Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt, Boswijk en Van Campen over ‘werkbezoeken aan de grensregio in het kader van stikstof en de aangenomen motie over verschillen aan de grens’
Vragen van de leden Omtzigt (Omtzigt), Boswijk (CDA) en Van Campen (VVD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof over werkbezoeken aan de grensregio in het kader van stikstof en de aangenomen motie over verschillen aan de grens (ingezonden 26 juli 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 17 augustus
2022).
Vraag 1
Herinnert u zich dat de motie Omtzigt/Boswijk/Van Campen (Kamerstuk 33 576, nr. 273) met zeer grote meerderheid is aangenomen in juni 2022 en dat het dictum luidde:
«verzoekt de Minister van Landbouw en de Minister voor Stikstof een aantal werkbezoeken
te brengen aan agrariërs die tegen de Duitse grens aan wonen en vervolgens aan de
Kamer voor het eind van de zomer voorstellen te doen hoe de verschillen aan de grens
zo klein mogelijk gemaakt worden, en gaat over tot de orde van de dag.»
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de situatie in het Natura 2000-gebied «Bergvennen & Brecklenkampse
Veld (gemeente Dinkelland)» – dat tegen de grens met Duitsland aan ligt –, waar aan
de Nederlandse kant landbouwactiviteiten fors worden beperkt en grond wordt vernat
en waar aan Duitse kant diepe sloten liggen en nieuwe varkensstallen gebouwd worden?
Antwoord 2
Ja, ik ben bekend met het feit dat er natuurherstelmaatregelen uitgevoerd gaan worden
in en rondom het Natura 2000-gebied Bergvennen & Brecklenkampse Veld. Hiervoor wordt
door de provincie Overijssel, samen met de gebiedspartners, een Natura 2000-beheerplan
en Provinciaal Inpassingsplan opgesteld. De maatregelen die voortvloeien uit deze
plannen kunnen leiden tot beperkingen voor landbouwactiviteiten en vernatting. Het
kabinet herkent zich niet in de kwalificatie «fors». Een deel van de gronden behoudt
de bestemming «agrarisch», al dan niet met een beperking (hoofdzakelijk vanwege vernatting).
Het is bekend dat er aan de Duitse kant diepe sloten liggen die hydrologische effecten
hebben voor het Natura 2000-gebied. Om die reden zijn er ook herstelmaatregelen (onder
andere het verondiepen van sloten) aan Duitse zijde in het beheerplan opgenomen, om
de doelstellingen voor Bergvennen & Brecklenkampse Veld te kunnen behalen. Hierover
vinden constructieve gesprekken plaats met de betreffende grondeigenaren en Duitse
overheden. Er wordt maximale inzet gepleegd om de maatregelen aan Duitse zijde uit
te voeren.
Wanneer bekend is dat er door Duitse overheden bestemmingsplannen worden voorbereid
die uitbreiding mogelijk maken van agrarische bedrijven die negatieve effecten kunnen
hebben op het Natura 2000-gebied, dan wordt daar door de provincie Overijssel, vanuit
de wettelijke verantwoordelijkheid voor natuurbeleid, op geacteerd (bijvoorbeeld door
het indienen van een zienswijze en het verzoek om een milieueffectrapportage).
Vraag 3
Kunt u aangeven hoe groot de verschillen aan de Duitse en Nederlandse kant van de
grens zijn en hoe de samenwerking verloopt bij het natuurbehoud?
Antwoord 3
De samenwerking met Duitsland (deelstaat Nedersaksen) verloopt goed. De Landkreis
Grafschaft Bentheim en de Gemeinde Nordhorn stellen zich constructief op tijdens overleggen
en zijn bereid om de middelen in te zetten die zij hiervoor tot hun beschikking hebben
om de maatregelen aan Duitse zijde uit te voeren. Het verschil is dat er alleen voor
het Nederlandse grondgebied een Provinciaal Inpassingsplan kan worden opgesteld.
Vraag 4
Klopt het dat zelfs als alle Nederlandse stikstofdepositie wordt voorkomen, de Kritische
DepositieWaarde (KDW) voor dit gebied toch nog wordt overschreden?
