Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Podt en Van der Laan over “het bericht 'Uitsluiting studenten energietoeslag is onrechtmatig, zeggen juristen'
Vragen van de leden Podt en Van der Laan (beiden D66) aan de Minister voor Armoedebestrijding, Participatie en Pensioenen over het bericht «Uitsluiting studenten energietoeslag is onrechtmatig, zeggen juristen» (ingezonden 15 juni 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
18 juli 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Uitsluiting studenten energietoeslag is onrechtmatig,
zeggen juristen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 6
In hoeverre bent u van mening dat «student zijn» een gerechtvaardigde grond is om
deze groep uit te sluiten van de energietoeslag via de categoriale bijzondere bijstand,
ook al is dit opgenomen in een richtlijn en niet in de wet?
Op basis waarvan is de afweging gemaakt dat studenten vanwege hun diverse woonsituatie
geen recht hebben op de categoriale bijzondere bijstand?
Antwoorden 2 en 6
In het wetsvoorstel zelf worden inderdaad geen groepen uitgesloten van het recht op
een eenmalige energietoeslag, ook studenten niet. Wel heb ik ter bevordering van een
uniforme uitvoering van de eenmalige energietoeslag gemeenten via de landelijke richtlijnen
geadviseerd studenten als categorie uit te sluiten van het recht op een eenmalige
energietoeslag. Daarvoor bestaat naar mijn oordeel een gerechtvaardigde en in principe
ook juridisch houdbare reden. De woonsituatie van studenten is namelijk zeer divers,
ook voor wat betreft de energiekosten. Ongeveer de helft van de studenten woont nog
thuis bij de ouders en heeft dus geen eigen energierekening. Voor een aanzienlijk
deel gaat het bij uitwonende studenten bijvoorbeeld om kamerbewoners, met een huurprijs
inclusief energiekosten. Vanwege deze diversiteit in woonsituatie acht ik voor deze
doelgroep de individuele bijzondere bijstand een geschikter instrument dan de categoriale
bijzondere bijstand. Op deze wijze komt de financiële ondersteuning vanuit de bijzondere
bijstand uitsluitend terecht bij de studentenhuishoudens die het daadwerkelijk nodig
hebben.
Overigens geldt er voor jongeren tot 21 jaar een wettelijke onderhoudsplicht voor
de ouders.
Vraag 3
Bestaat er een risico dat gemeenten beroepszaken zullen verliezen omdat zij de richtlijn
vanuit het ministerie naleven?
Antwoord 3
Zoals ik in het vorige antwoord heb toegelicht, bestaat er naar mijn oordeel een gerechtvaardigde
en in principe ook juridisch houdbare reden om studenten uit te sluiten van het recht
op een eenmalige energietoeslag. Gemeenten beschikken over beleidsvrijheid bij het
toekennen van de energietoeslag.
Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich dat een gemeente bij de vormgeving van het
beleid bij de eenmalige energietoeslag en bij de uitvoering ervan moet waarborgen
dat mensen in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Indien een betrokkene beroep
instelt tegen een individueel besluit tot afwijzing van de eenmalige energietoeslag,
zal de rechter onder andere toetsen of het besluit leidt tot ongelijke behandeling
van gelijke gevallen.
Vraag 4
Erkent u dat studenten, net als andere burgers, te maken kunnen krijgen met een hogere
energierekening?
Antwoord 4
Afhankelijk van hun woonsituatie kunnen ook studenten te maken krijgen met een hogere
energierekening.
Vraag 5
Hoeveel studenten hebben naar schatting te maken met een hogere energierekening en
wat is hun gemiddelde toegenomen last?
Antwoord 5
Ik kan niet aangeven hoeveel studenten te maken hebben met een hogere energierekening.
Ongeveer de helft van de studenten woont thuis bij de ouders en heeft dus geen eigen
energierekening. Ik heb geen beeld van het aantal uitwonende studenten dat een zelfstandige
of gedeelde energierekening heeft en mogelijk een financieel probleem zou hebben als
gevolg van de sterk gestegen energieprijzen. Duidelijk is wel dat de woonsituatie
van studenten zeer divers is, ook voor wat betreft de energiekosten.
Vraag 7
Hoeveel studenten hebben reeds bij gemeenten een aanvraag voor bijzondere bijstand
gedaan naar aanleiding van de hogere energielasten?
Antwoord 7
Het is mij niet bekend hoeveel studenten op het ogenblik een aanvraag voor individuele
bijzondere bijstand hebben gedaan bij hun gemeente in verband met de sterk gestegen
energieprijzen.
Vraag 8
In hoeverre is het aannemelijk dat studenten in aanmerking komen voor individuele
bijzondere bijstand, rekening houdend met de voorwaarden die hieraan verbonden zijn?
Antwoord 8
De verlening van bijzondere bijstand is zowel financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd
aan de gemeenten. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand zijn de
gemeenten gehouden aan de wettelijke kaders van de Participatiewet. Eén van die kaders
betreft de in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet opgenomen regel dat geen
recht op bijzondere bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een
voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel geacht wordt voor de belanghebbende
toereikend en passend te zijn.
