Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Berg over financiële misstanden bij MartiniZorg
Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over financiële misstanden bij MartiniZorg (ingezonden 31 mei 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 18 augustus 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3191.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de reconstructie die RTV Noord heeft gemaakt van mogelijke
financiële misstanden bij MartiniZorg en moederbedrijf De ZorgZaak B.V.?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat de aanvankelijke investering in MartiniZorg (10.000 euro) en
het totale dividend dat in 2017 en 2018 is uitgekeerd (550.000 euro) volstrekt niet
in verhouding tot elkaar staan?2
Kunt u achterhalen of de uitspraken van de betreffende bestuurder van De ZorgZaak
waarin hij claimt dat het uitgekeerde dividend wederom is aangewend ten bate van de
zorg?3
Antwoord 2 en 3
Zorgaanbieders dienen te allen tijde de belangen van de patiënten, cliënten en/of
andere belanghebbenden en de zorgorganisatie voorop te stellen. In het algemeen acht
ik het ongewenst dat er sprake is van dividenduitkeringen door zorgaanbieders die
niet in evenredige verhouding staan met de risico’s die de kapitaalverschaffer lopen
op geïnvesteerd vermogen.
Zoals in het coalitieakkoord vastgelegd zal het kabinet (nadere) voorwaarden aan winstuitkering
stellen om excessieve winstuitkering door zorgaanbieders tegen te gaan, dan wel te
voorkomen. Ik deel met u het belang van het kunnen aanpakken van niet-integere zorgaanbieders.
Wanneer personen misbruik maken van collectieve middelen en de belangen van patiënten
en cliënten en de zorg schaden moet worden ingegrepen. Hier ga ik in mijn brief aan
uw Kamer over de aanpak van niet-integere zorgaanbieders4 nader op in. Over de concrete casus van MartiniZorg doe ik geen uitspraak, maar ik
kan mij de vraagtekens bij deze casus heel goed voorstellen. Het is evenwel aan de
toezichthouders hier een oordeel over te vellen.
Vraag 4
Welke eisen kunnen gemeenten stellen in de contractering waarmee het uitkeren van
winst kan worden beperkt of verboden? Kunt u voorbeelden geven van gemeenten die dergelijke
eisen stellen?
Antwoord 4
Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de Jeugdwet geldt
thans geen verbod op het uitkeren van winst voor aanbieders die door gemeenten zijn
gecontracteerd. Zoals ook de Staatssecretaris heeft aangekondigd in zijn brief van
13 mei 20225 aan uw Kamer wil het Ministerie van VWS in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering
zorgaanbieders de mogelijkheid creëren om voorwaarden aan winstuitkering voor zorg-
en jeugdzorgaanbieders te stellen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om in
hun contracten en verordeningen randvoorwaarden en criteria op te nemen om winsten
te beperken, mits daarbij rekening wordt gehouden met wet- en regelgeving. Daarbij
hebben gemeenten in ieder geval rekening te houden met de algemene aanbestedingsrechtelijke
beginselen – het transparantie-, proportionaliteits- en gelijkheidsbeginsel – (bij
inkoop via aanbesteden) dan wel de regels van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (VWEU) en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (bij inkoop
via open house). Verder hebben gemeenten onder meer de bevoegdheid om toezicht te
houden op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de door de aanbieders geleverde zorg
en ondersteuning.
Gemeenten onderzoeken met het Ketenbureau i-Sociaal Domein of er minimumeisen voor
het beperken van winst of winstuitkering van zorgaanbieders opgesteld kunnen worden
die in de praktijk werkzaam zijn. Bij het team regioadviseurs opdrachtgever- en opdrachtnemerschap
Wmo & Jeugdwet van het Ketenbureau i-Sociaal Domein zijn voorbeelden bekend van gemeenten
die eisen stellen om winst of winstuitkering te beperken. De gemeente Den Bosch heeft
bijvoorbeeld bij de inkoop van jeugdhulp als voorwaarde gesteld dat aanbieders vanaf
2022 een maximum winstpercentage van vijf procent hanteren.
Vraag 5
Is het wettelijk toegestaan om als zorgbestuurder naast zijn salaris ook dividend
uit te laten keren aan een BV waar diezelfde bestuurder aandeelhouder van is? Zo nee,
op basis van welke wetsartikelen is dit verboden en hoe kan de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) hierop handhaven? Zo ja, is het uitkeren van dividend naast een salaris
daarmee een methode om als zorgbestuurder op legale wijze meer te kunnen verdienen
dan de wettelijke Wet normering van topinkomens (WNT)-norm? Wat vindt u van dergelijke
praktijken?
Antwoord 5
Vanuit algemeen belang bevordert het kabinet maatschappelijke verantwoorde inkomens
en ontslagvergoedingen voor topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector
(voor bestuurders en toezichthouders). Wat aanvaardbaar is, is vastgelegd in de Wet
normering topinkomens (WNT) en wordt, indien noodzakelijk, afgedwongen op grond van
deze wet. Een winstuitkering die bij wijze van dividend op aandelen wordt betaald,
is geen inkomen uit dienstverband en valt daarmee niet onder de reikwijdte van de
WNT. Het toezicht op de WNT ligt bij het CIBG.
