Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over burgerschapsonderwijs
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over burgerschapsonderwijs (ingezonden 3 juni 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 5 september
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Inspectie keurt plannen voor nieuwe scholen af: «Het
bestuur had nauwelijks concrete leerdoelen geformuleerd»», «Burgerschapsonderwijs
is een struikelblok voor nieuwe scholen», «Meeste initiatieven voor nieuwe middelbare
scholen afgewezen vanwege kwaliteit burgerschapsonderwijs» en «Geen nieuwe middelbare
school voor Kerkrade. Martin Buber-droom valt in duigen: «Dit is een slag in ons gezicht»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u van mening dat het Advieskader nieuwe scholen 2021 ten aanzien van burgerschapsonderwijs
(indicator D1) de eerdere kritiek ondervangt dat de normen voor burgerschapsonderwijs
te vaag zouden zijn? Zo ja, kunt u aangeven waarin de duidelijkheid en (rechts)zekerheid
bestaan die het nieuwe kader biedt? Is de huidige werkwijze een toonbeeld van voorspelbaarheid
en transparantie?
Antwoord 2
Per 1 augustus 2021 is de wettelijke burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs
verduidelijkt en aangescherpt. Het Advieskader van de Inspectie van het Onderwijs
ten aanzien van nieuwe scholen sluit zeer nauw aan bij die wettelijke opdracht en
de daarin geformuleerde eisen. Het betreft samengevat de volgende eisen. Het onderwijs
moet actief burgerschap en sociale cohesie bevorderen. Dat betekent: de school moet
de basiswaarden en de ontwikkeling van de sociale en maatschappelijke competenties
op «doelgerichte» en «samenhangende wijze» bevorderen. Het bestuur moet daarnaast
zorgdragen voor een schoolcultuur waarin basiswaarden worden aangeleerd en deze kunnen
worden geoefend. Het Advieskader geeft daarbij aan dat een aanvraag daarom een beschrijving
moet bieden van de wijze waarop het burgerschapsonderwijs vormgegeven zal worden,
zodanig dat inzichtelijk is hoe dit onderwijs doelgericht en samenhangend vorm krijgt.
Aanvragen waarin de beoogde onderwijsdoelen («doelgericht») én de opbouw van het aanbod
(«samenhangend») voldoende duidelijk worden beschreven, voldoen. De stelselmatige
toepassing van deze op de wet gebaseerde eisen verschaft de (rechts)zekerheid die
van belang is. Daarbij is ruimte om per school op een eigen, binnen het klimaat van
de nieuwe school passende wijze, vorm te geven aan de manier waarop de onderwijsdoelen
en de opbouw van het aanbod worden vormgegeven.
De transparantie en voorspelbaarheid zijn verder geborgd door andere voorzieningen
zoals opgenomen in de werkwijze in het Advieskader, zoals de mogelijkheid voor aanvragers
tot een gesprek, het geven van een toelichting en het hoor en wederhoor bij het concept-verslag.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke lijst van elf bouwstenen de inspectie gebruikt voor het beoordelen
van burgerschapsvorming? Waarom is deze lijst niet te vinden in het Advieskader?
Antwoord 3
De toetsing van indicator D1 vindt plaats op de in vraag 2 beschreven werkwijze. Indien
met de 11 bouwstenen gedoeld wordt op producten die in het kader van het ontwikkelproces
curriculum.nu verschenen zijn: dit zijn geen eisen waar de inspectie op toetst (zie
ook het antwoord op vraag 2 en 9).
Vraag 4
Vindt u het wenselijk dat aanvragen onder meer worden afgewezen, omdat het burgerschapsonderwijs
nog niet tot op vakniveau en de keuze van lesmethodes is uitgewerkt? Hoe is deze toespitsing
tot op vakniveau te verenigen met de keuze van de wetgever om niet te bepalen op welke
wijze en bij welke vakken het burgerschapsonderwijs aan bod komt?
Antwoord 4
Ik vind het wenselijk dat aanvragen worden afgewezen als deze niet aan de daaraan
gestelde eisen voldoen. De inspectie oordeelt daarover als onafhankelijke partij.
