Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga inzake het plegen van meerdere ambtsmisdrijven tijdens coronacrisis
Vragen van het lid Van Haga (Groep van Haga) aan de Minister-President inzake het plegen van meerdere ambtsmisdrijven tijdens coronacrisis (ingezonden 30 juni 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister-President (ontvangen 26 augustus 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 3466.
Vraag 1
Bent u bekend met het onderstaande artikel?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat uit het WOB-onderzoek blijkt dat ambtenaren zich ervan
bewust waren dat voor de ingevoerde coronamaatregelen weinig tot geen wetenschappelijk
bewijs was?
Antwoord 2
Ik deel de conclusie niet dat uit het Wob-onderzoek blijkt dat er weinig tot geen
wetenschappelijk bewijs was voor de ingevoerde coronamaatregelen. In het door Indepen
aangehaalde stuk is te lezen dat een ambtenaar aangeeft dat de «harde wetenschappelijke
onderbouwing voor 1,5 m» «bescheiden» is en dat «internationale adviezen (WHO / ECDC)
en vergelijking met landen om ons heen» een belangrijk toegevoegd argument vormen
voor de werkzaamheid van de maatregel van 1,5 meter afstand. Dit is een illustratie
van de wijze waarop er voortdurend getracht werd om te komen tot zo min mogelijk ingrijpende
maatregelen die tegelijkertijd wel effectief de crisis bestreden.
Ook voor de andere in het Indepen-artikel genoemde maatregelen, namelijk de mondkapjesplicht,
de quarantainevoorschriften en de lockdowns, is de werkzaamheid in samenhang door
het RIVM aannemelijk gemaakt; de modelleurs van het RIVM rekenden immers pakketten
van maatregelen door op hun impact op het R-getal.
Vraag 3
Waarom heeft u vanaf het begin van de coronacrisis de Grondwet ernstig onder druk
gezet met de mondkapjesplicht, de anderhalve meter, de quarantainevoorschriften en
de lockdowns, terwijl u wist dat er geen tot nauwelijks bewijs was of deze rigoreuze
maatregelen enig soelaas zouden bieden?
Antwoord 3
Artikel 22, eerste lid, van de Grondwet verplicht de overheid maatregelen te treffen
ter bevordering van de volksgezondheid. Grondrechten kunnen in de regel alleen worden
beperkt in overeenstemming met het in de Grondwet vastgelegde stelsel van grondrechtenbeperkingen.
Daarvoor is een regeling bij (of krachtens) wet in formele zin vereist. Daartoe hadden
de regering en de beide Kamers van de Staten-Generaal samen, namelijk met de Tijdelijke
wet maatregelen covid-19 (Twm), een zorgvuldig, democratisch gelegitimeerd besluitvormingsproces
ingericht waarbij de Tweede Kamer een beslissende stem had. Aangezien bij de getroffen
maatregelen het grondwettelijk systeem van grondrechtenbeperkingen in acht is genomen,
deel ik niet de conclusie dat de Grondwet ernstig onder druk gezet is.
Ook de stelling dat er geen tot nauwelijks bewijs was of de maatregelen enig soelaas
zouden bieden, deel ik niet, aangezien de werkzaamheid van deze pakketten van aannemelijk
is gemaakt door experts van het RIVM.
Vraag 4
Wat vindt u van het feit dat uit de WOB-stukken blijkt dat ambtenaren en Ministers
maandenlang bezig zijn geweest met het uitwerken van wetsvoorstellen die de Grondwet
met voeten zouden hebben getreden? U moet daarbij denken aan pogingen om het verbod
op met stemverheffing meedoen aan demonstraties erdoor te krijgen, telefoongegevens
van iedere burger ongevraagd te gebruiken, computernetwerken van bedrijven te doorzoeken,
huizen binnen te dringen, lichamelijk onderzoek verrichten, gezonde burgers in quarantaine
te plaatsen, en meer van dit soort zaken die fundamentele rechten en vrijheden van
burgers ernstig inperken.
Antwoord 4
Ter bestrijding van de crisis zijn verschillende mogelijke maatregelen overwogen en
voorbereid die al dan niet en in meerdere of mindere mate zouden kunnen ingrijpen
in het dagelijks leven van mensen. Het kabinet werd hiertoe genoodzaakt om de ernstigste
volksgezondheidscrisis van de afgelopen decennia te bestrijden met zo min mogelijk
ingrijpende maatregelen, mede gelet op de eerdergenoemde verplichting in artikel 22,
eerste lid, van de Grondwet.
Juist vanwege het feit dat maatregelen de vrijheden van mensen zouden kunnen inperken,
heeft het kabinet steeds het democratische proces bij en een goede onderbouwing en
legitimering van (mogelijke) maatregelen voorop gesteld. De stelling dat er wetsvoorstellen
zijn uitgewerkt die de Grondwet met voeten zouden hebben getreden, mist iedere feitelijke
grondslag. Bij de voorbereiding van wetsvoorstellen die beoogden een wettelijke basis
te bieden voor maatregelen is juist steeds zeer zorgvuldig gekeken naar overeenstemming
met de Grondwet.
Vraag 5
Bent u zich ervan bewust dat de coronawet niet strookt met het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens, wetgeving die boven de Nederlandse wetgeving staat? Zo ja,
wilt u de coronawet deponeren waar die thuishoort, in de prullenmand?
