Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Van Esch over het bericht ‘Nieuwe milieunormen voor Tata laten op zich wachten door Europese stroperigheid’
Vragen van de leden Van Raan en Van Esch (beiden PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Nieuwe milieunormen voor Tata laten op zich wachten door Europese stroperigheid» (ingezonden 2 augustus 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 5 september
2022).
Daarnaast wil ik u hierbij informeren over het volgende. In maart 2022 is de Kamer
geïnformeerd over de productie en export van cokes door Tata Steel (Kamerstuk 28 089, nr. 224), naar aanleiding van de motie van de leden Van Esch en Teunissen (Partij voor de
Dieren) over het zo spoedig mogelijk verbieden van de export van cokes (Kamerstuk
28 089, nr. 221). Daarbij heb ik me gebaseerd op door Tata Steel aangeleverde gegevens. Wij hebben
geconstateerd dat deze cijfers onjuist bleken. Inmiddels heeft Tata Steel andere cijfers
aangeleverd en deze deel ik hierbij met de Kamer.
Uit de door Tata Steel aangeleverde verbeterde cijfers blijkt dat de productie van
cokes in 2018 en 2019 2,0 miljoen ton bedroeg. In 2020 en 2021 bedroeg de productie
1,9 miljoen ton. De gemiddelde export in de afgelopen vier jaar bedraagt 7,5%. In
2018 bedroeg de export 4,5%, in 2019 8,6%.
In 2020 is meer geëxporteerd (16,9%), in 2021 niets. Deze schommeling is veroorzaakt
door het effect van COVID-19 op de bedrijfsvoering van Tata Steel, waardoor de productie
van ruw ijzer is teruggeschroefd en meer cokes zijn geëxporteerd. De appreciatie van
de eerdergenoemde motie wijzigt niet op basis van de verbeterde cijfers.
Vraag 1
Kent u de berichten «Nieuwe milieunormen voor Tata laten op zich wachten door Europese
stroperigheid»1 en «Aanscherping milieunormen EU vaak vertraagd»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u van mening dat het vaststellen van de «best beschikbare technieken» (bbt),
waarop vervolgens de Europese milieunormen worden gebaseerd, een zo’n objectief mogelijk
proces zou moeten zijn, waarbij de industrie nooit het laatste woord kan hebben? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier vindt u dat op dit moment objectiviteit is
gegarandeerd?
Antwoord 2
Ja, ik ben het met u eens dat het proces voor het opstellen van het Referentiedocument
voor de Beste Beschikbare Technieken (BREF) en de daarbij behorende conclusies over
de Beste Beschikbare Technieken (BBT-conclusies) zo objectief als mogelijk moet verlopen.
Dit is naar mijn mening het geval.
Sinds de inwerkingtreding van de Richtlijn Industriële Emissies (2010) moeten de BBT-conclusies
gebaseerd zijn op de daadwerkelijke emissiegegevens van Europese referentie installaties.
Deze installaties worden aangedragen door de lidstaten en gevalideerd door het bevoegd
gezag. De BBT-conclusies worden voorbereid door een technische werkgroep die bestaat
uit het Europese IPPC Bureau (EIPPCB) in Sevilla, lidstaten, NGO’s en de industrie.
Deze BBT-conclusies worden gebaseerd op de milieuprestaties van de referentie installaties
die worden aangedragen door de lidstaten en de aanvullende informatie over processen
en reinigingstechnieken die door de leden van de technische werkgroep is ingebracht.
De uiteindelijke besluitvorming over de BBT-conclusies gebeurt in een vergadering,
waaraan uitsluitend de lidstaten en de Europese Commissie (via het EIPPCB) deelnemen.
De BBT-conclusies worden met gekwalificeerde meerderheid aangenomen.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de stelling dat de industrie grote invloed heeft op welke technieken
als bbt worden vastgesteld, doordat de industrie oververtegenwoordigd is bij de besprekingen
hierover en veel meer kennis heeft over de industriële processen dan de milieuorganisaties,
lidstaten en de EIPPCB (het agentschap van de Europese Unie dat de besprekingen over
de milieunormen leidt)?3
Antwoord 3
Bij het vaststellen van BBT wordt er gekeken naar de milieuprestaties van goed presterende
installaties in Europa, de referentie installaties. Met andere woorden, er wordt gekeken
welke emissies en emissiereducties met bestaande technieken gerealiseerd kunnen worden.
De hiervoor aangeleverde emissiegegevens worden gevalideerd door het bevoegd gezag.
