Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het bericht 'Kabinet, schep duidelijkheid over de verhuisboete voor bedrijven'
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Kabinet, schep duidelijkheid over de verhuisboete voor bedrijven» (ingezonden 21 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst),
mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 15 juli 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1295.
Vraag 1
Bent u bekend met de oproep van VNO-NCW/MKB-Nederland; «Kabinet, schep duidelijkheid
over de verhuisboete voor bedrijven»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2 en 3
Herkent en deelt u de zorgen die in ondernemend Nederland leven bij zowel grotere
ondernemingen, als het midden- en kleinbedrijf (mkb) over (het boven de markt hangen
van) de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting die niet alleen effect
heeft op verhuizing van bedrijven naar het Verenigd Koninkrijk maar ook naar landen
als Spanje, Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
graag een toelichting.
Wat doet de voorliggende Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting met
het Nederlandse vestigings- en investeringsklimaat? In hoeverre draagt de Spoedwet
conditionele eindafrekening dividendbelasting bij aan de stabiliteit en de betrouwbaarheid
van het Nederlandse investeringsklimaat in internationaal verband? Wat betekent de
onzekerheid over de mogelijke introductie van een conditionele eindafrekening, maar
zeker ook dit gehele proces waarbij de conditionele eindafrekening maar boven de markt
blijft hangen inclusief de terugwerkende kracht, voor de aantrekkelijkheid van Nederland
voor buitenlandse bedrijven en/of investeerders? In hoeverre draagt het voorliggende
initiatiefwetvoorstel bij aan het behoud en het aantrekken van grotere internationale
ondernemingen? Kunt u bij deze analyse ook de NFIA (Netherlands Foreign Investment
Agency) betrekken? Wat betekent deze wet voor mkb-bedrijven die hun bedrijfsactiviteiten
in het buitenland willen uitbreiden?
Antwoorden 2 en 3
De initiatiefnemer tracht met het initiatiefwetsvoorstel te voorkomen dat de Nederlandse
dividendbelastingclaim verloren gaat indien een hoofdkantoor vertrekt uit Nederland
door af te rekenen over de opgebouwde (latente) winstreserves. Middels een verhaalsrecht
kan het vertrekkende lichaam in theorie deze dividendbelasting claimen bij de aandeelhouders,
terwijl deze dividenden nog niet ter beschikking zijn gesteld aan de aandeelhouders.
Uit de toelichting bij de vierde nota van wijziging kan worden opgemaakt dat het wetsvoorstel
zich eenzijdig richt op enkele specifieke bedrijven. Ook dit heeft een negatieve impact
op de betrouwbaarheid en aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsland. Bovendien
zijn er op dit moment geen andere landen die een soortgelijke eindheffing kennen.
Deze additionele belasting zal een negatief effect hebben op de bedrijven die zich
in Nederland willen vestigen, terwijl het beleid van Nederland erop gericht is handelsbarrières
te voorkomen. De door deze bedrijven in Nederland opgebouwde (latente) winstreserves
worden immers, bij een vertrek uit Nederland richting een kwalificerende staat, in
de heffing betrokken ongeacht een latere belastingheffing bij de aandeelhouders. Dit
gaat verder dan de aanpak van belastingontwijking en zet de aantrekkelijkheid van
Nederland, zeker in vergelijking tot andere (lid)staten, onder druk. Tot slot leiden
de vele wijzigingen in de inwerkingtreding in het algemeen tot (rechts)onzekerheid
voor lichamen en hun (potentiële) aandeelhouders. Onzekerheid in het overheidsbeleid
– en dus ook ten aanzien van het initiatiefwetsvoorstel – kan van negatieve invloed
zijn op (toekomstige) investeringsbeslissingen in Nederland. Bij de NFIA hebben verschillende
buitenlandse bedrijven reeds aangegeven dat men zich zorgen maakt over (de dynamiek
rond) het voorstel.
