Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Nispen over het Kremlin aan de Zuidas
Vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Nispen (beiden SP) aan de Ministers van Financiën, van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het Kremlin aan de Zuidas (ingezonden 23 juni 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 15 juli 2022).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Advocatenkantoor Houthoff verdiende miljoenen met
werk voor gesanctioneerde Russische staatsbanken»?1
Antwoord 1
Zoals ook eerder al in antwoord op Kamervragen is aangegeven nemen advocaten een bijzondere
positie in onze rechtsstaat in. De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat advocaten
deze bijzondere positie waarmaken door de op hen van toepassing zijnde regelgeving
na te leven.2 Het artikel van Follow The Money draait om de vraag of het uitbrengen van aandelen
door Houthoff aangemerkt kan worden als «bijstand bij het uitbrengen van overdraagbare
effecten» en of er dus sprake is van overtreding van de toen geldende sanctieregelgeving.
Na onderzoek heeft de toezichthouder in kwestie, de Amsterdamse deken, vastgesteld
dat Houthoff in de beschreven casus niet in strijd met de sanctieregeling heeft gehandeld.
Vraag 2 en 3
Kunt u bevestigen dat Sberbank inderdaad in 2014 op de sanctielijst is gezet, dat
Sberbank in de jaren erna is bijgestaan door het Kremlin aan de Zuidas en dat advocatenkantoor
Houthoff dus inderdaad op tijd cliëntenonderzoek had moeten doen?
Klopt het dat de Deken van de Amsterdamse orde van advocaten niet heeft onderzocht
of er wel een adequaat cliëntenonderzoek heeft plaatsgevonden bij Houthoff naar de
Sberbank in het kader van de aanwezigheid van Sberbank op de sanctielijst?3
Antwoord 2 en 3
Sberbank was als entiteit niet gelist in 2014 waardoor de tegoeden van Sberbank niet waren bevroren en er geen algemeen
verbod gold om zaken te doen met Sberbank. Wel golden er bepaalde beperkingen voor
het verstrekken van specifieke (financiële) dienstverlening aan Sberbank. Specifiek
gaat het om een verbod op de directe of indirecte aankoop, verkoop, tussenhandel of
bijstand bij de uitgifte van, of andere vormen van handel in, overdraagbare effecten
en geldmarktinstrumenten met een looptijd van meer dan 90 dagen die zijn uit gegeven
tussen 1 augustus 2014 en 12 september 2014, of met een looptijd van meer dan 30 dagen,
die zijn uitgegeven na 12 september 2014.
Gelet op de bijzonder positie van de advocatuur in onze samenleving vindt het toezicht
op advocaten onafhankelijk van de Staat plaats. Daarbij hoort ook dat ik in beginsel
terughoudend ben bij het reageren op individuele casus, zo ook deze.
In zijn algemeenheid geldt dat, zoals ook in antwoord op eerdere Kamervragen is aangeven4, als er sprake is van een advocaat-cliënt relatie, advocaten op grond van de Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme weten (Wwft) en ook op
grond van de Verordening op de advocatuur (Voda) moeten weten wie hun cliënten zijn
en cliëntenonderzoek moeten doen. Dit onderzoek moet in beginsel plaatsvinden voordat
wordt gestart met de zakelijke relatie (artikel 4 lid 1 Wwft). Indien het noodzakelijk
is om de dienstverlening niet te verstoren en indien er weinig risico op witwassen
of financieren van terrorisme bestaat, mag met de zakelijke relatie worden gestart
voordat het cliëntenonderzoek volledig is afgerond. De identiteit van de cliënt moet
dan alsnog zo spoedig mogelijk na het eerste contact met de cliënt worden geverifieerd
(artikel 4 lid 3 Wwft). Gelet op het geldende sanctieregime zullen advocaten bij hun
dienstverlening tevens steeds na moeten gaan wat wel of niet is toegestaan, en of
een ontheffing vereist is.
Uit het bericht op de website van de Amsterdamse orde van advocaten maak ik op dat
de Amsterdamse deken kort gezegd onderzoek heeft gedaan naar de vraag of er bij de
dienstverlening door Houthoff aan de herstructurering van een Kroatisch detailhandelsconcern
mogelijk sprake was van schending van de toen geldende sancties. De Amsterdamse deken
heeft, volgens het bericht, na onderzoek geconcludeerd dat daar geen sprake van is
en dat de bij de herstructurering betrokken kantoren voorafgaand aan die herstructurering
zorgvuldig en adequaat onderzoek hebben gedaan naar de toelaatbaarheid van die transactie.
