Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de berichtgeving aangaande de 320.000 verloren levensjaren door uitgestelde zorg in Nederland
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de 320.000 verloren levensjaren (ingezonden 6 juli 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 augustus
2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving aangaande de 320.000 verloren levensjaren
door uitgestelde zorg in Nederland?1
Antwoord 1
Ja. Het betreft berichtgeving n.a.v. het RIVM rapport over de gezondheidsgevolgen
van uitgestelde operaties tijdens de coronapandemie.2
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat er in Nederland 320.000 levensjaren verloren zijn gegaan door
uitgestelde zorg veroorzaakt door de coronamaatregelen? Afgezet tegen de levens die
verloren zijn gegaan door het virus zelf, vindt u dan dat de coronamaatregelen gerechtvaardigd
waren?
Antwoord 2
Het is natuurlijk verschrikkelijk dat mensen moeten wachten op hun operatie omdat
de druk op de zorg te groot is door het grote aantal coronapatiënten, te meer als
ze daardoor kwaliteit van leven inleveren. Dit geeft wederom aan hoe groot de impact
is geweest van de coronapandemie op onze samenleving.
Het rapport geeft aan dat er naar schatting 320.000 gezonde levensjaren verloren zijn
gegaan (Quality-Adjusted Life Years, QALY’s). Het gaat niet over overledenen maar
over een inschatting van het aantal levensjaren in goede gezondheid. Zoals bovenstaand
en in het rapport wordt beschreven, zijn deze veroorzaakt door afgeschaalde zorg ten
tijde van de coronapandemie, door bijvoorbeeld tekort aan capaciteit (bedden/mensen)
door het grote aantal coronapatiënten, of doordat mensen niet naar hun afspraak konden
of wilden gaan vanwege (angst voor) een coronabesmetting. Het was al bekend dat uitstellen
van zorg leidt tot het verlies van gezonde levensjaren. Dat was zeker na de 1e golf van het coronavirus, toen de ziekenhuiszorg bijna geheel was afgeschaald, een
belangrijk inzicht. Daarom zijn vele maatregelen ingezet zodat, in de opvolgende golven,
de reguliere zorg zoveel mogelijk doorgang kon vinden. Voorbeelden hiervan zijn de
algemene gedragsregels en het beleidskader acute zorg.
De maatregelen hebben voorkomen dat nog meer mensen corona kregen, en daardoor ook
voorkomen dat de zorg nog verder belast werd en verder afgeschaald moest worden. Als
er geen maatregelen waren genomen was het aantal coronapatiënten (en daarmee het aantal
ziekenhuisopnames) vele malen groter geweest, en daarmee ook het aantal uitgestelde
behandelingen van mensen die voor een andere oorzaak zorg nodig hadden, en daarmee
ook het verlies aan gezonde levensjaren.
Vraag 3
Kunnen wij concluderen dat de verloren levensjaren, bijvoorbeeld door psychische schade
en/of het missen van vroege diagnoses, in werkelijkheid nog veel hoger is, aangezien
in het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) alleen
de uitgestelde planbare zorg is meegenomen? Gaat u daar onderzoek naar doen?
Antwoord 3
Op dit moment wordt al een groot aantal evaluaties uitgevoerd. Daarnaast loopt er
ook een aantal inventarisaties om in kaart te brengen of alle relevante evaluaties
uitgevoerd worden, of dat er nog zaken missen. Het nu gepubliceerde RIVM-rapport heeft
in de modellen alleen de niet-gewonnen gezonde levensjaren in de planbare ziekenhuiszorg
geanalyseerd. De totale niet-gewonnen gezonde levensjaren zullen waarschijnlijk iets
groter zijn, hoewel de huidige ingeschatte 320.000 levensjaar wel het merendeel zal
zijn omdat de meeste afschaling in deze categorie is geweest. Verder is eerder een
rapport gepubliceerd over mijding van huisartsenzorg tijdens de coronapandemie.3 In dat rapport wordt een analyse gedaan van de hoeveelheid niet geleverde zorg, maar
niet op de effecten daarvan op kwaliteit van leven. Daarnaast worden andere onderzoeken
uitgevoerd, zoals die vanuit de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. In deze en andere
rapporten worden de effecten van zowel de coronapandemie als die van de genomen maatregelen
geëvalueerd.