Antwoord 5
Ervan uitgaande dat met de coronawet de Twm wordt bedoeld, wijs ik er allereerst op
dat deze wet per 20 mei 2022 is vervallen.
Ik ben van oordeel dat die wet niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens. Een aantal rechten die zijn vastgelegd in dit verdrag bevatten
een beperkingsclausule. Dit betekent dat een recht beperkt mag worden onder bepaalde
voorwaarden met een regeling bij of krachtens een wet in formele zin, zoals de Twm.
De grondrechtenbeperkingen in de Twm voldeden naar het oordeel van de wetgever aan
de voorwaarden om de in het Verdrag genoemde rechten voor zover van toepassing te
kunnen beperken. In dit verband wijs ik erop dat over het voorstel voor de Twm de
Afdeling advisering van de Raad van State een op het punt van de grondrechten instemmend
advies heeft uitgebracht.2 Ik wijs er ook op dat diverse maatregelen die op grond van de Twm-bepalingen zijn
genomen, aan de rechter zijn voorgelegd. Ook uit de rechtspraak volgt niet dat de
maatregelen waarin de Twm voorzag en die zijn genomen, in strijd waren met het EVRM.3
Vraag 6
Bent u zich ervan bewust dat, aangezien Nederland géén constitutioneel hof heeft en
dit normaliter de enige plek is waar je als burger nieuwe wetgeving kunt laten toetsen
aan de Grondwet, de Nederlandse burger nu voor een voldongen feit staat? Zo ja, wat
zegt dat over de staat van onze democratie en vindt u het niet verbijsterend om te
constateren dat de rechterlijke macht in Nederland haar mond heeft gehouden en nog
altijd houdt? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 6
In het Nederlandse staatsbestel is er in 1848 voor gekozen in de Grondwet niet te
voorzien in een toetsing door de rechter van wetten aan de Grondwet (zie artikel 120
Gw). Over de grondwettigheid van wetgeving in formele zin wordt geoordeeld door de
wetgever, waarvan de Tweede en de Eerste Kamer deel uitmaken, mede op basis van het
advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Ik herken me dan ook niet
in de vraagstelling en laat de kwalificaties voor rekening van het Kamerlid.
Vraag 7
Waarom werd de Kamer, vlak voor de bespreking in de Kamer zelf, verrast door een pakket
van 160 pagina’s, terwijl de zaak volgens de WOB-stukken al vooraf beklonken was met
enkele oppositiepartijen? Waarom maakte u van de behandeling in de Tweede Kamer een
toneelstukje voor het volk?
Antwoord 7
Gegeven de context van het artikel, is mijn aanname dat met een omvangrijk stuk voor
de bespreking van de Twm in de Kamer, gedoeld wordt op de nota naar aanleiding van
het verslag (van 208 bladzijdes).4 Ik deel de opvatting niet dat dit stuk de Kamer heeft verrast, aangezien dat stuk
zoals gebruikelijk de beantwoording bevat van de (505) vragen die de leden zelf hebben
gesteld. De Kamer heeft het stuk bovendien niet vlak voor het debat van 7 oktober
2020, maar al op 30 september 2020 ontvangen.
Tijdens deze crisis moesten er op zeer korte termijn besluiten worden genomen en daarom
zijn er soms nog op zeer korte termijn omvangrijke stukken aan de Tweede Kamer gestuurd.
De conclusie dat de «zaak vooraf beklonken zou zijn» deel ik niet, evenmin als de
kwalificatie dat er een «toneelstukje voor het volk» opgevoerd zou zijn.
Vraag 8
Bent u zich ervan bewust dat vanwege het feit dat geen enkele rechter de Tijdelijke
wet maatregelen covid-19 (Twm-wet) mag toetsen aan de Grondwet, omdat dat op grond
van Artikel 120 verboden is? Wat zegt dit over de staat van onze democratie?
Antwoord 8
Het verbod op rechterlijke toetsing van een wet aan de Grondwet geldt voor elke wet.
Voor de goede orde wijs ik er opnieuw op dat diverse maatregelen die op grond van
de Twm-bepalingen zijn genomen, aan de rechter zijn voorgelegd. In verband met de
verwijzing naar de staat van de democratie merk ik op dat op grond van huidig recht
over de grondwettigheid van wetgeving in formele zin wordt geoordeeld door de wetgever,
waarvan de Tweede en de Eerste Kamer deel uitmaken. Met de totstandbrenging van de
Twm is destijds het democratisch proces gewaarborgd. Zowel de Tweede als de Eerste
Kamer was als medewetgever betrokken. De Afdeling advisering van de Raad van State
liet zich over het voorgelegde ontwerp positief uit.5 De Eerste Kamer heeft op 17 mei 2022 niet ingestemd met het voorstel voor de goedkeuringswet
van de vijfde verlenging van de Twm, waardoor de Twm op 20 mei 2022 is komen te vervallen,
en alle senatoren die spraken tijdens het debat, betrokken de grondrechten in hun
betoog.6
Vraag 9
Wat gaat u doen aan het feit dat er met de ondertekening van de Twm-wet op grond van
Hoofdstuk 1, artikel 1, lid 2 van de wet «Ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten
leden Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen» door drie Ministers ambtsmisdrijven
zijn gepleegd en dit ook geldt voor iedere ambtenaar die hieraan meegewerkt heeft?
Antwoord 9
Het oordeel dat met ondertekening van en meewerken aan de Twm ambtsmisdrijven zouden
zijn begaan, mist iedere grond.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M. Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.