Schriftelijke vragen : De positie de belastingdienst inneemt in rechtszaken over vrijwillige verbetering van de aanslag
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) over de positie de belastingdienst inneemt in rechtszaken over vrijwillige verbetering van de aanslag (ingezonden 1 augustus 2022).
Vraag 1
            
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2022 met nummer
               ECLI:NL:RBDHA:2022:2337 en de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 8 mei 2012
               met nummer ECLI:NL:HR:GHSGR:2012:BY6445?
            
Vraag 2
            
Is het juist dat in de zaak voor de rechtbank sprake is van een vrijwillige verbetering
               door belanghebbende?
            
Vraag 3
            
Is het juist dat in de zaak betreffende de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag
               met nummer ECLI:NL:HR:GHSGR:2012:BY6445 namens u geen beroep in cassatie is ingesteld?
               Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 4
            
Deelt u nog steeds het standpunt dat een belastingaanslag geen meerledig besluit is
               en dat een navorderings- of naheffingsaanslag een definitieve aanslag openbreekt?
            
Vraag 5
            
Zo nee, waarom heeft u dit standpunt niet gepubliceerd?
Vraag 6
            
Is in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de rechtbank Den Haag met nummer
               ECLI:NL:RBDHA:2022:2337 overeenkomstig het Besluit beroep in belastingzaken gehandeld?
            
Vraag 7
            
Is in deze zaak het standpunt vaktechnisch afgestemd met vaktechnisch coördinatoren
               en kennisgroepen?
            
Vraag 8
            
Bent u van mening dat als de Belastingdienst aan fiscale grensverkenning gaat doen,
               die standpunten duidelijk moeten zijn gepubliceerd?
            
Vraag 9
            
In de zaak met nummer ECLI:NL:RBDHA:2022:2337 die geleid heeft tot de uitspraak van
               de rechtbank Den Haag heeft de Belastingdienst ingebracht dat: «Verweerder heeft nog
               verwezen naar de Memorie van Toelichting bij de Fiscale Onderhoudswet 20043, waarin
               volgens verweerder, het volgende is opgenomen: «De tot stand gekomen onderlinge verhouding
               geldt slechts voor gemeenschappelijke bestanddelen of delen daarvan die in de onherroepelijk
               vaststaande aanslagen zijn opgenomen.
            
Als een gemeenschappelijk bestanddeel niet, of voor een lager bedrag, in de onherroepelijk
               vaststaande aanslagen is opgenomen, mogen partners bij navordering of ambtshalve vermindering
               alsnog een onderlinge verhouding kiezen van het niet eerder opgenomen (deel van het)
               gemeenschappelijke bestanddeel.»».
            
Maar de rechtbank (en de indiener van deze Kamervragen) kan dat fragment niet terugvinden
               in de memorie van toelichting. Kunt u aangeven waar dit citaat vandaan komt?
            
Vraag 10
            
Wat vindt u ervan dat in de zaak met nummer ECLI:NL:RBDHA:2022:2337 die heeft geleid
               tot de uitspraak van de rechtbank Den Haag een burger zijn belastingaanslag vrijwillig
               verbetert en daarbij vraagt om toepassing van de wet, vervolgens wordt geconfronteerd
               met een grensverkennend en onjuist standpunt van inspecteur?
            
Vraag 11
            
In hoeveel gevallen hebben burgers na een als in de zaak met nummer ECLI:NL:RBDHA:2022:2337
               vergelijkbaar standpunt van de inspecteur geen beroep bij de rechter aangetekend?
            
Vraag 12
            
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.