Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Raemakers over de lange wachttijden bij de ggz
Vragen van het lid Raemakers (D66) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de lange wachttijden bij de ggz (ingezonden 23 juni 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 11 augustus 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zware depressie? 17 maanden wachten op hulp»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat zorgverzekeraars in het verleden ieder jaar 300
miljoen euro overhielden en er dus sprake was van onderbesteding, terwijl dit geld
ook gebruikt kon worden voor bijvoorbeeld zogenoemde wachttijdmonitors?
Antwoord 2
Het klopt het dat een aantal jaren (tot en met 2018) sprake is geweest van een forse
onderuitputting van het macrokader voor de geneeskundige ggz, terwijl er tegelijkertijd
sprake was van wachttijden. Ik vind dat een onwenselijke combinatie, maar het laat
ook zien dat de wachttijden een taai probleem vormen – waar meerdere factoren aan
ten grondslag liggen – en dat de aanpak van wachttijden niet alleen een geldkwestie
is. Sindsdien zijn er dan ook diverse maatregelen in gang gezet om de wachttijden
aan te pakken. Zorgverzekeraars pakken met het in het gang zetten van die maatregelen
duidelijk hun rol. Op dit moment is onderuitputting van het macrokader niet langer
aan de orde. Over de ggz financiën voor de komende jaren worden nieuwe afspraken gemaakt
in het IZA.
Vraag 3
Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instellingen
moeten sluiten vanwege een personeelstekort, terwijl hier patiënten opgevangen worden
met dusdanig hoogcomplexe problemen die nergens anders opgevangen kunnen worden?
Antwoord 3
Ik deel uw zorgen op dit punt, het mag inderdaad niet zo zijn dat patiënten met een
specialistische, complexe en intensieve zorgbehoefte verstoken blijven van zorg als
gevolg van personeelstekorten. In dit licht is het opvallend dat het aantal gezondheidszorg
(GZ) psychologen de afgelopen vijf jaar met meer dan twintig procent is toegenomen.
Dit zou juist voor meer behandelcapaciteit moeten zorgen. Een verklaring voor deze
twee tegengestelde bewegingen is dat we vaak zien dat personeel er voor kiest om (al
dan niet als ZZP’er) lichtere zorg aan te bieden in plaats van te werken binnen de
instellingen die complexe specialistische en intensieve zorg bieden. Dat vind ik zorgwekkend.
Ik ben daarom op dit moment met het veld in gesprek over de vraag wat ervoor nodig
is om het werken binnen de instellingen zelf aantrekkelijker te maken. Ik zie daarbij
een grote rol weggelegd voor de werkgevers zelf, maar we moeten ook nagaan of de prikkels
in het systeem nu goed staan. Het is van belang om het zorgpersoneel en instellingen
te stimuleren om zich te (blijven) ontfermen over complexe(re) patiënten. Ik wil daarom
in het kader van het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afspraken maken met zorgaanbieders,
professionals en zorgverzekeraars op dit punt, om te zorgen dat ook patiënten met
een complexe(re) zorgvraag op goede en passende zorg kunnen blijven rekenen.
Vraag 4
Hoe kijkt u aan tegen het omvormen van grote ggz-instellingen tot kleine ggz-instellingen,
om het voor personeel aantrekkelijker te maken hier te gaan werken?
Antwoord 4
Ook binnen grotere organisaties kan goed werkgever- en werknemerschap zorgen voor
een aantrekkelijke werkomgeving. Wat de beste schaalgrootte is om de gestelde doelen
– waaronder het aantrekkelijker maken van de werkomgeving – te bereiken is een afweging
die ggz-instellingen zelf kunnen maken.
Vraag 5
Bent u bereid om de wachtlijsten in de ggz voor zorgverzekeraars beter inzichtelijk
te maken?