Vraag 4
Is het mogelijk dat (een deel van) de onverklaarbare oversterfte van de afgelopen
tijd is veroorzaakt door de gevolgen van de uitgestelde zorg door de coronamaatregelen?
Antwoord 4
Het rapport bevat een analyse naar verloren levensjaren in goede gezondheid. Het gaat
dus niet om overledenen maar om ingeschatte verloren kwaliteit van leven. De zorg
die niet is gegeven is het resultaat van verschillende factoren, bijvoorbeeld tekort
aan capaciteit (bedden/mensen) door het grote aantal coronapatiënten, of doordat mensen
niet naar hun afspraak konden of wilden gaan vanwege (angst voor) een coronabesmetting.
In het recent verschenen rapport over oversterfte tijdens de coronapandemie4 wordt geconcludeerd dat een deel van de oversterfte in de derde oversterftegolf (augustus
– december 2021) nog niet verklaard kon worden. Er zijn hierin geen conclusies getrokken
over of deze onverklaarde oversterfte van de afgelopen tijd veroorzaakt zou zijn door
de gevolgen van uitgestelde zorg. Wel concluderen het CBS en het RIVM dat tijdens
de derde oversterftegolf in totaal 11,1 duizend mensen meer zijn overleden dan verwacht.
Hiervan overleden 7,8 duidend mensen aan COVID-19. De overige oversterfte (3,3 duizend)
vond voornamelijk plaats bij 65- tot 80-jarigen.
Vraag 5
Is in Nederland duidelijkheid over hoeveel mensen tijdens de coronacrisis medische
hulp nodig hadden en deze niet, of niet voldoende hebben gekregen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Alle inzet was erop gericht om de medische hulp zorg zoveel mogelijk doorgang te kunnen
laten vinden. Bij een stijging of daling van het aantal COVID-19 patiënten in de ziekenhuizen
werd volgens het LNAZ opschalingplan COVID-19 de zorg op- of afgeschaald. Conform
dit plan werd de COVID-19 capaciteit opgeschaald en zorg die medisch verantwoord kon
wachten werd afgeschaald. Patiënten met planbare behandelingen moesten daardoor langer
wachten, of de behandeling werd uitgesteld. De acute zorg heeft wel doorgang kunnen
vinden.
De NZA houdt een monitor bij waarin per maand wordt geanalyseerd wat de werkvoorraad
van de medisch specialistische zorg in Nederland is, zodat hierop adequaat geacteerd
kan worden. Op dit moment zijn er nog veel mensen die wachten op hun operatie. Ik
heb de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en genomen acties via mijn brief
van 5 juli 2022.5
Vraag 6
Aangezien het volgens het RIVM «uitgesloten» is dat alle uitgestelde zorg kan worden
ingehaald, kan worden geconcludeerd dat er de komende tijd nog veel meer levensjaren
verloren zullen gaan doordat mensen noodzakelijke zorg niet zullen ontvangen?
Antwoord 6
Dit is niet het geval. Het rapport beschrijft het volledige verlies van de uitgestelde
operaties in 2020 en 2021, ook doorgerekend naar toekomstige jaren. Als de eerder
uitgestelde zorg ingehaald wordt, dan zal een deel van de levensjaren in goede gezondheid
teruggewonnen worden. Het totaal van niet-gewonnen gezonde levensjaren in deze periode
blijft hetzelfde bij niet inhalen en wordt kleiner naarmate de uitgestelde zorg alsnog
ingehaald wordt.
Vraag 7
Betekent dit dat de collectieve levensverwachting in Nederland zal dalen, als gevolg
van alle uitgestelde zorg en de verdere verschraling van de zorg die als gevolg hiervan
de komende jaren zal optreden?