Op deze wijze ontstaat er een overzicht van de verschillende toegepaste technieken
en hun emissieresultaten. Op basis daarvan worden de BBT conclusies, zoals een range
van emissiegrenswaarden dat als BBT wordt gezien, bepaald. Er valt te verwachten dat
de industrie veel kennis heeft van de door henzelf toegepaste technieken. Maar door
te kijken naar de emissiegegevens en de inbreng van lidstaten en NGO’s, zou ik niet
willen stellen dat de industrie een onevenredige invloed heeft op het proces.
Vraag 4
Deelt u de mening van de Europese federatie van milieuorganisaties (EEB) dat dit ongelijke
krachtenveld vaak leidt tot bbt-conclusies vol uitzonderingen of bbt-conclusies die
simpelweg slecht zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het klopt dat BBT-conclusies verschillende uitzonderingen kunnen bevatten of minder
streng zijn dan Nederland zou willen. Dat is het gevolg van verschillen in de milieuprestaties
van de referentie-installaties uit de verschillende lidstaten. Uitzonderingen en ruimere
BBT-conclusies zijn inherent aan dit proces en niet het gevolg van een ongelijk krachtenveld
voor zover daar al sprake van zou zijn.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de conclusie dat het vaststellen van de bbt in de praktijk allesbehalve
objectief gebeurt?
Antwoord 5
Gezien het feit dat BBT gebaseerd wordt op achtergrondinformatie en de feitelijke
(emissie)gegevens van bestaande installaties, dat lidstaten en NGO’s naast de industrie
deelnemen aan de technische werkgroep en dat lidstaten niet vertegenwoordigd mogen
worden door de industrie acht ik de objectiviteit voldoende gegarandeerd.
Vraag 6
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het vaststellen van de bbt in de toekomst
wel objectief gebeurt?
Antwoord 6
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven vind ik dat de objectiviteit momenteel
voldoende wordt gewaarborgd. Om deze reden zie ik op dit moment geen aanleiding om
actie te ondernemen.
Vraag 7
Vindt u het eigenlijk ook niet moreel te verwerpen dat door de bovengenoemde praktijken
de leefomgeving rond Tata Steel gevaarlijk en ongezond is? Zo nee, wat is uw boodschap
aan de omwonenden van Tata Steel?
Antwoord 7
Ik vind het van belang dat de leefomgeving rondom Tata Steel zo snel mogelijk schoner,
veiliger en gezonder wordt. Essentieel hierbij is dat zowel de overheden als Tata
Steel maximaal vaart zetten achter de duurzame transitie naar staalproductie met behulp
van groene elektriciteit en waterstof. In het plan van aanpak «Naar een gezondere
leefomgeving in de IJmond: aanpak voor het beperken van de luchtverontreinigende uitstoot
van Tata Steel Nederland»4 staat aangegeven welke acties zijn ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving te
verbeteren. In de Expression of Principles (EoP) is opgenomen dat Tata Steel onderzoek
gaat doen naar het verder verbeteren van de milieu en gezondheidssituatie vóórafgaand
aan de transitie in 2030, bijvoorbeeld door het al eerder sluiten van bedrijfsactiviteiten,
zoals de Kooksfabriek 2, en/of het uitvoeren van extra maatregelen bovenop de Roadmap+.
In de tussentijd gaat het bevoegd gezag gewoon door met het aanscherpen van de vergunningen,
toezicht en handhaving, en Tata Steel met de realisatie van de aangekondigde maatregelen
uit de Roadmap+.
Vraag 8
Hoe lang bent u van plan het gedrag van Tata Steel te blijven gedogen en daarmee medeplichtig
te zijn aan het in stand houden van een onveilige leefomgeving veroorzaakt door Tata
Steel, terwijl u beter kan en moet weten?
Antwoord 8
Ik vind dat de gezondheidssituatie en de leefomgeving van de bewoners in de IJmond
zo snel als mogelijk moet verbeteren. Hier zet ik me samen met de Provincie Noord-Holland
en de IJmondgemeenten voor in. Samen met de provincie Noord-Holland is een plan van
aanpak opgesteld waarbij de vervuiling sneller en substantiëler omlaag gaat, met afspraken
en regels waar Tata Steel aan gehouden is. Zo gaat bijvoorbeeld de uitstoot van lood
versneld omlaag: 70% minder eind 2023 (dit was 2025), en de uitstoot van PAK’s (kankerverwekkende
stoffen) 50% minder in 2022 (dit was 30%).
Vraag 9
Hoe en wanneer gaat u uitvoering geven aan de motie Van Esch/Beckerman (Kamerstuk
22 112, nr. 3445) over pleiten voor de opheffing van de uitzonderingsmogelijkheid op de strengste
Europese normen voor de uitstoot van schadelijke stoffen?
