Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Staaij en Stoffer over de aanrijtijden van ambulances
Vragen van de leden Van der Staaij en Stoffer (beiden SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de aanrijtijden van ambulances (ingezonden 2 augustus 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 19 augustus
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Met spoed een ambulance nodig? In deze Veluwse dorpen
moet je (nog steeds!) je hart vasthouden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich de motie van het lid Van der Staaij over de aanrijtijden van ambulances
in Gelderland?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Hoe is precies opvolging gegeven aan deze aangenomen motie?
Antwoord 3
In zijn brief van 29 maart 20193 heeft de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport verslag gedaan van het overleg
dat naar aanleiding van deze motie op 27 maart 2019 is gevoerd met gemeenten, zorgverzekeraars
en Regionale Ambulancevoorzieningen.
Vraag 4
Met welke gemeenten, Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s) en verzekeraars bent
u het gesprek aangegaan? Welke afspraken zijn gemaakt en hoe hebt u gewaarborgd dat
die afspraken zouden worden nagekomen?
Antwoord 4
Er is gesproken met een vertegenwoordiging van de drie RAV’s in Gelderland, met de
vier representerende zorgverzekeraars en de gemeenten Ede, Zaltbommel en Nunspeet.
Een concreet vervolggesprek heeft niet plaatsgevonden, er vinden wel reguliere gesprekken
plaats tussen de representerende zorgverzekeraars en de RAV’s en de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van de ambulancezorg en de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) op de naleving van de zorgplicht.
De IGJ geeft aan dat de responstijden van RAV Noord- en Oost-Gelderland (NOG), waar
de gemeente Nunspeet onder valt, voor de A1-ritten door de jaren weliswaar lager zijn
dan de 95%-norm, maar wel op een constant niveau blijven. Bij een toenemende zorgvraag,
in een dunbevolkt gebied en onder niet altijd gemakkelijke omstandigheden betekent
dit dat er effectieve maatregelen zijn genomen om zorgvraag en zorgaanbod op elkaar
af te stemmen. Naar het idee van de IGJ heeft RAV-NOG de focus goed gericht op de
tijdigheid van zorg. Er zijn volgens de IGJ geen aanwijzingen dat er (structureel)
sprake is van risico’s voor de patiënten ten gevolge van het overschrijden van de
responstijd.
De NZa heeft de afgelopen jaren meerdere gesprekken met de zorgverzekeraars gevoerd
over de ambulancezorg in de regio Noord- en Oost-Gelderland. In deze gesprekken zijn
de knelpunten die in de regio spelen en de maatregelen die door de RAV worden genomen
besproken. De zorgverzekeraars financieren goede initiatieven van de RAV voor het
verbeteren van de responstijdpercentages en geven aan daarbij goed vinger aan de pols
te houden. De continuïteit van zorg is volgens de zorgverzekeraars de afgelopen jaren
niet in het geding geweest, er zijn geen calamiteiten gemeld en ook vanuit het ROAZ
of de huisartsenposten zijn er geen signalen ontvangen. Op dit moment ziet de NZa
in het eerste kwartaal van 2022 op basis van de voorlopige kwartaalcijfers een stijging
van het responstijdpercentage. De zorgverzekeraars verwachten dat deze stijging zal
worden voortgezet.
Vraag 5
Welke maatregelen zijn genomen om de aanrijtijden op de Veluwe te verbeteren?
Antwoord 5
De RAV NOG heeft de afgelopen jaren het nodige gedaan om de kwaliteit van de ambulancezorg
(waar de aanrijtijden als één van de indicatoren onderdeel van zijn) te behouden en
te vergroten:
1. Sinds september 2017 is er een voorwaarde scheppende post in Nunspeet.
2. Sinds januari 2021 zijn zeven aanwezigheidsdiensten gewijzigd in parate diensten.
Hierdoor zijn de uitruktijden verkort. Per oktober 2022 zal de aanwezigheidsdienst
in Elburg ook worden omgezet naar een parate dienst.
3. Sinds oktober 2020 zijn zes extra diensten per week voor een midden complexe ambulance
ingezet.
4. Er zijn sinds mei 2021 drie extra diensten ingezet op alle zaterdagen in Harderwijk
en in Apeldoorn.
5. Sinds 2022 worden, verspreid over de hele regio, op feestdagen extra ambulances ingezet.
6. De standplaats Elburg zal in het vierde kwartaal van 2022 verplaatst worden naar ’t
Harde wat geografisch gezien centraler in het verzorgingsgebied van Noord- en Oost-
Gelderland ligt en een positief effect zal hebben op de prestaties.
7. Er wordt gebruik gemaakt van first responders bij reanimaties in de vorm van brandweer
en GHOR-functionarissen met name in de gebieden die lastiger zijn aan te rijden.
