Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden van Nispen en Leijten over racisme en geweld bij de politie en een incompleet dossier
Vragen van de leden Van Nispen en Leijten (beiden SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over racisme en geweld bij de politie en een incompleet dossier (ingezonden 10 juni 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 30 augustus
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2240.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht en de rechterlijke uitspraak dat racisme en politiegeweld
en het weglaten van deze feiten uit het dossier leidt tot een niet-ontvankelijk verklaring
van het Openbaar Ministerie (OM) door de rechter?1
Antwoord 1
Ik kan niet ingaan op individuele zaken die onder de rechter zijn. Het Openbaar Ministerie
(OM) heeft appel ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam omdat er
volgens het OM geen sprake is geweest van vormverzuimen die dienen te leiden tot een
niet-ontvankelijkverklaring.
Vraag 2, 3 en 7
Deelt u de mening dat dit in meerdere opzichten heel ernstig is, allereerst omdat
racisme niet thuishoort bij de politie, maar ook omdat geprobeerd is dit buiten het
dossier te houden?
Erkent u dat dit racisme en geweld van de politie niet naar buiten was gekomen als
het NRC hier niet over had gepubliceerd?2 Wat is uw oordeel hierover?
Wordt het onderzoek naar de betrokken agenten nu heropend?
Antwoord 2, 3 en 7
Racisme en discriminatie zijn ontoelaatbaar, in de samenleving en dus ook in de politieorganisatie.
Het is van groot belang dat racisme en discriminatie worden aangepakt en tegengegaan.
In deze zaak zijn er twee procedures gestart: een interne procedure die inmiddels
is afgerond en een strafrechtelijke procedure die nog niet is afgerond.
Voor wat betreft de interne procedure kan ik het volgende melden. De politie heeft
onderzoek laten doen door de afdeling Veiligheid en Integriteit en Klachten (VIK).
Onderwerp van dit onderzoek waren de discriminerende uitlating en het toegepaste geweld
door medewerkers bij de aanhouding van de drie verdachten. De politie veroordeelt
de racistische uiting van deze politiemensen sterk. De betrokken politieman is hiervoor
disciplinair gestraft door middel van een schriftelijke berisping die in het personeelsdossier
is opgenomen. Hierbij is nadrukkelijk vermeld dat het de medewerker ernstig wordt
verweten dat hij zich racistisch heeft uitgelaten. Ook is opgenomen dat bij een soortgelijk
incident in de toekomst rechtspositionele maatregelen zullen volgen voor de medewerker.
Voor wat betreft de strafrechtelijke procedure kan ik het volgende melden. Het OM
oordeelde dat het gekozen racistische scheldwoord dat een van de politiemensen heeft
geuit grensoverschrijdend was, daarvoor heeft de politiemedewerker zich voor de rechter
moeten verantwoorden. De medewerker is door de rechtbank veroordeeld tot het betalen
van een geldboete vanwege belediging met een discriminatoir aspect. De medewerker
heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
De drie aangevers hebben een artikel 12 Sv-procedure aangespannen bij het gerechtshof
omdat zij zich niet kunnen verenigen met het oordeel van het OM dat het toegepaste
geweld door de politie proportioneel was gelet op het doel de situatie onder controle
te krijgen.
Daarnaast is het OM zoals gezegd in appel gegaan tegen de niet-ontvankelijk verklaring
door de rechtbank Rotterdam. Omdat al deze zaken nog onder de rechter zijn, kan ik
op dit moment niet verder inhoudelijk op de zaak ingaan.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de onafhankelijkheid en rechtsstatelijkheid van het OM in deze zaak,
nu het er op lijkt dat zeer afkeurenswaardig gedrag door politieambtenaren niet zelf
bij het OM tot de conclusie leidt dat dit gevolgen moet hebben en dat hier open over
moet worden gecommuniceerd?
Antwoord 4
Het gedrag van de betrokken politieambtenaren is zoals gezegd onderwerp geweest van
een disciplinair onderzoek door de afdeling VIK van de politie. Over de uitkomsten
van dit onderzoek heeft het OM op 26 februari 2021 een persbericht uitgebracht.3 Hierin heeft het OM aangegeven zich er bewust van te zijn dat een politieagent een
voorbeeldfunctie heeft en er een ontoelaatbare grens is gepasseerd. De agent heeft
hierin aangegeven dat hij betreurt wat hij heeft gezegd. De zaak is nu onder de rechter.
