Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vestering en Van Esch over oeverbeschoeiing die behandeld is met een kankerverwekkende stof
Vragen van de leden Vestering en Van Esch (PvdD) aan de Ministers voor Natuur en Stikstof en van Infrastructuur en Waterstaat over kilometers lange oeverbeschoeiing, die behandeld is met een kankerverwekkende stof (ingezonden 15 augustus 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
voor Natuur en Stikstof (ontvangen 1 september 2022).
Vraag 1 en 2
Wat dacht u toen u hoorde dat 245 kilometer oeverbeschoeiing in de Noordoostpolder
kankerverwekkende stoffen bevat?1
Wat was uw reactie toen bleek dat op sommige plekken de normoverschrijding voor fluorantheen
maar liefst 16 tot 26 keer zo hoog is als toegestaan?
Antwoord 1 en 2
Ook voor mij was dit een bericht waar ik graag verduidelijking bij ontving. Zie verder
de antwoorden op de overige vragen.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat het waterschap Zuiderzeeland ruim tien jaar de tijd neemt om
de paaltjes te vervangen? Na hoeveel jaar worden deze paaltjes normaliter vervangen?
Antwoord 3
Het waterschap heeft hierover nog geen besluit genomen. Er zijn vervangingsscenario’s
uitgewerkt, rekening houdend met alle consequenties en risico’s. Eind 2022 vindt hierover
besluitvorming plaats door het waterschap. De verwachte levensduur van de paaltjes
was oorspronkelijk veertig jaar.
Vraag 4
Beaamt u dat de kankerverwekkende oeverbeschoeiing in de Noordoostpolder vóór 2027
verwijderd zou moeten worden vanwege het moeten behalen van de Kaderrichtlijn Water?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om het waterschap op te roepen vaart te
maken met de verwijdering en waar nodig dit te faciliteren?
Antwoord 4
Nee, voor de normen voor fluorantheen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen
(PAK’s) geldt een andere termijn. Deze normen zijn in 2013 in de Europese richtlijn
prioritaire stoffen aangescherpt. Deze normen zijn eind 2015 geïmplementeerd in Nederlandse
wetgeving via het Besluit monitoring en kwaliteitseisen (2009). De norm voor fluorantheen
dient uiterlijk in 2033 te zijn behaald.
Vraag 5
Klopt het dat in bijna alle Nederlandse wateren houten paaltjes worden gebruikt, behandeld
met kankerverwekkende stoffen (oeverbeschoeiing geïmpregneerd met creosoot en/of carbolineum)
en dat deze stoffen uitspoelen naar het water? Hoeveel kilometer beschoeiing betreft
het in totaal?
Antwoord 5
Oeverbeschoeiingen die geïmpregneerd zijn met creosoot of carbolineum zijn inmiddels
veelal vervangen door milieuvriendelijker alternatieven. In grote delen van Nederland
(bijvoorbeeld veenweidegebieden) is in het geheel geen beschoeiing aanwezig.
Vraag 6
Kunt u aangeven welke en hoeveel kankerverwekkende stoffen via deze geïmpregneerde
oeverbeschoeiing in het water en de waterbodems zijn gekomen?
Antwoord 6
Creosoot bevat een grote verscheidenheid aan PAK’s en fenolen. Gecreosoteerd hout
dat in zoet water werd gebruikt bevat ongeveer 10 gewichtsprocent creosoot. Uit de
houten beschoeiing logen heel traag de lichtere PAK’s uit, waaronder fluorantheen
en anthraceen. Ondanks de uitloging zal ook na tientallen jaren (de verwachte levensduur)
in contact met water nog circa 90% van het creosoot in het hout zitten, de overige
10% zal verdampen of in water of waterbodem belanden. Zoals aangegeven in vraag 5
worden inmiddels milieuvriendelijkere alternatieven toegepast.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van deze giftige stoffen voor de gezondheid van
mensen en wat de gevolgen zijn voor een goede staat van instandhouding van de natuur?
Antwoord 7
De norm voor fluorantheen is gebaseerd op schadelijkheid voor de mens bij consumptie
van zoetwatermosselen. Een concentratie in het oppervlaktewater tot maximaal twintig
keer deze norm is nog niet schadelijk voor het ecosysteem en dus ook niet voor de
goede staat van instandhouding van de natuur. In de Noordoostpolder komen zoetwatermosselen
(zeer) beperkt voor, voor zover bekend vindt geen consumptie plaats van deze mosselen.
Vraag 8
Klopt het dat Nederland de hoogste dichtheid gecreosoteerd hout per vierkante kilometer
heeft in Europa dankzij haar uitgebreide oeverbeschoeiing? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat vindt u hiervan?
