 3
Weet u of er inmiddels een dader is aangehouden? Is u bekend wat het motief voor deze
aanslag was?
Antwoord 3
Uit officiële verklaringen van de Noorse politie en het Noorse OM blijkt dat de schutter
ter plekke werd gearresteerd door de politie nadat omstanders hem hadden overmeesterd.
Hij bleek in het bezit van zowel een pistool als een automatisch geweer. De man zit
vast op verdenking van moord, poging tot moord, en het plegen van terroristische aanslagen.
De verdachte heeft tot nu toe geweigerd een verklaring af te leggen. De politie onderzoekt
verschillende mogelijke motieven, waaronder «islamistisch-extremisme», psychische
problematiek en haat tegen de LHBTIQ+-gemeenschap. De Noorse inlichtingendienst van
de politie, de Police Security Service (PST) spreekt (vooralsnog) van een «extreme
daad van islamistisch terrorisme».
Vraag 4
Heeft u contact met de Nederlandse LHBTI-gemeenschap? Hoe loopt dat contact?
Antwoord 4
In mijn functie als Minister van Justitie en Veiligheid spreek ik regelmatig met individuen
en organisaties. Zo ben ik onlangs nog in gesprek geweest met het COC, Transgender
Netwerk Nederland (TNN) en de vereniging voor intersekse personen (NNID) om te praten
over de aanpak van discriminerend geweld en beleid dat raakt aan de LHBTIQ+-gemeenschap.2
Vraag 5
Heeft u concrete signalen dat deze gemeenschap ook in Nederland extra risico loopt?
Zo ja, welke maatregelen zijn er tot dusver genomen?
Antwoord 5
Op dit moment zijn er geen concrete signalen dat de LHBTIQ+-gemeenschap in Nederland
extra risico loopt om slachtoffer te worden van terrorisme en/of gewelddadig extremisme.
Meer in zijn algemeenheid zet het kabinet zich op verschillende manieren in om de
veiligheid van LHBTIQ+-personen te bevorderen. Het Actieplan Veiligheid LHBTI 2019–20223 geeft een overzicht van de maatregelen die het kabinet heeft genomen om de veiligheid
van LHBTI-personen te bevorderen. Ook wordt de komende tijd gewerkt aan de uitvoering
van het Regenboogakkoord. In het Coalitieakkoord 2021–2025 staat opgenomen dat dit
akkoord zorgvuldig uitgevoerd zal worden met (initiatief)wetgeving en beleid. Voor
een verdere toelichting op de maatregelen die genomen worden om geweld tegen de LHBTIQ+-gemeenschap
tegen te gaan verwijs ik ook naar de antwoorden op de vragen van het lid Koekkoek
die op 13 juli jl. door de Minister van BZK naar uw Kamer zijn verzonden.4
Vraag 6
Hoe groot schat u dat het aantal IS-sympathisanten in Nederland op dit moment is?
Heeft de AIVD deze groep in beeld?
Antwoord 6
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) schrijft in zijn Openbaar Jaarverslag
2021 dat de jihadistische beweging in Nederland lijkt te stagneren, maar de dreiging
ervan aanzienlijk blijft. Deze jihadistische beweging bestaat uit vijfhonderd tot
zeshonderd onderkende personen in Nederland en er bevinden zich ongeveer honderdvijftig
gekende Nederlandse personen in het buitenland. De AIVD geeft aan dat deze groep sinds
2018 niet of nauwelijks groeit.
Vraag 7
Kunt u schetsen wat de consequenties zijn van het feit dat de NCTV al geruime tijd
niet meer deelneemt aan lokale casusoverleggen, de Taskforce Problematisch Gedrag
en ongewenste buitenlandse financiering voor de mitigatie van veiligheidsrisico’s
door geradicaliseerde eenlingen en groeperingen?
Antwoord 7
De NCTV kan gebeurtenissen op dit moment beperkt duiden in afwachting van de Wet verwerking
persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid,
welke een grondslag moet creëren voor het verwerken van persoonsgegevens. Er is sprake
van persoonsgegevens bij dergelijke gebeurtenissen, dus hier past daarom ook terughoudendheid.
De Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en
nationale veiligheid, is momenteel in behandeling bij uw Kamer.
Dit betekent dat momenteel het maatschappelijk debat (veelal op openbare fora en sociale
media) niet goed geanalyseerd kan worden. Dit heeft als gevolg dat de NCTV, in afwachting
van het wetsvoorstel, gestopt is met het duiden van (online) openbare uitingen om
te beoordelen of deze passen binnen een bepaalde trend of fenomeen die in potentie
de stabiliteit van Nederland kan ontwrichten, en of er in dat kader maatregelen ter
verhoging van de weerbaarheid moeten worden bevorderd.
Dit geeft beperkingen bij de uitvoering van analysetaken, waaronder analyses gerelateerd
aan het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Dit geldt dus eveneens voor deze
schietpartij in het centrum van Oslo. Zolang de NCTV voor de uitvoering van deze analyse-
en coördinatietaken geen persoonsgegevens kan of mag verwerken is de NCTV niet in
staat om al zijn verantwoordelijkheden ten behoeve van de nationale veiligheid waar
te kunnen maken.