Vraag 4
Bent u bereid er voor te zorgen dat het bewijs dat FTM in handen heeft ook bij de
toezichthouder op de Amsterdamse advocaten terecht komt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee. Het is niet mijn rol om te zorgen dat eventueel bewijsmateriaal bij een toezichthouder
terecht komt. Het staat de journalist en de Amsterdamse deken uiteraard vrij om met
elkaar in contact te treden om te bezien of en zo ja op welke wijze eventueel bewijsmateriaal
beschikbaar kan worden gesteld aan de toezichthouder.
Vraag 5
Is het mogelijk om het desbetreffende advocatenkantoor alsnog strafrechtelijk te vervolgen
voor eventuele overtreding van de sancties op basis van de Wet economische delicten,
Wet ter voorkoming van witwassen of financieren van terrorisme of een andere wet?
Kunt u uw antwoord toelichten?5
Antwoord 5
Zowel overtredingen van verplichtingen bij of krachtens de Sanctiewet 1977 als de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme worden gezien als een
economisch delict en kunnen binnen het strafrecht bestraft worden. In algemene zin
geldt dat als er concrete signalen zijn dat de sanctiewetgeving wordt overtreden,
het OM – zoals bij alle signalen die wijzen op mogelijke strafbare feiten – onderzoekt
of er aanknopingspunten zijn om een strafrechtelijk onderzoek te starten.
Vraag 6
Kunnen de miljoenen die Houthoff heeft opgestreken worden geconfisqueerd op basis
van de sancties indien eventuele vervolging tot een veroordeling leidt?
Antwoord 6
Ik ga niet in op hypothetische juridische situaties. In de Aanwijzing Afpakken van
het Openbaar Ministerie6 worden de verschillende strafrechtelijke afpakmogelijkheden beschreven.
Vraag 7
Wat is de stand van zaken van de wettelijke regeling die in antwoord op eerdere schriftelijke
Kamervragen werd aangekondigd7 en later ook door sanctiecoördinator de heer Blok werd aanbevolen?8
Antwoord 7
Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de Sanctieregelgeving door advocaten
werk ik samen met de Minister van Buitenlandse Zaken aan een noodzakelijke wettelijke
regeling. Hierbij worden de rechtstatelijke uitgangspunten zoals de wettelijke geheimhoudingsplicht
en het onafhankelijk toezicht in acht genomen. Zoals eerder door de Minister van Buitenlandse
Zaken aan uw Kamer is gemeld streeft het kabinet ernaar uw Kamer voor de begrotingsbehandelingen
een hoofdlijnenbrief te sturen over dit onderwerp.9
Voor de volledigheid meld ik dat ik uw Kamer op 13 juni jl. heb geïnformeerd over
de versterking van het toezicht op de advocatuur.10 Die versterking houdt onder meer in dat er een landelijk toezichthouder op de advocatuur
komt die verantwoordelijk wordt voor het toezicht op onder meer de naleving door advocaten
van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet, de Wet ter voorkoming van witwassen
en financiering van terrorisme (Wwft) en de Sanctieregelgeving.
Vraag 8
In het rapport-Blok11 staat: «Om de meldplicht [van o.a. de advocatuur] te creëren en deze te versterken
ten opzichte van de geheimhoudingsplicht zou deze verordening aangepast moeten worden.
Er ligt inmiddels een verzoek van Nederland bij de Europese Commissie om dit voor
te stellen. Mocht aanpassing van deze verordening weinig kansrijk lijken of lang gaan
duren, dan beveel ik aan te onderzoeken of door aanpassing van wet- en regelgeving
de meldplicht kan worden gecreëerd». Wat is hiervan de stand van zaken, mede gegeven
het feit dat het kabinet aangaf alle aanbevelingen van dit rapport te omarmen?
Antwoord 8
Dit is momenteel onderdeel van gesprek in EU-kader. Het Europese traject om dit door
te voeren heeft echter tijd nodig, gezien noodzaak van besluitvorming met 27 lidstaten.
Zoals ook bij het antwoord op vraag 7 gemeld bereidt het kabinet tegelijkertijd een
hoofdlijnenbrief voor ten behoeve van de herziening van nationale sanctiewet- en regelgeving.
Het kabinet streeft ernaar deze brief voor de begrotingsbehandelingen aan uw Kamer
te verzenden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.