8. Er wordt gebruik gemaakt van burgerhulpverlening/HartslagNu.
9. Er is een pilot gestart waarbij ambulanceverpleegkundigen echografieonderzoek uitvoeren
met als doel de patiënt direct naar het meest geschikte ziekenhuis te vervoeren. Naast
dat dit goed voor de patiënt is, is de verwachting dat dit een reductie van overplaatsingen
geeft, wat weer zorgt voor minder druk op de capaciteit.
Vraag 6
Welke andere gebieden en/of plaatsen zijn bij u in beeld als het gaat om het verbeteren
van de aanrijtijden van ambulances?
Antwoord 6
Ambulancezorg Nederland publiceert op haar website jaarlijks de prestaties van de
verschillende RAV’s, met daarin ook gegevens over de aanrijtijden. Deze gegevens zijn
openbaar beschikbaar. De NZa ontvangt elk kwartaal de voorlopige responstijdpercentages
van de A1- en A2-ritten en het aantal A1- en A2-ritten.
De representerende zorgverzekeraar in een specifieke regio dient deze voorlopige cijfers
aan te leveren. Indien de voorlopige cijfers hier aanleiding toe geven (of vanwege
andere ontwikkelingen in een regio), gaat de NZa in gesprek met de representerende
zorgverzekeraars. In deze gesprekken worden onder andere de oorzaken van dalende responstijdpercentages
besproken en welke maatregelen de RAV’s en zorgverzekeraars nemen om deze daling tegen
te gaan. Ook komt standaard aan bod of de continuïteit van zorg in het geding is (geweest).
Indien nodig kunnen er gesprekken plaatsvinden met zowel RAV als zorgverzekeraars,
eventueel in samenwerking met de IGJ (indien er signalen zijn over de kwaliteit van
zorg).
Vraag 7
Bent u het eens dat het niet voldoende is om enkel te focussen op de gemiddelde aanrijtijd
in een regio, maar dat het juist ook nodig is om in te zetten op zo kort mogelijke
aanrijtijden in alle kernen/gebieden in een regio, zeker als deze structureel onder
de maat zijn?
Antwoord 7
Daar ben ik het niet mee eens. De streefnorm4 die in de Regeling Ambulancezorgvoorzieningen is opgenomen geldt voor de gehele Veiligheidsregio
en niet voor afzonderlijke locaties of gemeenten. Deze streefnorm houdt in dat bij
een A1-melding in 95% van de gevallen binnen 15 minuten een ambulance ter plaatse
is. Deze streefnorm is bovendien een onderdeel van een bredere set indicatoren die
een beeld geven van de kwaliteit van de ambulancezorg.
Vraag 8 en 9
Wat gaat u concreet doen om deze aanrijtijden structureel te verbeteren?
Bent u bereid om samen met gemeenten, zoals de gemeente Nunspeet, en RAV’s in gesprek
te gaan om deze problematiek aan te pakken?
Antwoord 8 en 9
Ik overleg periodiek met Ambulancezorg Nederland en Zorgverzekeraars Nederland over
de kwaliteit van de ambulancezorg. In mijn brief van 24 januari 20225 heb ik u een beeld geschetst van de laatste ontwikkelingen in de ambulancezorg die
allemaal gericht zijn op het verder verbeteren van de ambulancezorg. Ik ga in die
brief onder andere in op doorontwikkeling van het Kwaliteitskader ambulancezorg, de
nieuwe urgentie-indeling, de pilots zorgcoördinatie, verbetering van responstijden
en voldoende ambulancezorgprofessionals. Uiteraard streeft de ambulancesector er naar
om voor alle gebieden in een regio zo kort mogelijke responstijden te realiseren,
maar wel in overeenstemming met de mate van spoed van de zorgvraag. De ambulance hoeft
niet altijd binnen 15 minuten ter plaatse te zijn om toch goede zorg te bieden. Omgekeerd
kunnen 15 minuten in sommige spoedeisende situaties nog te lang zijn. De nieuwe urgentie-indeling
waar ambulancediensten mee gaan werken en die is afgestemd met de huisartsenposten
biedt goede mogelijkheden om de juiste zorg in het juiste tijdsbestek te realiseren.
Het RIVM maakt in opdracht van het Ministerie van VWS jaarlijks een berekening van
de benodigde middelen per RAV in het referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg. Dit rekenmodel is onder andere gebaseerd op de aanrijtijden en spreiding
van de standplaatsen, zodat er voldoende middelen beschikbaar zijn om aan deze uitgangspunten
te voldoen. Het referentiekader vormt de basis van de onderhandelingen tussen zorgverzekeraar
en RAV.
Zoals ik al aangaf overleggen de representerende zorgverzekeraars periodiek met de
RAV’s en houden de NZa en de IGJ toezicht op respectievelijk de zorgplicht van de
zorgverzekeraar en de kwaliteit van zorg, waarbij de streefnorm één van de factoren
is waar zij hun toezicht op baseren.
(https://www.destentor.nl/veluwe/met-spoed-een-ambulance-nodig-in-deze-v…).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.