Zoals ook beschreven in mijn brief van 31 mei 20225 is de NCTV op dit moment ook beperkt in de coördinatietaak doordat de NCTV niet,
of alleen in uitzonderlijke gevallen, kan aansluiten bij het lokale casusoverleg als
er persoonsgegevens van individuen worden gedeeld. Dit betekent dat de NCTV bij complexe
casuïstiek of nieuwe dreigingen de lokale partners niet vroegtijdig kan adviseren
en geen gerichte ondersteuning kan bieden in bijvoorbeeld het lokale casusoverleg.
Concreet betekent dit dat om de coördinerende rol goed uit te kunnen voeren, de NCTV
kennis moet nemen van casuïstiek waarbij ook informatie over individuen wordt gedeeld.
Bijvoorbeeld als iemand vrijkomt uit detentie. Dergelijke vraagstukken vergen een
actieve en gecoördineerde inzet zodat zicht wordt gehouden op de ontwikkelingen en
waar nodig mitigerende maatregelen worden toegepast. De NCTV is hierdoor momenteel
beperkt in het uitvoeren van deze taak.
Ten aanzien van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering
betekent het stopzetten van de deelname van de NCTV dat het duidings-en adviesteam
van de Taskforce voor wat betreft casuïstiek is stopgezet per april 2021. Het vorige
Kabinet heeft uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de specifieke problemen
omtrent de grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens van een aantal partners6. Ook de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hier onder meer op gewezen
in het Commissiedebat Inburgering en Integratie op 19 april 2022. Gemeenten kunnen
alleen nog advies krijgen over het fenomeen waar zij mee te maken hebben, zonder dat
daarbij persoonsgegevens worden uitgewisseld.
Vraag 8
Wat kan er worden verbeterd aan de informatie-uitwisseling over mogelijke signalen
over terreurdaden tussen landen door Europol en Eurojust?
Antwoord 8
De systemen en platformen bij Europol bieden in beginsel voldoende mogelijkheden tot
het snel uitwisselen van informatie over (mogelijke) terreurdaden. Op 28 juni jl.
is de aangepaste Europolverordening in werking getreden. Europol’s bevoegdheid om
grote en complexe datasets te verwerken is daarbij verduidelijkt, wat nuttig kan zijn
bij onderzoek naar terrorisme. Daarnaast is Europol’s bevoegdheid om data uit te wisselen
met private partijen enigszins uitgebreid, bijvoorbeeld om de verspreiding van online
content die verband houdt met terrorisme te voorkomen. Er wordt eveneens onderhandeld
over aanpassing van de Prüm-verordening7 en een nieuwe Richtlijn over informatie-uitwisseling om informatie-uitwisseling tussen
rechtshandhavingsautoriteiten in het kader van het voorkomen, opsporen en onderzoeken
van strafbare feiten te versnellen en te verbeteren.
In deze samenwerkingsverbanden is de politie gebonden aan de kaders die de Wet Politiegegevens
(Wpg) stelt aan informatie-uitwisseling. De Wpg (art. 10 lid 1 onder b Wpg en art.
15a Wpg) verplicht weliswaar tot het ter beschikking stellen van politiegegevens met
andere EU/EER landen, maar staat niet toe dat zachte signalen over personen die zich
mogelijk bezig zouden kunnen houden met het beramen of plegen van terroristische misdrijven
worden verstrekt aan het buitenland (art. 5:3, lid 8 jo art. 5:1, lid 4 Bpg). Dat
is overigens niet voor niets. Deze personen zijn immers (nog) geen verdachte. Ook
de informatie-uitwisseling met Europol kent deze beperking. De praktijk laat echter
zien dat de mogelijkheid om in individuele gevallen met collega-diensten over deze
personen te overleggen wenselijk kan zijn. Bijvoorbeeld met buurlanden omdat die personen
grensoverschrijdend actief zijn in Nederland en in die buurlanden. Binnen Schengen
worden zij namelijk op geen enkele manier gehinderd door grenzen. Overleg over behoefte
aan aanpassing in wet- en regelgeving wordt daarom regelmatig gevoerd met het oog
op de verbetering van de informatiepositie en het eerder starten van onderzoeken.
Vraag 9
Is een gerichte terrorismedreiging jegens de LHBTI-gemeenschap reeds een aandachtsgebied
van de «European Counter Terrorism Centre» van Europol?
Antwoord 9
Met de ervaring en expertise binnen het European Counter Terrorism Centre (ECTC) op
alle gebieden van terroristische fenomenen heeft het als doel om een alomvattend antwoord
te bieden op de voortdurende veranderende dreigingen van terrorisme in de Europese
Unie. Het ECTC is in 2016 opgericht door Europol. Het is niet aan mij als Minister
om te sturen op wat wel en niet een gericht aandachtsgebied zou moeten zijn van het
ECTC.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.