Een uitwerking op vakniveau of lesmethoden zijn geen eisen. Dergelijke keuzes zijn
aan de school. Dit is ook niet zoals de inspectie naar bestaande scholen kijkt of
aanvragen voor nieuwe scholen toetst. Met de aanvraag moet inzichtelijk gemaakt worden
dat aangenomen kan worden dat het onderwijs zoals de school dat van plan is te geven,
doelgericht en samenhangend zal zijn. Hoe de school aan deze wettelijke eisen wil
voldoen, is aan de school. Of het onderwijs doelgericht is, blijkt uit de formulering
van geconcretiseerde leerdoelen die de school bereiken wil voor bevordering van basiswaarden
en sociale en maatschappelijke competenties. Of het onderwijs samenhangend is, blijkt
uit de logische opbouw van de leerstof en aanpak waarmee de school de leerdoelen bereiken
wil.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de kritiek van scholen dat de inspectie een veel te gedetailleerde
uitwerking van het burgerschapsonderwijs vraagt voor de fase waarin deze initiatieven
zich bevinden? Hoe zijn zulke concrete eisen op een geloofwaardige manier te herleiden
tot het wettelijk kader en hoe wordt rekening gehouden met het feit dat bestaande
scholen een jaar respijt krijgen bij invoering van de nieuwe wet?
Antwoord 5
Zoals toegelicht in antwoord 2 vraagt de inspectie geen gedetailleerde uitwerkingen,
hoewel ik mij kan voorstellen dat scholen dit wel zo ervaren. Gezien het belang dat
uw Kamer en ik hechten aan goed burgerschapsonderwijs is het van groot dat belang
dat de inspectie toetst of mag worden aangenomen dat de bevordering van burgerschap,
zoals beschreven in de aanvraag, doelgericht en samenhangend zal zijn.
Het is zaak dat scholen vóór zij gesticht worden, goed nadenken over burgerschapsonderwijs.
Bestaande scholen hebben een jaar respijt gekregen omdat het gaat om nieuwe eisen
die mogelijk een wijziging in bestaand beleid inhouden. Dat kost tijd. Een nieuwe,
nog te stichten school, kan vanaf het begin rekening houden met de nieuwe eisen aan
het burgerschapsonderwijs.
Dat betekent dat van zowel bestaande als nieuw te stichten scholen vanaf schooljaar
2022/23 aan de wettelijke eisen moeten voldoen, waarbij voor de beoordeling (in 2021/22)
van aanvragen voor nieuwe scholen geldt dat deze, conform het Advieskader, aannemelijk
maken dat het onderwijs doelgericht en samenhangend zal zijn.
Vraag 6
Bent u ermee bekend dat er aanvragen zijn die op zeer concreet niveau overzicht bieden
van thema’s, leerdoelen en leerlijnen van het burgerschapsonderwijs en die toch zijn
afgewezen? Kunt u zich voorstellen dat voor betrokkenen niet duidelijk is wat zij
dan nog meer moeten doen? Op welke wijze gaat u er ook voor zorgen dat de inspectie
beter communiceert over doelen en verwachtingen?
Antwoord 6
De eisen die worden gehanteerd zijn weergegeven in het antwoord bij vraag 2. Het kan
voorkomen dat door initiatieven onvoldoende inzicht wordt gegeven in bedoelde eisen.
Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als wel allerlei thema’s worden genoemd, maar
niet wordt uitgewerkt welke leerdoelen de te starten school wil realiseren. Daarbij
krijgen scholen voldoende vrijheid om het plan aan te laten sluiten op hun eigen inrichting.
De beoordelingsprocedure laat ook zien dat relatief beperkte uitwerkingen tot een
positief advies kunnen leiden. Dat maakt duidelijk dat de hoeveelheid informatie niet
relevant is. Wel relevant is of de aanvrager voldoet aan bovenbedoelde wettelijke
eisen.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 biedt de wetswijziging reeds de verduidelijking
omtrent de burgerschapsopdracht. Aansluitend daarop heeft de inspectie haar werkwijze
in het Advieskader, dat door mij is vastgesteld, duidelijk beschreven. Ik heb van
de inspectie begrepen dat zij, om initiatiefnemers verder te helpen bij de voorbereiding
van een aanvraag, in aanvulling op voornoemde punten in de volgende ronde bovendien
een voorlichtingsbijeenkomst in september zal organiseren.
