Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over stand van zaken onderhandelingen met de Europese Commissie over derogatie van de Nitraatrichtlijn
2022D31701 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
                  fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
                  Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van de Minister van 15 juli 2022 – Stand
                  van zaken onderhandelingen met de Europese Commissie over derogatie van de Nitraatrichtlijn
                  (Kamerstuk 33 037, nr. 448).
               
De voorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave
Blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
6
                         
                         
                         
II
Antwoord / Reactie van de Minister
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken van de onderhandelingen
                  met de Europese Commissie (EC) over derogatie van de Nitraatrichtlijn. Deze leden
                  hebben daar enkele vragen over.
               
De leden van de PVV-fractie vragen welke regio’s in de Europese Unie (EU) een derogatie
                  van de Nitraatrichtlijn hebben. Hadden regio’s in het Verenigd Koninkrijk ook een
                  derogatie van de Nitraatrichtlijn? In welke Europese regio’s wordt de norm van de
                  Nitraatrichtlijn niet gehaald en is er toch sprake van een derogatie? Is het de Minister
                  bekend dat heel veel Europese landen zich niet houden aan Europese richtlijnen en
                  verordeningen? Waarom bereikt de Minister niets voor onze boeren en vissers in Brussel?
                  Komt het goed uit dat deze sectoren moeten krimpen? Is de Minister bereid de derogatie
                  te eisen, onder dreiging van inzet van veto’s of te stoppen met de financiële bijdrage
                  aan de EU?
               
De leden van de PVV-fractie vragen verder hoeveel extra transportbewegingen de Minister
                  schat dat er zullen plaatsvinden door het verlies van derogatie. Hoeveel brandstof
                  is hiermee gemoeid? Hoeveel extra behoefte aan kunstmest schat de Minister dat er
                  zal zijn als de Nederlandse landbouwsector de totale productie van landbouwgewassen
                  op peil wenst te houden? Hoeveel aardgas is hiermee gemoeid? Is het realistisch dat
                  kunstmest zonder aardgas wordt geproduceerd?
               
Vindt de Minister, net als de leden van de PVV-fractie, dat het totaal onacceptabel
                  is dat door beëindiging van de derogatie er grondstoffen (als diesel en aardgas) worden
                  verspild? Is het juist dat de norm van de Nitraatrichtlijn bij (bijna) alle derogatiebedrijven
                  in Nederland gehaald wordt? Vindt de Minister het goed dat de hele landbouwsector
                  in Nederland gedupeerd wordt als slechts in een klein gebied de norm van de Nitraatrichtlijn
                  niet wordt gehaald?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief voor het schriftelijk
                  overleg stand van zaken onderhandelingen met de Europese Commissie over derogatie
                  van de Nitraatrichtlijn en hebben nog enkele vragen.
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat al meerdere keren in brieven en debatten
                  wordt gesteld dat de Minister zich maximaal inspant voor het verkrijgen van derogatie.
                  Kan de Minister aangeven wat hij er concreet aan heeft gedaan om dit voor elkaar te
                  krijgen en of de gesprekken hierover op het hoogste politieke niveau plaatsvinden?
                  In de brief wordt aangegeven dat de Minister zich inzet om een derogatiebeschikking
                  voor vier jaar te verkrijgen. Waarop is deze termijn gebaseerd? En wat verstaat de
                  Minister hier concreet onder? Wordt hiermee een afbouwpad van vier jaar bedoeld? Zo
                  ja, is de Minister het met deze leden eens dat dat veel te kort is voor de sector
                  om zich hierop aan te passen?
               