Antwoord 9
In de door u genoemde motie verzoekt u de regering om er in Europa voor te pleiten
om de uitzonderingsmogelijkheid op de strengste Europese normen voor de uitstoot van
schadelijke stoffen voor verouderde installaties, waaronder ook Kooksfabriek 1 van
Tata Steel valt, op te heffen. In de lopende onderhandelingen over de herziening van
de Richtlijn Industriële Emissies (RIE), zal ik pleiten voor het opnemen van een bepaling
die ervoor moet zorgen dat verouderde installaties niet oneindig door kunnen blijven
draaien met een hoge uitstoot van schadelijke stoffen. Hiermee zou er dan ook een
einddatum verbonden moeten worden aan de loopduur van uitzonderingen voor verouderde
installaties.
Vraag 10
Uit hoeveel mensen en uit wie bestaat de Nederlandse delegatie bij de besprekingen
over de bbt-conclusies? Zitten hier ook vertegenwoordigers van de metaalbewerkingssector
of andere industriële sectoren bij? Zo ja, hoe vaak en met hoeveel mensen zijn de
metaalbewerkingssector en andere industriële sectoren vertegenwoordigd in de Nederlandse
delegatie?
Antwoord 10
De BBT-conclusies worden voorbereid door een technische werkgroep die bestaat uit
het Europese IPPC Bureau (EIPPCB) in Sevilla, lidstaten, NGO’s en de industrie. Vanuit
de Nederlandse overheid nemen over het algemeen twee ambtenaren deel aan de besprekingen
over de BBT-conclusies. De Nederlandse overheid laat zich niet vertegenwoordigen door
de industrie. De delegatie die de Nederlandse overheid representeert, bestaat alleen
uit ambtenaren. De industrie wordt over het algemeen vertegenwoordigd door een Europese
brancheorganisatie. Leden van een dergelijke organisatie kunnen deelnemen aan de technische
werkgroep. Dat kunnen ook Nederlandse bedrijven zijn.
Vraag 11
Klopt het dat van zeker 35 Europese sectoren er 15 werken met bbt-conclusies (en dus
milieunormen) die ouder zijn dan tien jaar, terwijl deze elke acht jaar geactualiseerd
zouden moeten worden? Wat is uw reactie hierop? Welke sectoren werken er met bbt-conclusies
ouder dan tien jaar?
Antwoord 11
Ja, het klopt dat circa 50% van de BREFs niet binnen 10 jaar geactualiseerd is. Dit
is een ongewenste situatie die afhankelijk van de ontwikkelingen binnen een sector
in meer of mindere mate een weerslag heeft op de milieubelasting van de betreffende
sector. De oorzaak hiervan ligt in een capaciteitsprobleem bij het EIPPCB en het feit
dat het opstellen van BREF’s onder de RIE meer tijd en inzet kost dan destijds voorzien.
Het streven van de Europese Commissie is namelijk dat de BREFs eens in de acht jaar
worden herzien. Er wordt gekeken naar verschillende mogelijkheden om het effect van
de vertraging op de milieubelasting zoveel mogelijk te ondervangen. Zo wordt een aantal
chemische BREFs, voor wat betreft de emissies naar lucht, onder één nieuwe BREF gebracht.
Verder wordt in de prioritering van de BREF herzieningen rekening gehouden met de
ontwikkelingen in de sector (m.a.w. heeft een nieuwe BREF zin). Deze prioritering
leidt er toe dat als eerste de BREF wordt opgepakt waarvan de herziening het meeste
milieueffect realiseert.
De voortgang van alle BREFs kunt u vinden op: https://eippcb.jrc.ec.europa.eu/reference
Vraag 12
Wat is uw reactie op de vaststelling dat deze verouderde wetgeving het voor toezichthouders
lastig maakt om streng op te treden tegen fabrieken als Tata Steel?
Antwoord 12
Op dit moment wordt de RIE herzien. Nederland zet in op snellere implementatie van
beter presterende innovatieve technieken, zodra deze beschikbaar zijn en snellere
herziening van de zogenaamde «BREF’s», documenten waarin deze technieken beschreven
staan. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied houdt momenteel alle vergunningen van
Tata Steel tegen het licht. De ILT kijkt mee vanuit de wettelijke WABO-adviesrol.
Vraag 13
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het proces om de bbt-conclusies te actualiseren
wordt versneld, zodat er strengere milieunormen kunnen worden opgelegd aan de industrie?
Antwoord 13
Zoals hierboven aangegeven wordt momenteel de RIE herzien. Hierin zijn regels vastgelegd
over de herziening van BREFs (incl. bijbehorende BBT-conclusies). In dit kader heb
ik bij de Europese Commissie benadrukt dat, wat Nederland betreft, de BREFs sneller
herzien moeten worden dan nu in de praktijk het geval is. Dit zal ik in de onderhandelingen
over deze richtlijn blijven aankaarten.