Antwoord 7
Op basis van het RIVM-rapport is dat niet te zeggen. Zoals aangegeven betreft dit
rapport een analyse van verloren levensjaren in goede gezondheid volgens een modelmatige
inschatting. Het gaat dus niet om overledenen maar om ingeschatte verloren kwaliteit
van leven. De NZa geeft aan dat de urgente operaties minder zijn afgeschaald dan de
niet-urgente planbare operaties en dat de grootste afname zichtbaar was bij niet-urgente
ingrepen.
Vraag 8
Zo ja, betekent dit niet dat de Nederlandse Staat verzaakt om de volksgezondheid te
waarborgen? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide uitleg geven?
Antwoord 8
Zoals ook uit bovenstaande antwoorden blijkt, is de impact van de coronacrisis op
onze maatschappij gigantisch geweest, zo ook op de zorg. Daarom is het beleid er steeds,
ook tijdens eerdere golven, op gericht geweest om de reguliere zorg zoveel als mogelijk
doorgang te laten vinden. Daar werd en wordt hard aan gewerkt. Over de huidige acties
m.b.t. het borgen van de volksgezondheid heb ik u geïnformeerd in mijn brief aan de
kamer van 5 juli 2022 en de Kamerbrief met kabinetsreactie op onderzoeksrapport van
de Onderzoeksraad voor Veiligheid «Aanpak Coronacrisis, Deel 1».6,
7
Vraag 9
Gaat u de schade van mensen die te lijden hebben gehad onder uitgestelde zorg compenseren?
Zo ja, hoe en op welke termijn?
Antwoord 9
Mensen moeten de zorg krijgen die ze nodig hebben, dat is en blijft een topprioriteit.
Om dit te borgen en uitgestelde zorg weg te werken lopen verschillende acties, die
ik in bovenstaande antwoorden heb toegelicht.
Vraag 10
Hoe gaat u voorkomen dat de achterstanden in de zorg zich nog verder zullen opbouwen?
Antwoord 10
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief aan de Kamer van 5 juli 2022.8
Vraag 11
Bent u van mening dat, bij een eventuele volgende coronagolf, COVID-19-patiënten opnieuw
voorrang moeten krijgen op andere patiënten? Zo ja, waarom? Kunt u een uitgebreide
uitleg geven?
Antwoord 11
Cruciaal is dat er goede triage plaatsvindt zodat mensen die risico lopen op verdere
achteruitgang bij uitstel van behandeling tijdig de benodigde zorg krijgen. Het is
aan de ziekenhuizen om deze triage uit te voeren en te beoordelen welke patiënten
als eerste geholpen moeten worden om verdere gezondheidsschade te voorkomen.
Vraag 12
Deelt u de mening dat al deze uitgestelde zorg op de lange termijn gaat zorgen voor
een nog grotere druk op de zorg, aangezien de mensen die noodzakelijke zorg niet ontvangen
hebben naar alle waarschijnlijkheid meer en ernstiger klachten zullen ontwikkelen
en daardoor meer en complexere zorg nodig hebben? Zo ja, ligt er een plan voor het
opvangen van deze zorgvraag?
Antwoord 12
Het overgrote merendeel van de uitgestelde zorg betreft planbare, niet-urgente zorg
met een laag risico op verdere verslechtering. De druk op de zorg neemt toe door de
werkvoorraad die zij nu nog hebben door de uitgestelde zorg, maar het risico op verdere
verslechtering van deze patiënten (en daarmee ook een grotere belasting van de zorg)
is klein. Een deel van de zorg die niet is gerealiseerd, is ondertussen opgelost of
niet meer nodig, bijvoorbeeld doordat een patiënt met meniscusproblematiek ondertussen
naar tevredenheid geholpen is door de fysiotherapeut. Op de acties die nu lopen om
de uitgestelde zorg verder in te halen ben ik ingegaan in mijn antwoorden op vraag
8 en vraag 10.