Overigens geldt dat het initiatiefwetsvoorstel meerdere keren (ingrijpend) is gewijzigd,
voor het laatst bij vierde nota van wijziging.2 Het vertrek van een lichaam naar een andere staat betekent niet zonder meer dat er
dient te worden afgerekend over de dividendbelastingclaim. In de huidige vorm van
het initiatiefwetsvoorstel geldt dat de geïntroduceerde eindafrekening in de dividendbelasting
slechts ziet op (latente) winstreserves van een lichaam dat vertrekt uit Nederland
naar een land buiten de EU of de EER dat geen bronheffing op dividenden kent of dat
bij binnenkomst de (latente) winstreserves aanmerkt als gestort kapitaal. Gelet op
de voorgaande beperkingen zal een verhuizing van een bedrijf naar Spanje, Frankrijk
en Italië geen eindheffing tot gevolg hebben. Dit geldt ook voor de Verenigde Staten
omdat die wel een bronbelasting kennen op dividenden.
Daarnaast kent het initiatiefwetsvoorstel franchise van € 50 miljoen. Dat betekent
dat dat alleen dividendbelasting is verschuldigd voor zover de waarde in het economische
verkeer van het vermogen het op de aandelen gestorte kapitaal van het vertrekkende
lichaam het bedrag van de franchise van € 50 miljoen overstijgt. Dit betekent dat
het initiatiefwetsvoorstel geen MKB-bedrijven zou moeten raken.
Vraag 4 en 5
Kunt u ingaan op de juridische houdbaarheid van deze spoedwet? Kunt u tevens ingaan
hoe deze wet zich verhoudt tot het bestaande belastingstelsel en de verdragsverplichtingen?
De initiatiefnemer van de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting zal
te zijner tijd om een officiële kabinetsreactie vragen, maar deze leden hechten veel
waarde aan zo snel mogelijk duidelijkheid door het kabinet over de (on)wenselijkheid
van deze conditionele eindafrekening dividendbelasting, de juridische haalbaarheid
en de gevolgen voor BV Nederland, Nederlandse bedrijven en de werkgelegenheid. Kunt
u daarop reageren en reflecteren ook het advies van de Raad van State in acht nemend?
Antwoord 4 en 5
Het kabinet heeft meerdere bezwaren tegen het initiatiefwetsvoorstel. In de kabinetsreactie
van vandaag worden deze bezwaren uitgebreid toegelicht. In de kern gaat het om de
volgende bezwaren:
De doeltreffendheid en doelmatigheid van het initiatiefwetsvoorstel zijn twijfelachtig.
De in het initiatiefwetsvoorstel voorgestelde wijzigingen betekenen een ingrijpende
stelselwijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, terwijl de heffing beperkt
is tot een zeer kleine groep aandeelhouders.
De uitoefening van het verhaalsrecht van de vennootschap op de aandeelhouders is te
gecompliceerd.
Er is een reële kans dat een rechter het initiatiefwetsvoorstel strijdig acht met
Nederlandse belastingverdragen en de goede trouw die Nederland bij de uitleg en toepassing
daarvan in acht moet nemen.
De voorgestelde heffing is naar de mening van het kabinet in strijd met het vrije
verkeer van kapitaal.
De voorgestelde franchise van € 50 miljoen kan, nu dit niet objectief lijkt te kunnen
worden gemotiveerd, leiden tot een selectief voordeel en derhalve tot een risico van
staatssteun ten behoeve van ondernemingen die onder die drempel vallen.
Het initiatiefwetsvoorstel is zeer lastig uitvoerbaar.
De terugwerkende kracht van de in het initiatiefwetsvoorstel opgenomen maatregelen
lijkt niet gerechtvaardigd en de vele wijzigingen in de inwerkingtreding leiden tot
(rechts)onzekerheid voor lichamen en hun (potentiële) aandeelhouders.
De eindheffing heeft een negatieve impact op investeringen in Nederland.
De Afdeling heeft op 2 september 2020, 30 september 2020 en – na de vierde nota van
wijziging – opnieuw op 13 april 2022 advies uitgebracht. De Afdeling heeft zich in
al haar adviezen kritisch uitgelaten over het initiatiefwetsvoorstel, met name in
verhouding tot de belastingverdragen, de verenigbaarheid met het Unierecht, de vestigingsplaatsfictie
en de terugwerkende kracht. Daarom adviseert de afdeling om het voorstel niet in behandeling
te nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.