Ik wil er tevens op wijzen dat de nieuwe stichtingsprocedure niet alleen tot doel
heeft om het scholenaanbod beter te laten aansluiten op de wensen van ouders en leerlingen,
maar ook beoogt de kwaliteit van nieuwe scholen te waarborgen en te voorkomen dat
er initiatieven met onvoldoende kwaliteit starten. Dat vind ik van groot belang voor
alle leerlingen.
Tot slot wil ik benadrukken dat de evaluatie van de nieuwe stichtingsprocedure al
in de zomer van 2021 is gestart. De tussenrapportage volgt in december 2023 en de
eindrapportage in december 2025. In de tussentijd schroom ik niet om wijzigingen door
te voeren zoals het vrijgeven van ouderverklaringen bij een bezwaar, het verbod op
een beloning voor een ouderverklaring of het verlengen van de periode waarin ouderverklaringen
kunnen worden ingediend. Ook start mijn ministerie in september een werkgroep met
gemeenten om de rol van gemeenten in de stichtingsprocedure te verduidelijken en verbeteren.
Ik licht uw Kamer, begin november, nader in over deze trajecten. Op dat moment informeer
in uw Kamer ook over het aantal initiatiefnemers dat daadwerkelijk een aanvraag heeft
ingediend voor een nieuwe po- of vo-school.
Vraag 7
Hoe is de lijn van de inspectie dat scholen al in deze vroege fase duidelijkheid moeten
bieden tot op de keuze van lesmethodes te verenigen met het feit dat zulke keuzes
juist pas goed gemaakt kunnen worden in afstemming met het personeel en conform de
geldende vereisten van betrokkenheid en medezeggenschap?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 8
Hoe reageert u op de kritiek van betrokkenen dat de inspectie de werkwijze zeer summier
motiveert, ondanks toezeggingen geen hoor en wederhoor toepast en zonder uitleg afwijzingen
uitdeelt? Bent u ook van mening dat de inspectie op grond van het motiveringsbeginsel
concreet dient aan te geven waarom documenten die het burgerschapsonderwijs beschrijven
niet toereikend zijn?
Antwoord 8
De inspectie heeft mij laten weten zich niet te herkennen in de kritiek waarnaar in
de vraag wordt verwezen. Aan alle initiatiefnemers is de mogelijkheid tot hoor- en
wederhoor geboden op het verslag. Ik hecht er waarde aan dat de inspectie de adviezen
schriftelijk heeft gemotiveerd, en initiatiefnemers de gelegenheid biedt om een nadere
toelichting te vragen. Ook worden alle aanvragers, in het besluit gewezen op de mogelijkheden
voor bezwaar en beroep. Meerdere aanvragers maken gebruik van deze mogelijkheid.
Vraag 9
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat initiatieven voor nieuwe scholen in detail
op burgerschap worden beoordeeld, terwijl u in het masterplan basisvaardigheden zelf
schrijft dat voor burgerschap nog nauwelijks onderwijsdoelen bekend zijn?2
Antwoord 9
Ik deel, zoals toegelicht in de antwoorden op vraag 4 en 5, niet de opvatting dat
initiatieven voor nieuwe scholen in detail op burgerschap worden beoordeeld. De aangescherpte
burgerschapsopdracht is voldoende duidelijk over de eisen die aan het burgerschapsonderwijs
worden gesteld, waarbij het Advieskader aangeeft welke werkwijze de inspectie hanteert
voor het advies bij aanvragen voor nieuwe scholen. In de aangehaalde passage uit het
masterplan basisvaardigheden wordt gedoeld op het feit dat de curriculumherziening
nog gaande is. In dat traject worden ook de kerndoelen met betrekking tot burgerschap
herzien. Tot dat moment bevatten ook de huidige kerndoelen inhouden die relevant zijn
burgerschap.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.