Ik kan er daarom hier niet verder op ingaan.
Vraag 5, 8 en 9
Is men zich bij het OM en de politie wel voldoende bewust van het effect wat dit optreden
heeft in het vertrouwen van mensen in de rechtstaat?
In hoeverre vindt u de maatregelen die u destijds heeft aangekondigd naar aanleiding
van deze kwestie nog afdoende? Ziet u na deze uitspraak aanleiding voor specifieke
maatregelen binnen het Rotterdamse politiekorps? Zo nee, waarom niet?4
Hoe zal nu in de praktijk worden gebracht wat recent door de politie is aangekondigd,
namelijk dat tegen racisme altijd direct en stevig zal worden opgetreden?5
Antwoord 5, 8 en 9
Het OM en de politie zijn zich zeer bewust van het feit dat het vertrouwen van de
samenleving in de overheid voor een belangrijk deel afhangt van de wijze waarop opvolging
wordt gegeven aan dergelijke incidenten.
De korpsleiding keurt racistisch gedrag en discriminatie ten zeerste af en is recent
zeer expliciet geweest over haar voornemen tot duidelijker normeren en helder sanctioneren
van discriminerend gedrag. Daarnaast is er een landelijk coördinator voor het bestrijden
van discriminatie en racisme aangesteld die een specifiek actieplan zal opstellen
voor de politie, waarover uw Kamer ook zal worden geïnformeerd. Verder wordt gewerkt
aan een verbetering van het disciplinair stelsel en de afhandeling van klachten. Er
wordt hierbij geleerd van incidenten zoals deze. De politie pakt het tegengaan van
discriminatie met kracht op. Ik heb vertrouwen in deze aanpak.
De politie heeft de volgende opties voor disciplinaire maatregelen bij plichtsverzuim:
een schriftelijke berisping, het inhouden van loon of verlofuren, tot de zwaarste
sanctie: ontslag. De politie zal verder concretiseren onder welke feiten en omstandigheden
ontslag als maatregel voor plichtsverzuim in de vorm van discriminerend gedrag gerechtvaardigd
is. Daarbij wordt geluisterd naar de expertise van de Adviescommissie Grondrechten
en Functie-uitoefening Ambtenaren – Politie (AGFA Politie) – die altijd als externe
toetsingscommissie beziet of de grondrechten van politieambtenaren recht wordt gedaan
– maar ook naar externe deskundigen op het gebied van discriminatie en arbeidsrecht.
Verder wordt bezien hoe het proces van melden, onderzoek doen naar feiten en omstandigheden
van zowel de melder als de betrokken collega’s, het afwegen van de sanctie, het toetsen
van die sanctie (waaronder toetsing door de AGFA Politie) en het opleggen en uitvoeren
van de sanctie. In dat proces zal zowel oog zijn voor de melder als de bij het voorval
betrokken collega’s. Hierbij zal ook geleerd worden van de ervaringen die in het strafrecht
zijn opgedaan bij het behandelen en vervolgen van aangiftes van discriminatie. De
verdere uitwerking van verbeteringen in van het proces van normeren en sanctioneren
is door de politie in gang gezet. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren zodra
de politie hierover meer heeft uitgewerkt. Mijn streven is om dat in ieder geval te
doen in het volgende halfjaarbericht politie dit najaar.
Vraag 6
Hoe wordt er nu in de toekomst voor gezorgd dat dit soort feiten, omstandigheden en
bijvoorbeeld relevant beeldmateriaal altijd aanwezig zijn in de dossiers omdat dat
voor de rechtszekerheid van alle betrokkenen en voor de waarheidsvinding van belang
kan zijn?
Antwoord 6
Voor de beoordeling van een strafzaak zullen alle feiten en omstandigheden die noodzakelijk
en relevant zijn voor de beoordeling worden opgenomen in het strafdossier. Deze afweging
wordt voor elke individuele zaak gemaakt door de officier van justitie. Uiteindelijk
bepaalt de rechter de omvang van het strafdossier.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.