Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Slootweg en Van der Molen over het bericht ‘Als studenten zelf alarm slaan over hun cocaïnegebruik, dan is er wat aan de hand’
Vragen van de leden Slootweg en Van der Molen (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Als studenten zelf alarm slaan over hun cocaïnegebruik, dan is er wat aan de hand» (ingezonden 25 mei 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 17 augustus 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3145.
Vraag 1
Herkent u de alarmbellen die de Utrechtse studentenvereniging U.V.S.V/N.V.V.S.U. luidt
over het excessief gestegen gebruik van harddrugs onder studenten sinds corona?1
Antwoord 1
Ik vind de vele berichten naar aanleiding van het studentensymposium in het kader
van de «Waar trek jij de lijn?»-campagne van de U.V.S.V/N.V.V.S.U. verontrustend.
Dit signaal baart mij en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) zorgen
aangezien drugsgebruik altijd een gezondheidsrisico met zich meebrengt en daarom zoveel
mogelijk ontmoedigd dient te worden. Wij zijn daarom ook blij dat studentenverenigingen
zelf de verantwoordelijkheid voelen het gebruik terug te dringen. De ontwikkelingen
in het drugsgebruik onder jongeren en studenten houd ik in de gaten met behulp van
diverse monitors zoals de Monitor Drugsincidenten, Het Grote Uitgaansonderzoek en
de recentelijk in opdracht van het Ministerie van OCW en VWS gestarte Monitor Mentale
gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs.2 Uit deze monitors komt niet het beeld naar voren dat het drugsgebruik onder deze
doelgroep excessief is gestegen. Omdat het signaal van de studentenvereniging verontrustend
is, heb ik periodiek overleg gehad met de Landelijke Kamer van Verenigingen, het landelijke
samenwerkingsverband van studentenverenigingen, en zal dit contact voortzetten om
een vinger aan de pols te houden.
Vraag 2
Deelt u de mening dat dit een zorgelijke ontwikkeling is, zeker ook omdat deze ontwikkeling
mede onderbouwd wordt door het Trimbos-instituut, dat aangeeft dat 12,5% van de studenten
in het hoger onderwijs ooit cocaïne heeft gebruikt?3
Antwoord 2
Uit de Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs, een
mede door het Trimbos-instituut uitgevoerd onderzoek dat in maart, april en mei 2021
studenten heeft bevraagd over middelengebruik en mentale gezondheid, blijkt inderdaad
dat 12,5% van de studenten in het hoger onderwijs ooit cocaïne heeft gebruik. Dit
percentage is hoog en baart mij zorgen. Tegelijkertijd constateer ik dat de overgrote
meerderheid nog nooit cocaïne heeft gebruikt. Ook blijkt uit hetzelfde onderzoek dat
het percentage studenten dat aangeeft in het laatste jaar of in de laatste maand cocaïne
hebben gebruikt met respectievelijk 7,5% en 2,6% aanzienlijk lager ligt. Dit neemt
niet weg dat deze percentages hoger zijn dan ik ze graag zou zien en dat daarom inzet
op preventie hard nodig is. Drugsgebruik is immers nooit zonder risico voor de gezondheid.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoe het gebruik van harddrugs onder studenten in andere steden en
jongeren in brede zin zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Antwoord 3
De eerdergenoemde Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs
was de eerste in zijn soort. Er zijn dientengevolge helaas geen eerdere cijfers beschikbaar.
De resultaten van de volgende monitor kunt u in het najaar van 2023 verwachten. Wel
hebben we andere monitors waar studenten onder vallen.
Zo voert het Trimbos-instituut sinds 2015 elke 2 jaar een onderzoek uit onder mbo-
en hbo-studenten. Hieruit blijkt dat het ooit-gebruik van cocaïne met rond de 2,5%
stabiel is. Het laatst beschikbare meetmoment van deze studie stamt uit 2019.
Ook bestaan er trendgegevens van Het Grote Uitgaansonderzoek, dat periodiek uitgaande
jongeren en jongvolwassenen, waarvan ook studenten deel uitmaken bevraagt over hun
middelengebruik. De trendgegevens uit het laatste onderzoek over 2020 geven een wisselend
beeld. Zo lijken het laatste-jaar-gebruik van cannabis, lachgas en cocaïne onder deze
groep relatief stabiel, terwijl het laatste-jaar-gebruik van amfetamine en xtc sinds
2013 gedaald is. Voor 2C-B en ketamine is het gebruik gestegen.
Vraag 4
Op welke wijze wordt de aanpak van het gebruik van (hard)drugs in studentenhuizen
meegenomen in de plannen rond drugspreventie, die zijn aangekondigd in de hoofdlijnenbrief
van de aanpak georganiseerde criminaliteit?4
Antwoord 4
Momenteel zijn er geen specifieke plannen voor het aanpakken van drugsgebruik in studentenhuizen.