Klopt de conclusie van de leden van de CDA-fractie dat er nog geen zekerheid is over
                  de derogatie in 2023 en dat daar pas op 15 september 2022 over besloten gaat worden?
                  Zo ja, wat gaat de Minister concreet doen om ervoor te zorgen dat ook in 2023 nog
                  een derogatie van hetzelfde niveau als de afgelopen jaren wordt verkregen? Welke argumenten
                  gaat de Minister aandragen om dit voor elkaar te krijgen? Deze leden benadrukken het
                  belang van een geleidelijk, realistisch afbouwpad na 2023 van minstens tien jaar,
                  zodat de sector de tijd krijgt om de omschakeling te maken, inclusief de innovaties
                  die daarvoor nodig zijn. Wat gaat de Minister doen om de sector te stimuleren om aan
                  deze omschakeling mee te werken? Kan de Minister aangeven hoe het staat met de uitvoering
                  van de motie over het per direct toestaan van kunstmestvervangers op basis van dierlijke
                  mest (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1403)?
               
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook een een scenario is uitgewerkt voor als
                  er geen volledige derogatie voor 2023 verkregen wordt. Hoeveel gaat dit de individuele
                  boer (financieel) kosten en op welke manier wordt deze gecompenseerd? Wat zijn de
                  exacte consequenties voor de sector en daarbuiten, concreter dan beschreven in de
                  brief van 26 april jongstleden? En wat zijn de gevolgen voor het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e APN) wanneer geen/minder derogatie voor 2023 verkregen wordt? Worden de eisen dan
                  naar beneden bijgesteld?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat wordt aangegeven dat het uitrijdseizoen
                  inmiddels ver gevorderd is en dat het daarom de inzet van de Minister is om de omvang
                  van de derogatie voor 2022 op hetzelfde niveau te houden als de afgelopen jaren. Waarom
                  worden beslissingen over belangrijke onderwerpen, onder andere derogatie, het Nationaal
                  Strategisch Plan (NSP) voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB-NSP) en het
                  7e APN, binnen de agrarische sector keer op keer te laat genomen, waardoor de boeren
                  steeds niet weten waar ze aan toe zijn? En is de Minister zich ervan bewust dat boeren
                  altijd ver vooruit moeten denken en plannen en dat dit wordt bemoeilijkt door deze
                  (te) late besluitvorming? Hoe verhoudt zich dit tot een goede landbouwpraktijk, zo
                  vragen deze leden. En wat gaat de Minister eraan doen om dit in het vervolg te voorkomen?
                  Deze leden hechten grote waarde aan duidelijkheid en perspectief voor de agrarische
                  sector.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en de PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de brief van de Minister gelezen
                  en hebben hier vragen en opmerkingen bij. De brief van de Minister is buitengewoon
                  summier en bevat eigenlijk geen nieuwe informatie. Dat maakt het voor de Kamer lastig
                  om haar controlerende functie uit te oefenen en de inzet en de slagingskansen te beoordelen
                  en af te wegen tegen andere belangen en het algemeen belang.
               
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie kunnen uit deze brief en het beleid van
                  de afgelopen decennia niet opmaken dat er een degelijke afweging ten guste van het
                  algemeen belang is gemaakt. Het lijkt erop, en de brief bevestigt dit ook wel, dat
                  het het doel van de Minister is om de huidige status quo, waarbij het huidige mestoverschot
                  maximaal mag worden uitgereden ten koste van natuur en waterkwaliteit, zoveel mogelijk
                  behouden dient te blijven. Deze leden zijn van mening dat het tijd wordt om met deze
                  praktijk en dit beleid te breken. De doelstellingen en mogelijkheden van het stikstoffonds,
                  de gewijzigde inzet van het GLB, de «Van boer tot bord»-strategie, de klimaat- en
                  natuurdoelstellingen en de gewijzigde maatschappelijke houding ten opzichte van de
                  intensieve veehouderij en de daaraan verbonden ethische bezwaren, zouden ook voor
                  de Minister aanleiding moeten zijn om anders naar de derogatie te kijken. De kwestie
                  van de derogatie, en veel breder de intensieve veehouderij, zou niet meer exclusief
                  vanuit de belangen van het agro-industriële complex moeten worden beschouwd, maar
                  vooral vanuit het algemeen belang, met gezondheid, klimaat en natuurbehoud als prioriteit.
                  Daarmee zouden nieuwe derogatie-afspraken en lagere nitraatplafonds hand in hand kunnen
                  gaan met een forse afname van de veestapel en extensivering van de landbouw, waardoor
                  het derogatiebeleid meewerkt met de bredere doelen van de Minister in plaats van deze
                  tegen te werken. Deze leden zijn benieuwd waarom hier niet voor is gekozen.
               