Antwoord 4
Het klopt dat er binnen het Natura 2000-gebied Bergvennen & Brecklenkampse Veld op
sommige plekken habitattypen zijn waarop de depositie veroorzaakt door buitenlandse
emissies hoger is dan de KDW. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zwakgebufferde vennen
(H3130).
Vraag 5
Bent u het eens dat in grensgebieden niet alleen invloed op KDW vanuit het buitenland
is te verwachten, maar ook invloed op de beheermaatregelen?
Antwoord 5
Behalve dat een deel van de uitgestoten stikstof buiten de landgrenzen neerslaat,
kunnen ook andere drukfactoren een grensoverschrijdend karakter hebben. Hierbij valt
bijvoorbeeld te denken aan verdroging, doordat het hydrologisch systeem een gebied
beslaat dat ook in het buitenland gesitueerd is. Wanneer een gebied aan beide kanten
van de grens gelegen is, zal ook het beheer binnen het buitenlandse deel van de gebiedsbegrenzing
plaatsvindt van invloed zijn op de natuurkwaliteit in het gebied.
Vraag 6
Gezien het feit dat u in uw Kamerbrief DGS/22300439 van 15 juli aangeeft, dat door
in onder andere grensgebieden naast stikstofreductie in te zetten op beheermaatregelen,
het brede doel van een gunstige staat van instandhouding kan worden gehaald, of dichterbij
gebracht, ondanks dat de KDW in die gebieden wordt overschreden (door invloed van
stikstof uit het buitenland): op welke wijze worden deze beheermaatregelen in samenspraak
met Duitsland uitgevoerd en hoe ziet de invloed van het grensgebied op deze maatregelen,
bijvoorbeeld bij de in vraag 2 omschreven gewenste vernatting van het gebied, terwijl
aan de Duitse kant vlakbij de grens diepe sloten liggen?
Antwoord 6
In het ontwerpbeheerplan (onderdeel van het Provinciaal Inpassingsplan) is onder andere
opgenomen dat de ontwatering aan de oostzijde van het gebied zal worden teruggedrongen.
Dat vergt dus ook het aanpakken van de ontwateringssloten aan Duitse zijde. Het ontwerpbeheerplan
is in goed overleg met de Duitse partners tot stand gekomen.
Vraag 7
Kunt u vertellen hoe de samenwerking verloopt en hoe de verschillen/overeenkomsten
zijn aan beide zijden van de grens bij het grensoverschrijdende Natura 2000-gebied
Aamsveen (gemeente Enschede)?
Antwoord 7
Er wordt sinds enkele jaren samengewerkt bij het grensoverschrijdend hoogveenherstel,
in het Nederlandse Natura 2000-gebied Aamsveen en het Duitse Natura 2000-gebied Amtsvenn-Hündfelder
Moor. Deze gebieden vormen samen één hydrologisch samenhangend hoogveensysteem. Daarom
is het belangrijk dat er grensoverschrijdende samenwerking plaatsvindt.
Er vinden al vele jaren gesprekken plaats tussen de Duitse en de Nederlandse gebiedsbeheerders.
Vanaf 2019 hebben deze gesprekken meer richting gekregen in de vorm van een Europese
«LIFE-subsidie» aanvraag. LIFE is het Europese subsidie-instrument voor projecten
op gebied van natuur, milieu en klimaat. De samenwerking heeft in de loop van de jaren
steeds meer vorm gekregen, waarbij het leren van elkaar en het begrijpen van de verschillen
in werkwijzen en mogelijkheden een terugkerend thema is. Wanneer de LIFE-aanvraag
wordt goedgekeurd, biedt dit een uitgelezen kans om de samenwerking te consolideren
en te intensiveren.
De situatie in Duitsland is op verschillende punten anders dan in Nederland. Zo is
in Duitsland het vergunningentraject wat nodig is voor natuurherstel een zeer zwaar
traject, dat al snel 2 jaar kan duren, waarvoor zeer grondige en gedetailleerde berekeningen
worden gevraagd. Ook financieel zijn er verschillen: investeren in natuurherstel kan
in Nederland met diverse beschikbare budgetten, terwijl men aan Duitse zijde het veel
meer van bijvoorbeeld de LIFE-aanvraag moet hebben.
