Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mohandis over de gezinshuizen in de jeugdzorg
Vragen van het lid Mohandis (PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de gezinshuizen in de jeugdzorg (ingezonden 20 juni 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
14 juli 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Schreeuwend tekort aan jeugdzorgplekken creëert cowboymarkt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u goed in beeld hoe het aanbod aan gezinshuizen zich in de afgelopen jaren heeft
ontwikkeld? Zo ja, kunt u dit beeld met ons delen?
Antwoord 2
Het aantal gezinshuizen is gegroeid en meer dan verdubbeld van 479 gezinshuizen in
2012 tot 979 gezinshuizen in het jaar 2020.2
Vraag 3
Welke rol moeten gezinshuizen in de toekomst gaan spelen in ons jeugdzorgstelsel?
Voorziet u een verdere groei?
Antwoord 3
Het beleid is erop gericht kinderen «zo thuis mogelijk» te laten opgroeien. Soms kunnen
kinderen toch niet thuis blijven wonen en is een uithuisplaatsing nodig. Bij een uithuisplaatsing
willen we kinderen het liefst in een kleinschalige en gezinsgerichte voorziening laten
wonen. Dit kan een pleeggezin zijn of als dat niet mogelijk is een gezinshuis of andere
kleinschalige voorziening. Met ons beleid voorzien we dan ook een groei van de gezinshuizen
en andere kleinschalige jeugdhulpvoorzieningen met verblijf.
Vraag 4 en 5
Hoe past de groei van bv’s onder gezinshuishouders bij uw visie op de rol van het
gezinshuis in het jeugdzorgstelsel?
Deelt u de mening van de, in het artikel genoemde, gezondheidseconoom dat het niet
passend is bij de geest van de wet dat er zoveel bv constructies zijn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4 en 5
Er zijn vele constructies van gezinshuiszorg mogelijk. De gezinshuisouders kunnen
in loondienst zijn, ze kunnen als franchiser werkzaam zijn, maar ook kunnen zij als
onderaannemer werkzaam zijn voor een grotere zorgaanbieder.
Een klein deel van de gezinshuizen is vrijgevestigd en niet aangesloten bij een zorgaanbieder
of franchise-organisatie. Deze zelfstandige ondernemers moeten eveneens voldoen aan
de vigerende wet- en regelgeving.
Wetgeving staat niet in de weg ten aanzien van de verschillende organisatievormen
en constructies. Zorgorganisaties, zoals gezinshuizen hebben de vrijheid om daarin
zelf een keuze te maken.
We zien dat in 2020 veel nieuwe zelfstandige gezinshuizen zijn gestart. Onder deze
gezinshuizen wordt soms voor een Besloten Vennootschap (bv) gekozen. Dit is echter
niet in strijd met de wet- en regelgeving als deze gezinshuizen maar wel voldoen aan
de kwaliteitseisen die er worden gesteld. De sector zelf heeft kwaliteitscriteria
opgesteld en deze criteria moeten leidraad zijn bij de inrichting van de zorg in de
gezinshuizen. Indien hier niet aan wordt voldaan, dan kan de IGJ met het toezicht
op de gezinshuizen ingrijpen. Zie ook antwoord op vraag 9.
Vraag 6
Bent u bereid om beter te controleren op de verplichte WNT-verantwoording bij gezinshuizen
met en bv constructie? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Instellingen die onder de reikwijdte van de WNT vallen, zijn verplicht om een WNT-verantwoording
op te stellen en deze in de jaarrekening van de WNT-instelling openbaar te maken.
Alle jeugdhulpaanbieders die niet als solist werkzaam zijn, vallen onder de WNT. Dit
geldt ook voor gezinshuizen. Uitgezonderd zijn o.a. de eenmanszaken, de maatschappen,
de vennootschappen onder firma (vof’s) en de commanditaire vennootschappen (CV’s).
Zie ook het antwoord op vraag 8.
Het CIBG, die de toezichthouder op de WNT is, is verantwoordelijk voor het onderzoek
naar de naleving van de WNT. Gezinshuizen worden op dit moment door het CIBG meegenomen
in de steekproef in het kader van het risicogericht toezicht.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de grote tariefverschillen voor gezinshuizen tussen gemeenten? Kunt
u de tariefverschillen voor gezinshuizen meenemen in uw plannen om meer te sturen
op reële tarieven in de jeugdzorg? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Er kan verschil zijn tussen de tarieven die gezinshuizen en gemeenten met elkaar afspreken.
Gezinshuizen verschillen namelijk in aanbod van zorg of zorgzwaarte en andere kenmerken
die dit tariefverschillen kunnen rechtvaardigen. Het is daarom aan gemeenten en aanbieders
van gezinshuiszorg om afspraken te maken over de tarieven. Vanuit VWS ondersteunen
we gemeenten en aanbieders bij het opzetten van een eerlijk tarief met de handreiking
tariefstelling gezinshuizen. Daarnaast wordt er gewerkt aan de AMvB reële prijzen
Jeugdwet om gemeenten en aanbieders te ondersteunen bij het inkoopproces. Daarin staat
kostprijselementen die gebruikt worden voor de opbouw van een reële prijs voor jeugdhulp.
Vraag 8
Gezinshuizen kunnen ervoor kiezen om hun bedrijf onder te brengen in een vennootschap
onder firma (vof), en zijn zo niet gebonden aan de WNT. Deelt u de mening dat het
niet wenselijk is dat eigenaren van gezinshuizen een hoop meer verdienen dan de WNT
voorschrijft? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik deel uw mening dat het niet wenselijk is dat eigenaren van gezinshuizen veel meer
verdienen dan de WNT voorschrijft. De WNT is echter alleen van toepassing op WNT-instellingen
die rechtspersoonlijkheid bezitten, en een vof valt daar niet onder. De WNT betreft
de normering van inkomens, het loon voor verrichte arbeid.
De mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan de beloning voor inbreng van kapitaal,
winst, zal worden opgenomen in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders
(Wibz). Dit wetsvoorstel heeft de Minister voor Langdurige zorg en Sport onlangs nader
toegelicht in de brief van 29 juni jongstleden met betrekking tot de aanpak van niet-integere
zorgaanbieders (Kamerstuk 28 828, nr. 133).
Vraag 9
Hoe is het toezicht op de kwaliteit van gezinshuizen geborgd? Welke uitdagingen ziet
u hierbij?
Antwoord 9
Zorginstellingen moeten zich, ongeacht de vorm van financiering of het eigenaarschap,
houden aan de regelgeving, o.a. op het gebied van kwaliteit en besturing van de zorginstelling.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ziet erop toe dat het kwaliteitsniveau van de
geleverde zorg bij een zorginstelling voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving.
Wanneer de geleverde zorg ondermaats is, heeft de IGJ de bevoegdheid om te handhaven
en in te grijpen.
De IGJ kan op verschillende manieren ingrijpen. Na een toezichtonderzoek wordt een
rapport opgesteld en kan de IGJ vragen om een verbeterplan, of men kan ook een waarschuwing
geven. Tenslotte kan een formele interventie worden opgelegd zoals een verscherpt
toezicht, een aanwijzing, een last onder dwangsom, een last onder bestuursdwang, een
boete of bevel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.