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben nog een aantal concrete vragen.
Om welke specifieke redenen staat de EC momenteel kritisch tegenover de Nederlandse
                     derogatie-aanvraag? Wat is volgens de EC de relatie met het coalitieakkoord en de
                     «Van boer tot bord»-strategie? Op welke manier is het Ministerie van Infrastructuur
                     en Waterstaat betrokken bij de derogatie-aanvraag en de implementatie daarvan in relatie
                     tot verbetering van de waterkwaliteit en hoe beziet de Minister van Infrastructuur
                     en Waterstaat de kansen en risico’s van het mogelijk aflopen van de derogatie in relatie
                     tot de opgave om de Kaderrichtlijn Water (KRW)-doelstellingen in 2027 te halen?
                  
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie lezen dat de waterkwaliteit bij derogatiebedrijven
                  volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in drie van de vijf
                  afgelopen jaren is achteruitgegaan vanwege de droogte. Deze achteruitgang is strijdig
                  met Europees recht. Is de Minister voornemens om in het kader van de door klimaatverandering
                  steeds vaker voorkomende droogte de algehele nitraatplafonds te verlagen om achteruitgang
                  in tijden van droogte te voorkomen? Wat zijn de acute gevolgen voor het mestbeleid
                  per bedrijf, in geval van droogte? Hoe grijpt de Minister in als door droogte extra
                  vervuiling dreigt?
               
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie vragen op welke wijze de Minister momenteel
                  bezig is met een plan B, in relatie tot het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG),
                  om te voorkomen dat als gevolg van verlies van derogatie meer kunstmest wordt gebruikt
                  waardoor de waterkwaliteit verder verslechtert of het economisch perspectief van boeren
                  daalt. Krijgen boeren die hun derogatie verliezen een vergelijkbaar «woest aantrekkelijk
                  aanbod» als boeren die op basis van te veel ammoniakemissie de lucht vervuilen?
               
Als als gevolg van het stikstofbeleid de veestapel met ongeveer een derde afneemt,
                  wat zijn dan de gevolgen voor het mestoverschot, vragen de leden van de Groenlinks-
                  en PvdA-fractie. En wat doet dat voor bedrijven die niet in de buurt van een kwetsbaar
                  natuurgebied zitten, maar wel hun derogatie verliezen? Is dit voldoende voor een nieuwe
                  mestbalans in Nederland?
               
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie willen voorkomen dat als gevolg van verlies
                  van de derogatie, dierlijke mest vervangen wordt door kunstmest. Is de Minister voornemens
                  de nitraatplafonds te verlagen bij verlies of vermindering derogatie en hiermee watervervuiling
                  te voorkomen en kringlooplandbouw te bevorderen?
               
Een mogelijk negatief effect van verlies van derogatie is het omzetten van grasland
                  naar snijmais. De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie willen graag weten welke
                  beleidsinstrumenten reeds beschikbaar zijn vanuit bijvoorbeeld het GLB om deze omzetting
                  te voorkomen en welke mogelijkheden de Minister nog meer ziet om deze omzetting in
                  de toekomst te voorkomen of te ontmoedigen.
               
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie vragen of er plannen zijn voor meer «technische
                  oplossingen» zoals mestvergisters of export om het mestoverschot als gevolg van verlies
                  van derogatie te voorkomen. Zijn of komen hier subsidies voor? Is de Minister het
                  met deze leden eens dat dit de overige doelen, zoals die voor natuur, tegenwerkt en
                  er grote risico’s voor lock-ins bestaan? Hoe wordt voorkomen dat boeren zich wederom
                  voor miljarden in de schulden steken om een landbouwpraktijk te continueren die niet
                  houdbaar is?
               