De WNT ziet op het maximeren van de bezoldiging van topfunctionarissen die voortvloeit
uit een dienstverband. Bezoldiging uit een dienstverband is uitdrukkelijk iets anders
dan winstuitkering. Een winstuitkering van een besloten vennootschap die bij wijze
van dividend op aandelen wordt betaald, is geen inkomen uit arbeid en valt daarmee
niet onder de bezoldigingsnorm van de WNT. Het kan voorkomen dat een bestuurder naast
zijn door de WNT gemaximeerde inkomen uit dienstverband aanvullende inkomsten genereert
indien over zijn aandelen in een besloten vennootschap dividend wordt uitgekeerd.
Winstuitkering betreft een vergoeding voor ter beschikking gesteld kapitaal. Voor
winstuitkering geldt een apart wettelijk kader.
Winstuitkering is op grond van artikel 5 van de WTZi verboden voor instellingen die
zorg of diensten verlenen waarop aanspraak bestaat op grond van de Zorgverzekeringswet
of de Wet langdurige zorg, tenzij het uitsluitend een of meerdere vormen van zorg
betreft die bij algemene maatregel van bestuur is uitgezonderd van dit verbod.
Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza)
op 1 januari jl. is het toezicht op het verbod op winstoogmerk en winstuitkering (dividend)
door zorgaanbieders die op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet
(Zvw) zorg leveren, verschoven van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) naar
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Vraag 6
Deelt u de mening van de hoogleraar die in eerder genoemd artikel wordt geciteerd
dat als een zorgbedrijf aanzienlijk minder dan 67% van alle inkomsten aan zorg uitgeeft,
je jezelf dan af kan vragen of met het geld dat binnenkomt wel genoeg zorg wordt geleverd?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt een dergelijk gegeven bijvoorbeeld door de IGJ gebruikt
als signaal in het risicogericht toezicht op zorgbedrijven?
Antwoord 6
Op grond van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) houdt de IGJ toezicht
of een zorgaanbieder de zorgverlening dusdanig organiseert dat dit redelijkerwijs
leidt tot het verlenen van goede zorg. Het risico gestuurd toezicht van de IGJ richt
zich daarbij op zowel kwalitatieve als kwantitatieve aspecten van de zorgverlening.
De IGJ heeft mij laten weten dat wanneer een zorgbedrijf minder dan 67% van alle inkomsten
aan zorg uitgeeft dit nog niet wil zeggen dat de kwaliteit of veiligheid van de zorg
in het geding is. Daar is meer informatie en kwantitatieve data voor nodig. Ook door
verschillen per type zorg/zorgsectoren hanteert de IGJ het genoemde percentage dan
ook niet als standaard norm of afkappunt.
Data-gestuurd toezicht is voor de IGJ een steeds belangrijker onderdeel van het (risicogericht)
toezicht op zorgaanbieders. Zo wordt een combinatie van gegevens en indicatoren uit
de jaarverantwoording van zorgaanbieders inzichtelijk gemaakt in dashboards. Daarmee
krijgt de IGJ ook inzicht in hoeveel geld er bij zorgaanbieders beschikbaar is voor
de zorg en of er risico’s zijn op bijvoorbeeld zorgverwaarlozing. Deze informatie
samen met informatie uit de toezichtpraktijk van de IGJ wordt vervolgens meegewogen
bij het bepalen of vervolgstappen nodig zijn.
Vraag 7
Welke voorwaarden aan winstuitkeringen overweegt u in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering
zorgaanbieders (Wibz) op te nemen om excessen door hoofd- en onderaannemers in de
extramurale zorg en onderaannemers in de intramurale zorg binnen de Zorgverzekeringswet
(Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) te voorkomen? Op welke termijn denkt u dit wetsvoorstel
naar de Kamer te kunnen sturen?
Antwoord 7
In het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz) wil ik voorwaarden
introduceren als winstuitkeringen in een sector van de zorg een risico vormen voor
de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van zorg, zodat excessen beter kunnen
worden aangepakt. De aard van de voorwaarden kan verschillend zijn per sector en de
risico’s die zich voordoen. Er kan gedacht worden aan voorwaarden zoals de financiële
gezondheid (solvabiliteit) van een zorgaanbieder, de kwaliteit van zorg (bijvoorbeeld
geen handhavingsmaatregelen opgelegd door de IGJ) en de termijn waarop winst mag worden
uitgekeerd (eerst drie jaar zorg hebben geleverd voor winstuitkering plaats kan vinden).
Ik streef ernaar dat het wetsvoorstel op 1 januari 2025 in werking treedt. Ik verwacht
dan ook de gebruikelijke uitvoeringstoetsen en de internetconsultatie in de tweede
helft van dit jaar te kunnen laten plaatsvinden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.