Om het drugsgebruik onder studenten terug te dringen is – in lijn met het schoolprogramma
Helder op School – een aanbod ontwikkeld voor het hbo en de universiteiten. Hierin
vinden introductiecommissies, studentenverenigingen en onderwijsinstellingen interventiemogelijkheden
waaronder informatiesheets om (de gevolgen van) drugsgebruik zoveel mogelijk terug
te dringen. Het is mijn streven dat Helder op School op een nog hoger percentage onderwijsinstellingen
wordt gebruikt, zodat nog meer jongeren worden bereikt. Andere interventies die zich
richten op jonge mensen die drugs gebruiken, waaronder studenten, zijn de interventies
«Festival Oneliners» en «Ik ga lekker». De interventie Festival Oneliners is bedoeld
voor jongeren die geen drugs gebruiken, maar wel in situaties kunnen komen waarin
om hen heen drugs gebruikt worden. Bijvoorbeeld op festivals. Festival Oneliners laat
jongeren digitaal sociale interacties op een festival zien en daarin actief participeren,
waarbij hij/zij ook te maken krijgt met situaties rond drugsgebruik. Het doel is hen
voor te bereiden op het bewuster maken van keuzes omtrent alcohol- en drugsgebruik.
«Ik ga lekker» richt zich erop dat jongeren uitspreken dat zij het prima vinden als
hun vrienden ervoor kiezen geen drugs te gebruiken. Verder wordt ingezet op voorlichting
via het programma Drugspreventie (DAP+) om uitgaande jongeren, waar vanzelfsprekend
ook de studenten onder vallen, via folders, filmpjes en social media, te informeren
over veilig uitgaan.
Vraag 5
Wanneer worden uw plannen rond drugspreventie uiterlijk naar de Kamer gestuurd?
Antwoord 5
Mijn brief met de aanpak van drugspreventie is 7 juli jl. aan de Tweede Kamer gestuurd.
Vraag 6
Deelt u de mening, zoals verwoord door misdaadjournalist van den Heuvel, dat het bespreekbaar
maken van drugsgebruik onder de jongere generatie en de negatieve (maatschappelijke)
gevolgen daarvan (ook) door de overheid zou moeten worden opgepakt? Zo ja, op welke
wijze gaat u deze taak in de komende tijd oppakken?5
Antwoord 6
Op het eerdergenoemde symposium over drugsgebruik onder studenten pleitte misdaadjournalist
John van den Heuvel voor een overheid die via publiekscampagnes de negatieve maatschappelijke
gevolgen van drugsgebruik aankaart. Ik erken de negatieve maatschappelijke gevolgen
van drugsgebruik: naast het feit dat drugsgebruik nooit zonder risico is voor de gezondheid,
draagt het bij aan de instandhouding van een criminele drugsindustrie. Het is daarom
van belang te onderstrepen dat het gebruik van drugs geen onderdeel zou moeten zijn
van een normale, gezonde leefstijl. In algemene zin geldt dat het bij publiekscampagnes
het belangrijk is een helder doel met een bijbehorende doelgroep voor ogen te hebben
om met een gerichte boodschap het gewenste resultaat te bereiken. Als doel, boodschap
en doelgroep niet goed op elkaar zijn afgestemd kan een publiekscampagne geen effect
hebben, of in het ergste geval een averechts effect. In Nederland heeft een kleine
minderheid recentelijk drugs gebruikt. Wanneer het doel is om een substantieel lager
acceptatieniveau van het gebruik van illegale drugs in Nederland te bereiken, moet
dus ook echt (alleen) deze groep bereikt worden. Het risico van een campagne die in
principe iedereen bereikt, is dat drugsgebruik juist getriggerd wordt. Zo kan een
tegengesteld effect worden bereikt, namelijk dat mensen vanwege een dergelijke campagne
nieuwsgierig worden naar drugs en gaan gebruiken. Dat zou zeer onwenselijk zijn. Het
overbrengen van de boodschap dat drugs geen onderdeel uitmaakt van een normale en
gezonde leefstijl doe ik daarom door middel van een brede waaier aan gerichte preventie-activiteiten.
Voor een overzicht daarvan verwijs ik u naar mijn brief over de aanpak van drugspreventie
die 7 juli jl. aan uw Kamer is verstuurd.
Vraag 7
In hoeverre werkt u op dit terrein momenteel al samen met studentenverenigingen om
hierin samen op te trekken? Ziet u kansen om de samenwerking hierin te intensiveren?
Antwoord 7
Zoals gesteld in mijn antwoord op vraag 1 heb ik in het kader van de coronacrisis
periodiek overleg gehad met de Landelijke Kamer van Verenigingen, het landelijke samenwerkingsverband
van studentenverenigingen. Ik zal dit contact voortzetten om een vinger aan de pols
te houden. Verder kunnen studentenverenigingen met de door het Trimbos-instituut ontwikkelde
infosheet Alcohol- en drugsbeleid voor studenten zelf stappen zetten om drugsgebruik
onder hun leden aan te kaarten.6 Ik roep Nederlandse studentenverenigingen daarom ook van harte op om, wanneer nodig
in samenspraak met het Trimbos-instituut, preventief beleid te vormen rondom het gebruik
van drugs.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.