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie vragen of door door de Minister momenteel
                  maatregelen getroffen worden zodat een mogelijk verlies of vermindering van de derogatie
                  meegenomen kan worden door Rijk en provincies in de uitwerking van het NPLG en het
                  economische perspectief voor agrarische ondernemers. Is de Minister bereid om met
                  ketenpartijen in gesprek te gaan over hoe zij kunnen bijdragen aan de compensatie
                  van eventuele inkomstenderving van boeren bij een (gedeeltelijke) beëindiging van
                  derogatie?
               
De gevolgen van mogelijk verlies van derogatie zijn veelomvattend en complex, zo stellen
                  de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie. Is de Minister om deze reden bereid de
                  Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) om een aanvullend advies te vragen
                  over wat de kansen en risico’s op lange termijn zijn van het verlies van derogatie
                  in relatie tot het NPLG, de stikstofdoelen, de waterdoelen in relatie tot de KRW,
                  de klimaatdoelen en het economisch toekomstperspectief van de boeren en dit advies
                  met de Kamer te delen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de brief van
                  de Minister over de stand van zaken van de onderhandelingen met de EC over derogatie
                  van de Nitraatrichtlijn. Al jaren waarschuwen deze leden voor het moment waarop Nederland
                  de derogatie zal verliezen. In 2020 gaf de EC een laatste waarschuwing door niet voor
                  vier jaar, maar voor twee jaar derogatie te verlenen. En nu wijst alles erop dat er
                  na zestien jaar een einde komt aan deze uitzonderingspositie voor Nederland. Maar
                  nog altijd lijkt de Minister de kop in het zand te steken en tegen beter weten in
                  in te zetten op onmogelijke voorwaarden. Zo is zijn inzet om de omvang van de derogatie
                  voor 2022 op hetzelfde niveau te houden als de afgelopen jaren en om weer een beschikking
                  te krijgen voor de periode van vier jaar. Hoe kijkt de Minister naar de huidige gang
                  van zaken, nu Nederland geen derogatie heeft sinds begin dit jaar, de bemestingsperiode
                  voor grasland inmiddels ver gevorderd is en boeren mogelijk toch te veel mest hebben
                  uitgereden? Heeft de Minister overleg gehad met de Minister van Infrastructuur en
                  Waterstaat over wat dit betekent voor de waterkwaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
                  kan de Minister de uitkomsten van dit gesprek delen? Hoe kan de Minister zijn inspanningen
                  om de derogatie te verkrijgen verklaren in het licht van de stikstof- en watercrisis?
                  Is de Minister het met deze leden eens dat het uitrijden van (te veel) mest een negatief
                  effect heeft op het halen van de stikstof-, natuur- en waterkwaliteitsdoelen?
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er intussen niets is
                  gedaan om te anticiperen op de situatie die iedereen al van mijlenver aan kon zien
                  komen. Met als resultaat dat Nederland straks kampt met een acuut mestoverschot, waarbij
                  de kosten voor het afvoeren van grote hoeveelheden mest op het bordje komen van de
                  individuele melkveehouder. Erkent de Minister dit? De afgelopen jaren weigerde de
                  Minister bovendien categorisch om «vooruit te lopen» op het verlies van derogatie
                  en schoof daarom de vraag van deze leden hoe hij gaat voorkomen dat grote aantallen
                  dieren vroegtijdig naar de slacht worden afgevoerd bij verlies van derogatie, telkens
                  terzijde.1
                  2
                  3
                  4 Daarom nogmaals de vraag: hoe gaat de Minister voorkomen dat een groot aantal koeien
                  vroegtijdig naar de slacht zal worden afgevoerd uit vrees voor de hoge kosten van
                  mestafzet?
               