Vraag 14
Bent u bereid om de omgevingsdiensten te (onder)steunen wanneer zij bedrijven, zoals
Tata Steel, strengere milieunormen willen opleggen en hierop willen handhaven? Zo
ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Ja, via het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP) investeer ik
in de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken door de omgevingsdiensten aan de
hand van de implementatie van de adviezen van de commissie Van Aartsen. Daarnaast
werk ik samen met gemeenten en provincies in het Schone Lucht Akkoord aan een permanente
verbetering van de luchtkwaliteit. De rijksoverheid ondersteunt hierbij provincies,
gemeenten en omgevingsdiensten met kennis en financiële ondersteuning (Specifieke
Uitkering) om de vergunningen op niveau te brengen en daarmee de luchtvervuilende
emissies omlaag te brengen.
Vraag 15
Bent u ervan op de hoogte dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties recent
heeft verklaard dat iedereen recht heeft op een schone leefomgeving?5
Antwoord 15
Ja.
Vraag 16
Bent u van mening dat deze verklaring ook gevolgen heeft voor Nederland en zo ja,
welke?
Antwoord 16
Ik deel het uitgangspunt dat iedereen recht heeft op een schone leefomgeving. Hier
biedt de Nederlandse en Europese wetgeving al waarborgen voor. Ook zet het kabinet
zich hier nu al voor in. Bijvoorbeeld middels het Schone Lucht Akkoord. Met het Nationaal
Milieu Programma (NMP) pakt het kabinet de regie voor de lange termijn op het gezonder,
schoner en veiliger maken van de leefomgeving. Ik heb op 1 juli 2022 een brief verzonden
aan uw Kamer over de totstandkoming van het NMP. In het NMP zal worden ingaan op het
recht op een schone leefomgeving en welke bijdrage dit recht kan opleveren aan het
dichterbij brengen van een schone, gezond en veilige leefomgeving.
De Verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties daarentegen is niet-juridisch
bindend voor de VN lidstaten. Dit betekent dat de verklaring geen direct juridische
gevolgen heeft voor Nederland. Wel is de verwachting dat de verklaring zal bijdragen
aan de ontwikkeling in en van de multilaterale discussies op dit thema.
Vraag 17
Welke extra maatregelen gaat u nemen om een schone, gezonde en duurzame leefomgeving
te kunnen waarborgen?
Antwoord 17
Inwoners van Nederland vertrouwen erop dat hun leefomgeving in orde is: gezond, schoon
en veilig. Ik zie dat die gezonde, schone, veilige leefomgeving -ondanks alle gezamenlijke
inspanningen – er nog niet overal is. Daarom werk ik aan het Nationaal Milieuprogramma.
In mijn hierboven genoemde kamerbrief van 1 juli 2022 geef ik aan langs welk traject
het NMP tot stand gaat komen. Ik ga het komende jaar met inwoners, medeoverheden,
bedrijven, kennisinstellingen, buurlanden en internationale organisaties het gesprek
aan om de extra inzet en maatregelen te bepalen die nodig zijn. Deze gesprekken zullen
een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van beleid voor een gezonde, schone
en veilige leefomgeving in 2050.
Vraag 18
Bent u van plan het recht op een schone leefomgeving te verankeren in (nationale)
wetgeving? Zo ja, per wanneer en in welke wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 16 met de aanvulling dat samen met de Ministeries
van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Justitie en Veiligheid, en Financiën de precieze betekenis (o.a. reikwijdte en inhoud)
van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu wordt onderzocht. In dat
onderzoek wordt ook gekeken of en zo ja, op welke wijze het recht vorm moet krijgen
op internationaal niveau. Afhankelijk van de vorm op internationaal niveau, kan het
recht invloed hebben op het Nederlands recht. Verder ga ik in het NMP in op het recht
op een gezonde leefomgeving.
Vraag 19
Hoe krijgt het recht op een schone leefomgeving een plek in het Nationaal Milieuprogramma
dat u momenteel aan het vormgeven bent?
Antwoord 19
Het NMP wordt een «koersboek»: het beschrijft de route naar een gezonde, schone en
veilige leefomgeving in 2050 waar gezondheidsschade door milieuvervuiling verwaarloosbaar
is. Hierbij zullen de doelen en gehanteerde begrippen als verwaarloosbaar nader worden
ingevuld zodat deze concreter en meer hanteerbaar worden. Ik zal daarbij nader ingaan
op het recht op een schone leefomgeving en welke bijdrage zo’n recht kan leveren aan
het dichterbij brengen van een gezonde, schone en veilige leefomgeving.
Vraag 20
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 20
Ja.
Vraag 21
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Vergunningverlening, toezicht
en handhaving op 13 september 2022?
Antwoord 21
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.