Vraag 8
De rapportage van een Natura 2000-gebied tussen Nederland en Duitsland kent een groot
verschil: in Nederland wordt vooral gewerkt met de KDW als indicator, in Duitsland
is vooral de staat van de natuur van belang en wordt stikstof vaak helemaal niet genoemd,
in de beheerplannen die in Nederland per gebied zijn opgemaakt, worden voorkomende
flora en fauna en hun staat van instandhouding uitgebreid beschreven; kunt u deze
verschillen in Nederlandse en Duitse aanpak verklaren en aangeven waarom in Nederland
alleen wordt gestuurd op stikstof en waarom de informatie uit de beheerplannen per
gebied niet gebruikt wordt als indicator voor een gebied?
Antwoord 8
De bedoelde rapportage is het standaardgegevensformulier (SDF), de administratie over
de Natura 2000-gebieden in de Europese database. In het SDF wordt per habitattype
en soort aangegeven wat het belang is van het gebied voor dat habitattype of die soort.
In grote lijnen is Europees vastgelegd hoe dit belang bepaald moet worden, de lidstaten
hebben veel vrijheid in details van de bepaling. Heel wezenlijk verschilt de beoordeling
van Nederland en Duitsland niet voor vergelijkbare habitattypen. Bij de invulling
van het belang van het gebied speelt ook in Nederland de KDW slechts een beperkte
rol, het vormt één van de onderdelen van het bepalen van de zogenoemde behoudsstatus
van het habitattype in het gebied. De behoudsstatus is weer één van de drie onderdelen
op basis waarvan het belang van het gebied bepaald wordt. Voor de volledige methodiek
die gebruikt is voor de invulling van het belang van gebieden voor habitattypen zie
https://edepot.wur.nl/314180.
Vraag 9
Kunt u verklaren waarom het Wooldse Veen (gemeente Winterswijk), wat gedeeltelijk
in Nederland en gedeeltelijk in Duitsland ligt, aan de Nederlandse kant wordt geclassificeerd
als zorgelijk, omdat de neerslag aan stikstof te hoog is, terwijl aan de Duitse kant
de staat van instandhouding wordt geclassificeerd als goed?
Antwoord 9
Er zijn mij geen documenten bekend waarin staat dat het Nederlandse deel van het Wooldse
veen «zorgelijk» zou zijn en het Duitse deel «goed». De enige vergelijking die mogelijk
is, is via het in antwoord 8 genoemde SDF. Daarin komt echter het oordeel «zorgelijk»
niet voor, want dat bevat alleen het belang van het gebied voor de betreffende habitattypen
en soorten.
Vraag 10
Kunt u begrijpen waarom boeren in Winterswijk het Korenburgerveen hebben uitgeroepen
tot Duits grondgebied, omdat de regels in Duitsland veel minder streng zijn en zij
onder die regels hun activiteiten veel beter kunnen voortzetten dan onder de Nederlandse
regels? (bron: De Gelderlander, 27 juni 2022, Boeren bombarderen Korenburgerveen tot
Duits grondgebied: «Daar gelden andere stikstofregels»https://www.gelderlander.nl/winterswijk/boeren-bombarderen-korenburgerv…)
Antwoord 10
Ik kan mij voorstellen dat de verschillen in beleid tussen Nederland en Duitsland
kan leiden tot onbegrip. Nederland heeft echter, net zoals alle EU-lidstaten, de ruimte,
maar ook de plicht om de implementatie van richtlijnen op terreinen als natuur, klimaat
en water eigenstandig vorm te geven om zo aan de internationale verplichtingen te
voldoen. Het feit dat lidstaten hier een eigenstandige bevoegdheid hebben, alsook
de verschillen in onder andere juridische en ecologische omstandigheden, maken dat
er ook verschillen (zijn) ontstaan in beleid om aan deze internationale verplichtingen
te kunnen blijven voldoen.
Vraag 11
Als in Nederland alle mogelijke beheermaatregelen zijn uitgevoerd, kan dan geconcludeerd
worden dat het uiterste is gedaan, ondanks dat de KDW niet is gehaald en zijn we hier
dan klaar, gezien het feit dat de stikstofbijdrage uit Duitsland voor het Wooldse
Veen hoger is dan de KDW van het gebied toelaat?