En dit terwijl de Minister zelf ook verwacht dat de EC zal komen met een conceptderogatiebeschikking
                  die «significant anders» zal zijn, zoals hij schrijft. Kan de Minister deze verwachting
                  nader toelichten? Op welke manier houdt de Minister in zijn nieuwe perspectiefbrief
                  over de toekomst van de landbouw rekening met de verwachte nieuwe situatie, zonder
                  derogatie?
               
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of de Minister kennis
                  heeft genomen van het plan van Rabobank, FrieslandCampina en Lely om met leningen
                  en subsidie melkveehouders te laten investeren in mestverwerkers van Lely.5 Melkveehouders worden zo opnieuw nog dieper in de schulden gelokt. Met grote minachting
                  voor dit kabinet en haar plannen stelt de hoge baas van FrieslandCampina dat dit in
                  hun ogen «een duurzamere en toekomstbestendigere oplossing is voor Nederland dan een
                  dure uitkoopregeling». Kan de Minister bevestigen dat de Minister voor Natuur en Stikstof
                  nu juist duidelijk heeft gemaakt dat maatregelen die nu worden genomen, vooruitlopend
                  op de gebiedsgerichte aanpak, «no-regret» moeten zijn en niet moeten leiden tot lock-in
                  effecten?6 Op welke manier gaat de Minister melkveehouders waarschuwen voor het doen van grote
                  investeringen en het aangaan van nieuwe leningen, terwijl nog onduidelijk is of en
                  hoe deze kunnen worden terugverdiend dan wel afgelost?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief over de stand van zaken
                  onderhandelingen met de EC over derogatie van de Nitraatrichtlijn en heeft daarover
                  nog enkele vragen.
               
Derogatieverlening is volgens het lid van de BBB-fractie uiterst belangrijk om te
                  voldoen aan alle eisen die er tegenwoordig gesteld worden aan de landbouwsector. Het
                  mogen inruilen van gebruiksruimte van kunstmest voor dierlijke mest draagt bij aan
                  het sluiten van kringlopen, minder gasverbruik door minder kunstmestproductie, minder
                  afvoer van bedrijven en dus minder vervoersbewegingen. Door de derogatievoorwaarden
                  hebben derogatiebedrijven overwegend betere prestaties op het gebied van waterkwaliteit
                  dan landbouwbedrijven zonder derogatie. De Nitraatrichtlijn schrijft voor dat er voorkomen
                  moet worden dat drinkwaterbronnen verontreinigd worden met nitraten waarbij de nitraatnorm
                  50mg/l water is. Derogatiebedrijven voldoen in grote mate (95%) aan deze norm. In
                  die zin kan gesteld worden dat het doel van de Nitraatrichtlijn grotendeels behaald
                  wordt, dankzij derogatie(voorwaarden). Heeft de Minister in beeld wat de verwachte
                  gevolgen zijn voor de waterkwaliteit op het moment dat derogatie verloren zou worden
                  en de 80% graslandeis vervalt?
               
Het lid van de BBB-fractie vindt het ook opmerkelijk dat doelen die buiten de scope
                  van de Nitraatrichtlijn vallen nu gekoppeld worden aan derogatieverlening. Zijn er
                  wettelijke grondslagen om andere opgaven die verder gaan dan de nitraatnorm van 50mg/l
                  te koppelen aan de derogatie van de Nitraatrichtlijn? Of is het mogelijk dat iedere
                  Europese richtlijn voorwaarden gaat stellen op gebieden waar die richtlijn niet voor
                  ontworpen is?
               