Antwoord 5
Het verbeteren van transparantie op het gebied van de wachtlijsten is vanaf het begin
één van de belangrijkste speerpunten van de wachttijdenaanpak geweest. Er zijn sinds
2020 dan ook grote stappen in gezet. Zo zijn aanbieders door de aanpassing van de
Transparantieregeling2 verplicht om de gemiddelde wachttijden door te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) en hebben we sinds begin 2021 ook inzicht in het aantal wachtenden. In vervolg
op deze stappen maakt de NZa problemen in de toegang tot- en wachttijden in de ggz
verder inzichtelijk, bijvoorbeeld door onderzoek te doen naar het aantal dubbel- en
voorkeurswachtenden.3
Ook wil ik in het IZA afspraken maken over de structurele vragen die in de ggz moeten
worden aangepakt, toegankelijkheid en wachttijden zijn daarbij voor mij belangrijke
thema’s. Uw Kamer zal hierover op een later moment nader worden geïnformeerd.
Vraag 6
Hoe gaat u, aangezien in het artikel staat beschreven dat een zorginstelling niet
de verplichting heeft om aan te schuiven bij een regiotafel hoogcomplexe ggz (waar
gesproken wordt over hoe cliënten met een hoogcomplexe zorgvraag het best geholpen
kunnen worden), de deelname van zorginstellingen aan de regiotafels bevorderen, zodat
samen naar oplossingen gezocht kan worden?
Antwoord 6
De deelname aan een bovenregionale casuïstiektafel hoogcomplexe ggz is inderdaad geen
harde verplichting voor ggz-aanbieders, hoewel partijen zich er – via koepelpartijen
de Nederlandse ggz en MeerGGZ – wel aan gecommitteerd hebben. Ik spreek partijen dan
ook op hun verantwoordelijkheid aan wanneer dat nodig is.
Ook kunnen zorgverzekeraars deelname aan de bovenregionale casuïstiektafels onderdeel
maken van de contractuele afspraken die zij met ggz-aanbieders maken.
Vraag 7
Bent u al in gesprek gegaan met de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
over het probleem dat mensen niet bij instelling A behandeld kunnen worden omdat ze
te complex zijn en vervolgens ook moeten wachten bij instelling B? Zo ja, welke oplossing
is daar uit voortgekomen?
Antwoord 7
Zie mijn antwoord op vraag 5 ten aanzien van het verbeteren van transparantie op het
gebied van wachttijden in de ggz. Daarnaast zal ik het genoemde punt meenemen in de
gesprekken die nu lopen in het kader van het IZA, waarbij zoals vermeld de toegankelijkheid
van de ggz en de wachttijden belangrijke aandachtspunten zijn. Overigens zal een afspraak
hierover breder zijn dan de NVvP; het zijn de aanbieders en verzekeraars die ik primair
aanspreek waar het over de wachttijden in de ggz gaat.
Vraag 8
Wanneer kunnen we de tijdens het commissiedebat GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie
door u toegezegde brief over de handhavingsmogelijkheden met betrekking tot de zorgplicht
van de zorgverzekeraars verwachten?
Antwoord 8
Deze brief is op 22 juni 2022 naar de Tweede Kamer verzonden4.
Vraag 9
Heeft het tijdens het commissiedebat GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie
door u toegezegde gesprek met Zorgverzekeraars Nederland en de NZa, om duidelijkheid
te verschaffen over het inkopen van de zorgbehoefte, al plaatsgevonden en wat kwam
daaruit?
Antwoord 9
Naar aanleiding van het commissiedebat van 11 mei jl. heb ik de signalen van verschillende
Kamerleden over het niet verhogen van omzetplafonds bij bepaalde (kleinere) zorgaanbieders
die zorg leveren waarvoor wachttijden bestaan gedeeld met Zorgverzekeraars Nederland
(ZN) en NZa. Het contact over deze signalen met ZN en de NZa is nog gaande. Dit omdat
ik het van belang vind dat deze specifieke signalen zorgvuldig en in een bredere context
worden bekeken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.