Antwoord 11
Voor het realiseren van instandhoudingsdoelstellingen zal een combinatie nodig zijn
van maatregelen die gericht zijn op het orde brengen van milieucondities (zoals stikstofbronmaatregelen)
en natuurherstelmaatregelen. Dit zal een continue inzet vragen.
Vraag 12
Specifiek voor grensgebieden: hoe wordt de staat van instandhouding hier vastgesteld
en hoe kunnen instandhoudingsdoelen hier behaald worden? Hoe vindt monitoring plaats
en hoe wordt dat gerapporteerd en openbaar gemaakt?
Antwoord 12
De staat van instandhouding van soorten of habitattypen wordt op landelijk niveau
vastgesteld, niet op gebiedsniveau. Op gebiedsniveau wordt vastgesteld of instandhoudingsdoelstellingen
worden gehaald (en of verslechtering wordt voorkomen). Instandhoudingsdoelstellingen
kunnen in zijn algemeenheid in grensgebieden gerealiseerd worden door het nemen van
passende maatregelen om verslechtering tegen te gaan en het nemen van instandhoudingsmaatregelen
om daarmee tegemoet te komen aan de ecologische vereisten van de soorten en habitattypen
waarvoor het gebied is aangewezen. Gedeputeerde staten zijn verantwoordelijk voor
het treffen van die maatregelen. Wanneer het gaat om grensgebieden is er doorgaans
sprake van samenwerking en afstemming met het betreffende buurland.
Op gebiedsniveau wordt door de voortouwnemer binnen een beheerplan de monitoring voor
een gebied in detail uitgewerkt en ingepland voor de beheerplanperiode. Daarnaast
wordt er op basis van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering tussentijds gemonitord
en zo nodig bijgestuurd om te voldoen aan de resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie.
Het is aan de voortouwnemers zelf op welke wijze zij deze gegevens ontsluiten. De
monitoring op gebiedsniveau is momenteel echter nog beperkt, waardoor natuurgegevens
op gebiedsniveau nog incompleet zijn. De monitoring was tot nu toe in belangrijke
mate gericht op monitoring van de natuurkwaliteit op landelijk niveau. Samen met de
provincies werk ik daarom, als onderdeel van het Programma Natuur, aan een doorontwikkeling
van de natuurmonitoring. Mede ter uitvoering van de motie-Van Campen c.s. (kenmerk
2022D15964), zal daarbij ook ingezet worden op een publiekvriendelijke ontsluiting van monitoringsgegevens.
Ook worden de monitoringsgegevens gebruikt voor de natuurdoelanalyses, die per Natura
2000-gebied inzichtelijk maken in welke mate de instandhoudingsdoelstellingen worden
gerealiseerd.
Vraag 13
Op welke wijze wordt het beheer van een Natura 2000-gebied gecontroleerd?
Antwoord 13
Provincies en Rijkswaterstaat (en in één geval het Ministerie van Defensie) zijn voortouwnemers
voor het beheerplan van een Natura 2000-gebied. Zij zorgen voor de opstelling van
het beheerplan, de uitvoering van de maatregelen en de monitoring van de resultaten.
Het beheerplan wordt door de voortouwnemer geëvalueerd en na een looptijd van zes
jaar vernieuwd.
Vraag 14
Bent u bereid om met de boeren, bestuurders, Kamerleden en (na afloop) pers op ten
minste deze drie locaties in gesprek te gaan deze zomer?
Antwoord 14
Op 22 augustus 2022 zal ik een werkbezoek brengen aan drie locaties langs de grens
met Duitsland. Hier zal ik in gesprek gaan met boeren, bestuurders en Kamerleden.
Na afloop zal ik op elke locatie de pers te woord staan.
Vraag 15
Kunt u uw bereidheid om in gesprek te gaan zo spoedig mogelijk melden en wilt u vertellen
welke grensregio’s u gaat bezoeken in het kader van de motie, voordat u begint met
het afleggen van de werkbezoeken?
Antwoord 15
In het licht van alle onrust maken we tijdens de voorbereiding van werkbezoeken, op
advies van de veiligheidsdiensten (politie en beveiligingsdienst binnen het ministerie),
de exacte locaties niet openbaar. We kunnen deze locaties, zodra deze bekend zijn,
delen met de vragenstellers en de leden van de vaste Kamercommissie, zodat zij tijdig
op de hoogte zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.