Bijzondere bijstand wordt verleend op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.
Bij een aanvraag wordt allereerst getoetst of de kosten waarvoor bijzondere bijstand
wordt gevraagd zich voordoen, of die kosten in dat geval noodzakelijk zijn en of die
kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De voorwaarden voor het recht op
individuele bijzondere bijstand verschillen per gemeente. Dit geldt ook voor de individuele
bijzondere bijstand in verband met de sterk gestegen energieprijzen. Binnen een gemeente
gelden er in beginsel voor studenten geen andere voorwaarden voor het recht op bijzondere
bijstand dan voor andere burgers.
Als het college van burgemeester en wethouders bovengenoemde vragen bevestigend beantwoordt,
toetst het college of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag,
het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Bij
het bepalen van het inkomen voor studenten moet het inkomen uit studiefinanciering
op grond van de Wet studiefinanciering 2000 in aanmerking worden genomen naar het
van toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud.2 Dat schrijft artikel 33, eerste lid, van de Participatiewet voor. Dit is namelijk
een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet,
omdat daarover redelijkerwijs kan worden beschikt. Het is vaste rechtspraak dat het
niet-afsluiten van een rentedragende lening – met als gevolg daarvan een lagere draagkracht
– niet kan worden afgewenteld op de bijstand.3 Dit betekent overigens niet dat een student gehouden is om maximaal te lenen bij
DUO; het afzien van deze mogelijkheid levert de student echter geen hoger recht op
bijstand op.
Vraag 9
In hoeverre is naar studenten actief gecommuniceerd dat ook zij aanspraak kunnen maken
op de individuele bijzondere bijstand?
Antwoord 9
Ik ga op korte termijn in overleg met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en gemeenten
om te bezien in hoeverre de website van DUO benut kan worden om studenten te wijzen
op de mogelijkheid van individuele bijzondere bijstand in verband met de sterk gestegen
energieprijzen.
De voorwaarden voor het recht op individuele bijzondere bijstand verschillen per gemeente.
Dit geldt ook voor de individuele bijzondere bijstand in verband met de sterk gestegen
energieprijzen. De voorlichting zal niet dan ook niet anders dan algemeen kunnen zijn.
Vraag 10
In hoeverre wordt er met verhuurders en studentenhuisvestingsorganisaties gesproken
over het isoleren van woningen?
Antwoord 10
Vanuit het Rijk is er veelvuldig contact met verhuurders en studentenhuisvestingsorganisaties.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zit regelmatig om tafel
met Kences, de LSVb, UNL, stichting LOS, Nuffic, VH, de kennissteden, The Class Foundation
en Vastgoed Belang. Met al deze partijen wordt het nieuwe Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
opgesteld dat in september aan uw Kamer zal worden aangeboden.
Ook duurzaamheid in combinatie met betaalbare studentenwoningen krijgt daarin een
plek. In het reguliere overleg worden onderwerpen zoals duurzaamheid besproken en
concreet opgepakt door degene die als verantwoordelijke wordt opgenomen in het landelijk
actieplan. Zo is dit onderwerp niet alleen bij de verhuurders en studentenhuisvestingsorganisaties
geadresseerd, maar hebben ook de gemeenten een verantwoordelijkheid waar het gaat
over informatievoorziening met betrekking tot een duurzame studentenwoning.
Parallel hieraan lopen twee beleidstrajecten die invloed kunnen hebben op de isolatiestaat
van studentenwoningen. Zo worden met woningcorporaties prestatieafspraken gemaakt
over het uitfaseren van huurwoningen met slechte energielabels (E, F en G). Dit raakt
ook zelfstandige studentenwoningen. Daarnaast wordt in het kader van de modernisering
van het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen onderzocht of de isolatie
van onzelfstandige studentenwoningen beter gestimuleerd kan worden door toevoeging
van het energielabel.
Vraag 11
Welke mogelijkheden ziet u om jongeren en studenten die te maken hebben met een hogere
energierekening en hogere prijzen door inflatie te ondersteunen?
Antwoord 11
Het kabinet heeft aanvullende maatregelen omtrent de koopkracht en de stijgende energieprijzen
voor dit jaar getroffen. In het bijzonder verlaagt het kabinet de btw op de energierekening
per 1 juli 2022 van 21 naar 9 procent. Daarnaast heeft het kabinet eind vorig jaar
de energiebelastingen verlaagd. Ook jongeren en studenten hebben profijt van deze
maatregelen.
Vraag 12
Bent u bereid om samen met de studentenorganisaties te bekijken hoe de voorlichting
van studenten over de individuele bijzondere bijstand te verbeterd kan worden?
Antwoord 12
Ik ben met gemeenten in gesprek over de knelpunten die zij ervaren met de energietoeslag
en de positie van studenten. Ik wil daarbij ook de signalen betrekken van gemeenten
die aangeven een goed uitvoerbare werkwijze ten aanzien van studenten te hebben. Aan
de hand van de uitkomsten zal ik bezien in hoeverre de communicatie naar studenten
nog aangepast moet worden en welke rol studentenorganisaties daarbij kunnen vervullen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.