Vraag 13
Als er buitenlandse ziekenhuizen en privéklinieken ingezet gaan worden voor het uitvoeren
van behandelingen omdat dat in Nederland niet kan, wat betekent dat dan voor de zorgkosten
voor de burger? Worden de extra kosten die hiervoor gemaakt zullen moeten worden verhaald
op de burger, bijvoorbeeld door verhoging van de zorgpremies?
Antwoord 13
Onderdeel van het Nederlandse pakket is de werelddekking, daarin is opgenomen de dekking
voor vergoeding van een zorgbehandeling in het buitenland. Ook is het op basis van
de Europese regels al mogelijk dat patiënten in andere Europese lidstaten een behandeling
of second opinion kunnen ondergaan als zij aan de voorwaarden daartoe voldoen. Uiteraard
gelden deze regels op individuele basis, waarmee de zorgverzekeraar aan zijn zorgplicht
jegens de zorgverzekerde voldoet. Buitenlandse zorg is daarmee al een onderdeel van
de premie. Voor alle onderdelen van de premie geldt dat wanneer meer zorg geleverd
wordt en dit op macroniveau tot hogere kosten leidt, dit een gevolg kan hebben op
zorgpremies.
Vraag 14
Hoe gaat u voorkomen dat nog meer personeel de zorg verlaat door de hoge werkdruk
die het inhalen van de uitgestelde zorg ongetwijfeld met zich mee gaat brengen?
Antwoord 14
Het behoud van medewerkers is één van de grootste uitdagingen waar de zorgsector momenteel
voor staat. Bij het organiseren van het inhalen van de uitgestelde zorg is het van
groot belang om oog te hebben voor de werkdruk en om voldoende ruimte maken voor goed
werkgeverschap en werkplezier. Ik kijk daarbij nadrukkelijk naar werkgevers in zorg
en welzijn. De werkgever is immers primair verantwoordelijk voor goed personeelsbeleid
en zal vanuit die rol, samen met medewerkers, voor het behoud van die medewerkers
moeten zorgen. Zoals toegelicht in mijn hoofdlijnenbrief Toekomst Bestendige Arbeidsmarkt
Zorg9, zie ik het als mijn taak om hen hiertoe te stimuleren en waar nodig te ondersteunen
met specifieke thema’s zoals professionele autonomie en zeggenschap, het inwerken
en begeleiden van nieuwe medewerkers en voldoende aandacht voor een goede balans tussen
werk en privé. In het najaar ontvangt uw Kamer het uitgewerkte programmaplan «Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg; Samen anders leren en werken» waarin invulling wordt gegeven aan
deze en andere thema’s ten behoeve van behoud van medewerkers.
Vraag 15
Deelt u de conclusie dat dit des te meer laat zien dat de zorgcapaciteit in Nederland
aanzienlijk moet worden opgeschaald, omdat ons systeem de grote druk niet meer aankan?
Zo nee, waarom, niet? Kunt u een uitgebreide verklaring geven?
Antwoord 15
Zoals ik ook in de beleidsagenda pandemische paraatheid schets, welke ik op 14 april
jl. aan uw Kamer heb verzonden, is de beleidsopgave gericht op een goed voorbereide
zorg, die wendbaar en opschaalbaar is tijdens een pandemische uitbraak. Om beter voorbereid
te zijn op een volgende crisis, is het belangrijk om te werken aan een flexibele opschaling.
Een flexibele opschaling vraagt om paraatheid op verschillende vlakken, waaronder
voldoende flexibel inzetbaar personeel. Met name de inzetbaarheid van personeel bleek
een knelpunt voor de verdere opschaling. Om de pandemische paraatheid te versterken
is het daarom noodzakelijk om te kijken naar slimmere en optimalere inzet van zorgprofessionals.
Dat kan bijvoorbeeld door de mogelijkheden voor sociale en technologische innovatie
optimaal te benutten. Anderzijds zal gekeken worden naar flexibeler opleiden, zodat
zorgprofessionals voorbereid zijn om aan de slag te kunnen bij een acute zorgvraag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.