Antwoord 8
Nederland kent een hoge dichtheid van watergangen waarvoor versteviging van oevers
noodzakelijk is. Toepassing van gecreosoteerd hout in oeverbeschoeiingen vindt niet
meer plaats en bestaande oeverbeschoeiingen van dit type worden sinds de jaren tachtig
en negentig van de vorige eeuw vervangen door milieuvriendelijker alternatieven.
Vraag 9
Klopt het dat gecreosoteerd hout (hout dat geïmpregneerd is met een middel tegen schimmel)
als oeverbeschoeiing op lokale schaal een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het
oppervlaktewater? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Antwoord 9
Waar nog gecreosoteerd hout als oeverbeschoeiing aanwezig is, kan dit lokaal een bedreiging
vormen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. De waterschappen hebben de taak
ervoor te zorgen dat de kwaliteit van het oppervlaktewater in orde is.
Vraag 10
Kunt u aangeven waar en in welke mate de waterkwaliteitsnormen worden overschreden
in Nederland als gevolg van geïmpregneerde oeverbeschoeiing? Indien u dit niet kunt
aangeven, bent u bereid om bij de waterschappen te informeren hoeveel kilometer oeverbeschoeiing
geïmpregneerd is met onder andere carbolineum en waar deze kankerverwekkende stoffen
uitspoelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Er is niet structureel sprake van normoverschrijdingen voor fluorantheen of andere
PAK’s als gevolg van gecreosoteerde oeverbeschoeiing. Op veel plekken waar deze beschoeiing
heeft gestaan is deze al eerder vervangen. In grote delen van Nederland (bijvoorbeeld
veenweidegebieden) is in het geheel geen beschoeiing aanwezig.
Vraag 11
Beaamt u dat het gebruik van gecreosoteerd hout als oeverbeschoeiing verboden zou
moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Antwoord 11
In de Derde Nota Waterhuishouding (1990) is al geconstateerd dat terughoudendheid
gewenst is ten aanzien van gebruik van gecreosoteerd hout in de waterbouw en dat er
naar alternatieven moet worden gekeken. Toepassing van gecreosoteerd hout in oeverbeschoeiingen
vindt niet meer plaats en bestaande oeverbeschoeiingen van dit type worden sinds de
jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw vervangen door milieuvriendelijker alternatieven.
Vraag 12
Kunt u aangeven welke andere oeverbeschoeiing in de Noordoostpolder zal worden toegepast?
Antwoord 12
Dit is een bestuurlijke keuze van het waterschap, zie ook het antwoord op vraag 13.
Vraag 13
Wat zijn de alternatieven voor de oeverbeschoeiing en welke mogelijke kankerverwekkende
of andere schadelijke stoffen zouden hierbij kunnen uitspoelen naar het water?
Antwoord 13
Alternatieven zijn oeverbeschoeiingen van onbehandeld hard hout, eventueel in combinatie
met een natte plasdraszone, van beton of staal of van kunststof.
Vraag 14
Klopt het dat oeverbeschoeiing gemaakt van kunststof ook schadelijke stoffen, met
name weekmakers, uitspoelt naar het watermilieu? Zo ja, welke kankerverwekkende of
andere schadelijke stoffen spoelen naar het water uit?
Antwoord 14
In kunststof oeverbeschoeiingen kunnen weekmakers zitten. Deze logen in het oppervlaktewater
echter in zodanig geringe mate uit dat er voor zover bekend geen sprake is van schadelijke
effecten.
Vraag 15
Kunt u aangeven waar en hoeveel de waterkwaliteitsnormen overschreden worden in Nederland
als gevolg van kunstmatige oeverbeschoeiing? Indien u dit niet kunt aangeven, bent
u bereid om bij de waterschappen te informeren hoeveel kilometer kunstmatige oeverbeschoeiing
er is en waar deze schadelijke stoffen uitspoelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Er zijn geen overschrijdingen van waterkwaliteitsnormen als gevolg van kunststof oeverbeschoeiingen
bekend.
Vraag 16
Deelt u de mening dat alternatieve oeverbeschoeiing die ook kankerverwekkende stoffen
uitspoelt naar het water niet gebruikt dient te worden? Zo ja, hoe gaat u hier voor
zorgen?
Antwoord 16
Uiteraard deel ik uw mening dat oeverbeschoeiingen geen schadelijke effecten mogen
hebben. Er zijn milieuvriendelijke alternatieven, zie het antwoord op vraag 13.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.