De onderhandelingen met de EC en het Nitraatcomité verlopen de afgelopen jaren erg
                  moeizaam. Het lid van de BBB-fractie vraagt daarom of er meer inzage gegeven kan worden
                  in het verloop van de gesprekken van die onderhandelingen. Zijn er gespreksverslagen
                  van deze gesprekken? Is de Minister bereid om deze, als ze er zijn, te delen met de
                  Kamer? Zo nee, waarom niet? Wat zegt de EC over het feit dat de nitraatnorm juist
                  onder derogatiebedrijven gehaald wordt? Als het doel van de richtlijn gediend is met
                  derogatie, wat is dan de onderbouwde argumentatie om er geen uitzondering op te verlenen?
                  Kan de Minister wellicht een overzicht geven van de landen die op dit moment gebruik
                  maken van derogatie, de voorwaarden waar zij aan moeten voldoen en een overzicht van
                  de waterkwaliteitsnormen aldaar? In eerdere antwoorden van de Minister staat: «De
                  uitgevoerde Nationale analyse waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 497) en de Ex ante-analyse waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 555) wijzen uit dat dit van grensregio tot grensregio varieert. In het derde kwartaal
                  van dit jaar zal de Minister van Infrastructuur en Water, zoals toegezegd tijdens
                  het Wetgevingsoverleg Water van 22 november 2021, uw Kamer hier uitgebreider over
                  informeren.»,7 dit impliceert dat er wel degelijk verschillende normen voor waterkwaliteit gehandhaafd
                  worden binnen lidstaten en dat er dus binnenstromend water vanuit grensregio’s in
                  Nederland níet aan de norm voldoet, waardoor dit bij de opgave van de Nederlandse
                  landbouw wordt opgeteld. Is de Minister het met dit lid eens dat dit een ongewenste
                  situatie oplevert? Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen dat verontreiniging
                  in water, dat vanuit grensregio’s ons land binnenkomt, op conto van onze landbouw
                  komt? Dit verdient volgens dit lid de hoogste prioriteit, zeker als derogatieverlening
                  door het gedifferentieerd hanteren van normen in gevaar komt. Is de Minister het met
                  dit lid eens dat de EC een afgebakende ruimte zou moeten hebben waarbij er niet voortdurend
                  extra voorwaarden buiten de scope van de richtlijn worden toegevoegd?
               
Het lid van de BBB-fractie constateert dat binnen de verschillende lidstaten verschillende
                  omstandigheden heersen op het gebied van klimaat en bodem. Is de Minister het met
                  dit lid eens dat één generieke norm in heel Europa vanuit landbouwkundig oogpunt vrijwel
                  onverdedigbaar is? Zijn hier gesprekken over met de EC? Is de Minister bereid om te
                  pleiten voor gedifferentieerde bemestingsnormen in de EU, afgestemd op lokale omstandigheden?
               
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister bekend is met het praktijkonderzoek
                  naar aanleiding van de literatuurstudie «Nitrate leaching from liquid cattle manure
                  compared to synthetic fertilizer applied to grassland or silage maize in the Netherlands»?
                  Uit het praktijkonderzoek blijkt dat uitspoeling van stikstof uit dierlijke mest (op
                  uitspoelinggevoelige gronden) aanzienlijk lager is dan dat van kunstmest, zelfs bij
                  een nog veel hogere stikstof uit dierlijke mest gift. Heeft de Minister dit onderzoek
                  bij de EC onder ogen gebracht? Zo ja, wat is de reactie? Zo nee, gaat de Minister
                  dit nog doen?
               
Is de Minister het eens met het lid van de BBB-fractie dat verlies van derogatie kostprijsverhogend
                  zou werken voor de bedrijven die gebruikmaken van derogatie en dit derhalve haaks
                  staat op alle ambities met betrekking tot grondgebondenheid en andere opgaven? Het
                  verdienvermogen van de agrarische sector zou een speerpunt zijn van dit kabinet en
                  het vorige, in de praktijk zien we regeling na regeling die dit verdienvermogen verder
                  onderuit haalt, het GLB is ook slechts een herverdeling van geld en een sigaar uit
                  eigen doos. Wanneer kan de Minister de eerder toegezegde impact-analyse overleggen
                  aan de Tweede Kamer?
               
II Antwoord / Reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
